RB
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 3864
5 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Protéines France

 
RB 2578

Envelop met juridisch symbool, zonder naam adverteerder onvoldoende herkenbaar als reclame

Vzr. RCC 21 oktober 2015, RB 2578; Dossiernr: 2015/00985 (Goed-Leven Sarl)
Toewijzing. Direct marketing. Artikel 11.1 NRC. Uiting: Het betreft een geadresseerde brief in een envelop waarop een weegschaal staat afgebeeld met de tekst “algemene directie”. Voorts staat op de envelop: “Laatste herinnering”, “Dringend” en ”Onmiddellijk openen!”. Op de envelop staat verder het postbusadres van adverteerder zonder vermelding van de naam van adverteerder. In de brief die men ziet na het openen van de envelop staat dat de ontvanger recht heeft op een “Super cheque!”.

Klacht: Klager stelt dat door het gebruik van het juridische symbool van een weegschaal sprake lijkt van een juridische brief in verband met incasso- of deurwaarderszaken. Bovendien kan de postbesteller hierdoor niet zien dat het een reclamefolder betreft waardoor hij de brievenbussticker van klager negeert.

Voorzitter:

1)  Vooropgesteld wordt dat artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), waaraan op grond van de klacht dient te wor­den ge­toetst, bepaalt dat reclame “duidelijk” als zodanig herkenbaar dient te zijn. Bij de beoor­de­ling van de vraag of ook in het on­der­havige geval aan dit vereis­te is voldaan, zal de voorzitter uit­slui­tend acht slaan op de envelop en niet op de in­houd daarvan, enerzijds omdat tegen de inhoud geen klacht is ingediend (hierdoor blijft in het midden of die inhoud misleidend is) en ander­zijds omdat artikel 11.1 NRC ook geldt voor een afzonderlijke envelop, dat wil zeggen geabstra­heerd van de inhoud daarvan. De voorzitter verwijst in dit verband naar dossier 2011/00080.

2)  De voorzitter stelt voorop dat het publiek reeds op grond van de envelop zonder moeite moet kunnen vaststellen dat sprake is van reclame. Als de ont­vanger pas na het openen van de envelop kan zien dat deze reclame bevat, is in ieder geval niet aan het voor­schrift van ar­tikel 11.1 NRC voldaan. Deze situatie doet zich voor indien uit de en­velop in het ge­heel niet blijkt dat deze reclame betreft. Hetzelfde geldt indien de ontvan­ger door infor­matie op de en­ve­lop op een ver­keerd been worden gezet, bij­voorbeeld doordat de indruk wordt gewekt dat de en­velop juist geen reclame bevat. In verband daarmee is het volgende van belang.

3)  Van een envelop waarop een weegschaal is afgebeeld in combinatie met de mededelingen “Laatste herinnering”, “Dringend” en ”Onmiddellijk openen!” gaat voor de ontvanger de boodschap uit dat de inhoud daarvan een zakelijk bericht betreft met een spoedeisend karakter. De weegschaal zal in het algemeen worden opgevat als een gebruikelijk symbool in verband met juridische kwesties. De mededelingen “Laatste herinnering”, “Dringend” en ”Onmiddellijk openen!” verwijzen naar een situatie van (dreigend) verzuim. Deze combinatie zal naar het oordeel van de voorzitter door het publiek aldus worden opgevat dat op korte termijn incassomaatregelen dreigen wegens een openstaande schuld. Dat in plaats daarvan sprake is van een reclame-uiting, zal de consument ontgaan. Adverteerder heeft ook erkend dat de mogelijkheid bestaat dat de ontvanger de envelop zal openen in de onjuiste veronderstelling dat sprake is van dreigende incassomaatregelen. Blijkbaar is dit effect door adverteerder beoogd, hetgeen de voorzitter laakbaar acht. De ontvanger die afgaat op genoemde mededeling en meent dat de envelop belangrijke informatie in verband met een openstaande schuld bevat, kan pas na het openen van de en­velop ont­dekken dat het om reclame gaat. Nu de consument blijkens het voorgaande op het verkeerde been wordt gezet met betrekking tot de inhoud van de envelop, heeft adverteerder gehandeld in strijd met artikel 11.1 NRC.

4)  Dat de brievenbus van klager blijkbaar is voorzien van een brievenbussticker als bedoeld in de Code brievenbus reclame, is voor het onderhavige geschil niet relevant. Deze code is, zoals adverteerder terecht stelt, niet van toepassing nu sprake is van geadresseerde reclame. Dit onderdeel van de klacht zal daarom worden afgewezen.

Op grond van hetgeen onder 1) tot en met 3) is vermeld, is de voorzitter van oordeel dat adverteerder heeft gehandeld in strijd met artikel 11.1 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Ten aanzien van hetgeen onder 4) is vermeld wijst de voorzitter de klacht af.

RB 2577

Reclame alcoholvrij bier zet niet aan tot alcoholgebruik

Vzr. RCC 20 oktober 2015, RB 2577; Dossiernr: 2015/01016 (Amstel Radler 0.0%)
Afwijzing. Alcohol. Uiting: Het betreft de televisiecommercial die begint met de mededeling van de voice-over: “We hebben weer iets nieuws: Amstel Radler alcoholvrij”. Ondertussen is te zien hoe een voorwerp bedekt met een laken de werkvloer van een kantoor wordt opgereden. Na onthulling blijkt dit een koelkastje te zijn waarop op de voorzijde staat “Amstel Radler 0%” en op de zijkant het logo van Amstel bier met daaronder “0.0% Radler” is te zien. Het koelkastje is gevuld met blikjes Amstel Radler 0.0%. Vervolgens worden enkele situaties getoond die op het kantoor worden gevierd met ‘een rondje’ Amstel Radler 0.0%, zoals het feit dat ‘de week weer in twee is’, de cijfers meevallen, de printer het weer doet en de afdelingschef jarig is. Hierna, terwijl de voice-over zegt: “En weer door. Amstel Radler alcoholvrij”, is te zien dat de werknemers weer aan het werk gaan. De commercial sluit af met de gesproken tekst “Maak het onvergetelijk. Wil je ook zo’n koelkastje op kantoor? Bel even”, waarna een telefoonnummer en “amstel.nl” in beeld verschijnen.

Klacht: De reclame voor Amstel Radler 0.0% nodigt uit tot het drinken van bier op het werk. Ook al is het alcoholvrij, het blijft bier. De commercial wekt de indruk dat het drinken van bier op het werk de gewoonste zaak van de wereld is. Daarbij is niet van belang dat dit bier alcoholvrij is. Klager zegt te vermoeden dat de reclame aanzet tot het drinken van alcoholhoudende drank op het werk.

Voorzitter: Door klager is niet betwist dat in de televisiecommercial reclame wordt gemaakt voor Amstel Radler 0% en dat deze drank geen alcohol bevat. Op reclame-uitingen voor niet-alcoholhoudende dranken is de RVA 2014 niet van toepassing. De voorzitter volgt klager niet in zijn  stelling dat de commercial - door het tonen van het gebruik van alcoholvrij bier op de werkplek - het gebruiken van alcoholhoudende drank tijdens het werk als normaal voorstelt of zelfs daartoe aanzet. Voor de gemiddelde consument is voldoende duidelijk dat de nadruk in de commercial juist ligt op het alcoholvrije karakter van Amstel Radler 0.0%, waardoor dit product, in tegenstelling tot dranken mét alcohol, ook op het werk gedronken kan worden.

De voorzitter wijst de klacht af.

RB 2576

Televisiereclame voor horrorfilm alleen toegestaan na kinderbedtijd

RCC 3 november 2015, RB 2576; Dossiernr: 2015/01053 (Crimson Peak)
Aanbeveling. Bioscoopfilm. Kinderen. Uiting: Het betreft de televisiecommercial voor de bioscoopfilm Crimson Peak. In de commercial wordt door beeld, geluid en de tekst van de voice-over “Een huis zo oud als dit…wordt een levend wezen” de sfeer opgeroepen van een naargeestig en spookachtig landhuis waar enge en mysterieuze dingen gebeuren. Aan het eind van de commercial is te zien hoe een jonge vrouw die – duidelijk angstig – in bed ligt wordt vastgepakt door een zwarte skeletachtige hand.

Klacht: De reclame voor de film Crimson Peak lijkt klaagster niet voor kinderogen bestemd. Toch heeft klaagster de reclame om kwart voor acht ‘s avonds, om half negen en om half drie op verschillende RTL-zenders gezien. Haar zoontje heeft het over “die reclame met die enge zwarte hand”. Dit kan niet de bedoeling zijn, aldus klaagster.

Commissie:

1. De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de commercial in strijd acht met de goede smaak en het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) voor zover de uiting wordt uitgezonden op tijdstippen waarop (ook) jonge kinderen televisie kijken. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Met inachtneming hiervan oordeelt de Commissie als volgt.

2. Door de in de commercial opgeroepen spannende sfeer en met name door het slotbeeld waarin de angstige vrouw wordt vastgegrepen door een zwarte skeletachtige hand is de commercial dermate angstaanjagend, dat de Commissie deze niet geschikt acht om te worden uitgezonden op tijdstippen dat ook jonge kinderen daarvan kennis kunnen nemen. Volgens de vaste lijn van de beslissingen van de Commissie wordt in verband hiermee de grens van 20.00 uur gehanteerd. Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met de eisen van goede smaak en fatsoen en derhalve met artikel 2 NRC voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2575

Onvoldoende grondslag relatie tussen chiropractie en ADHD

Vzr. RCC 3 november 2015, RB 2575; Dossiernr: 2015/00978 (Chiropractische behandeling ADHD)
Toewijzing. Gezondheid. Misleiding. Uiting: Het betreft een als advertorial omschreven uiting op de website www.destadamersfoort.nl met als titel “Neurologische chiropractie signaleert”. In de uiting staat onder meer:
“Afspraak maken zonder eerstelijnsverwijzing. Amersfoort. Chiropractie richt zich op de diagnose, behandeling en preventie van stoornissen in het bewegingsapparaat en de effecten hiervan op het functioneren van het zenuwstelsel en de algehele gezondheid. “Verzekeringstechnisch is deze geneeswijze erkend. Ook mondiaal door alle overheden”, aldus neurologisch chiropractor [naam] in zijn praktijkruimte. Nagenoeg alle leeftijden zijn op deze doordeweekse dag vertegenwoordigd in de wachtruimte (…) Opvallend is het aantal jonge kinderen dat naast hun moeders keurig op hun beurt wacht. (…)

“Chiropractie biedt een wetenschappelijk alternatief voor de behandeling van stoornissen in het bewegingsapparaat”, weet [naam] die voor het uitvoeren van deze geneeswijze een universitaire opleiding voltooide in Californië. (…)
Daarnaast kan ook de activiteit van de zenuw die de spier aanstuurt worden onderzocht. Op deze manier kunnen we stoornissen in het bewegingsapparaat en de effecten hiervan op het functioneren van het zenuwstelsel en de algehele gezondheid diagnosticeren. Bij kinderen kunnen we vaak de bron van oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen in kaart brengen. In mijn 25-jarige loopbaan heb ik vaak gezien dat we kinderen kunnen helpen door de wervels licht te corrigeren. Na het onderzoek stellen we een behandelplan op. Het gevolg is dat na het voltooien van het behandelplan het zenuwstelsel beter laat functioneren, wat belangrijk is voor een goede gezondheid. Voor jong en oud.”

Klacht: Deze wordt als volgt samengevat en weergegeven. Klager maakt bezwaar tegen de uiting voor zover adverteerder reclame maakt voor chiropractische diagnose en behandeling van bepaalde aandoeningen bij kinderen. Adverteerder suggereert volgens klager dat oorontstekingen, ADHD, onophoudelijk huilen bij baby’s en bedplassen veroorzaakt worden door problemen met de wervels, en dat deze aandoeningen door chiropractische correctie van die wervels verholpen kunnen worden. Uit onderzoek in België blijkt echter dat er alleen enig bewijs is voor effectiviteit van chiropractie bij lage rugpijn en nekpijn. Voor andere indicaties is er geen bewijs van doeltreffendheid volgens de onderzoekers. De genoemde aandoeningen worden niet door problemen met de wervels veroorzaakt en correctie van de wervels is hierbij zinloos. De ruggengraat staat niet in verbinding met het oor en dat correctie van de wervels kinderen met oorontsteking zou kunnen helpen, is volgens klager een slag in de lucht. De precieze oorzaak van ADHD is onbekend. Dat ADHD iets te maken zou hebben met verschoven ruggenwervels en/of beklemde zenuwen, is onaannemelijk. Er is geen bewijs dat correctie van ruggenwervels bij kinderen met ADHD op enige wijze effectief is. Voorts is er volgens het Belgische Federaal Kenniscentrum geen enkel wetenschappelijk bewijs dat manuele therapieën een gunstig effect hebben op kolieken of aanverwante aandoeningen bij zuigelingen. Dit geldt ook voor chiropractie. In een review uit 2012 genaamd “Manupulative therapies for infantile colic” worden door de auteurs wel enige positieve resultaten genoemd als gevolg van manuele interventies (derhalve niet alleen van chiropractie), maar deze resultaten worden vervolgens weer genuanceerd en worden door een hoogleraar [naam] als volgt samengevat: “The current best evidence suggests that the small effects that emerge when we pool the data from mostly unreliable studies are die tot bias and therefore not real. This systematic review therefore fails tot show that manipulative therapies are effective.” In een in 2010 verschenen review genaamd “Effectiveness of manual therapies: The UK evidence report van Bronfort e.a.” zijn de conclusies ten aanzien van oorontstekingen (‘otitis media’) bedplassen (‘enuresis) en huilbaby’s niet eens positief te noemen. Klager noemt in dit verband de volgende tekst: “In children, the evidence is inconclusive regarding the effectiveness for otitis media and enuresis and it is not effective for infantile colic and asthma when compared tot sham manipulation”. De oorzaken van bedplassen zijn onbekend en deze aandoening heeft niets te maken met de ruggengraat. Concluderend stelt klager dat in de advertentie zonder bewijs de (scheef)stand van ruggenwervels wordt aangemerkt als oorzaak van oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen en wordt chiropractie aangeprezen om deze aandoeningen te verhelpen. De reclame is daardoor misleidend, met name voor ouders die kinderen met de genoemde aandoeningen hebben en die zich daar vaak niet goed raad mee weten en dus kwetsbaar zijn. Aan de misleiding draagt bij dat adverteerder in de advertentie chiropractie een “wetenschappelijk alternatief” noemt en zich daarbij beroept op zijn “universitaire opleiding”. Voorts wordt in de uiting gezegd dat het aantal jonge kinderen dat op hun beurt wacht opvalt, waarmee de nutteloze diensten van adverteerder nog eens ‘in het zonnetje’ worden gezet.


Voorzitter:

1.  In de bestreden uiting wordt chiropractie omschreven als een “geneeswijze” die “verzekeringstechnisch” is erkend. Ook wordt chiropractie genoemd als “wetenschappelijk alternatief” waarbij over adverteerder wordt gezegd dat deze “een universitaire opleiding” voltooide “voor het uitvoeren van deze geneeswijze”. De klacht heeft in het bijzonder betrekking op het daarna volgende gedeelte van de uiting dat aanvangt met de tekst dat de activiteit van de zenuw die de spier aanstuurt, kan worden onderzocht en dat op deze manier stoornissen in het bewegingsapparaat en de effecten hiervan op het functioneren van het zenuwstelsel en de algehele gezondheid kunnen worden gediagnosticeerd. Direct hierna volgt de tekst dat adverteerder bij kinderen vaak “de bron van oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen” in kaart kan brengen en dat adverteerder in zijn 25-jarige loopbaan vaak heeft gezien dat kinderen kunnen worden geholpen “door de wervels licht te corrigeren”.

2.  De gemiddelde consument zal, naar het oordeel van de voorzitter, door de eerdere verwijzing naar chiropractie als ”geneeswijze” die ”verzekeringstechnisch” is erkend en een “wetenschappelijk alternatief” wordt genoemd, uitgevoerd door een persoon “die voor het uitvoeren van deze geneeswijze een universitaire opleiding” voltooide, de mededelingen in verband met de hiervoor genoemde aandoeningen (oorontstekingen, ADHD, huilbaby’s en bedplassen) aldus opvatten, dat adverteerder in veel gevallen (“vaak”) in staat is te constateren (“diagnosticeren”) of die aandoeningen bij kinderen worden veroorzaakt door problemen met de wervels en, indien dat het geval is, deze aandoeningen vervolgens kan behandelen door de wervels licht te corrigeren waarbij in veel gevallen (‘vaak’) een verbetering wordt bereikt (‘kinderen helpen’). Adverteerder heeft, blijkbaar met het oog hierop, stukken overgelegd die, voor zover het betreft de door adverteerder als “ad 2” aangeduide stukken, blijkbaar extracten zijn van diverse onderzoeken naar het effect van een chiropractische behandeling op patiënten met de genoemde aandoeningen. De voorzitter leidt hieruit af dat ook adverteerder meent dat de boodschap van de advertentie is dat bij de genoemde aandoeningen door middel van een lichte correctie van wervels daadwerkelijk een verbetering kan worden bereikt.

3)  De voorzitter oordeelt dat in de uiting een behandeling door adverteerder in feite op één lijn wordt gesteld met de behandeling door een gespecialiseerde arts. Immers adverteerder stelt de oorzaak van deze aandoeningen bij (zeer) jonge kinderen te kunnen diagnosticeren en vaak met succes te kunnen behandelen. Aldus claimt adverteerder na een medische diagnose een medisch effect van zijn behandeling op bepaalde aandoeningen bij (zeer) jonge kinderen. Naar het oordeel van de voorzitter dienen dergelijke mededelingen met een zeer grote mate van omzichtigheid te worden gedaan, met name nu klager onweersproken heeft gesteld dat ouders die kinderen met de genoemde aandoeningen hebben zich daar vaak niet goed raad mee weten. Hierdoor bestaat het gevaar dat ouders op grond van de uiting zullen afzien van (verdere) medische behandeling van een (zeer) jong kind in de veronderstelling dat met de door adverteerder aangeboden (in feite alternatieve) behandeling hetzelfde effect kan worden bereikt. Met betrekking tot de van adverteerder te vergen onderbouwing is de voorzitter daarom van oordeel dat de in de uiting veronderstelde werking van een lichte correctie van de wervels bij jonge kinderen die aan genoemde aandoeningen lijden slechts dan als juist kan worden beschouwd, indien naar de huidige stand van de wetenschap onomstreden is dat door een dergelijke behandeling in veel gevallen daadwerkelijk per genoemde aandoening een positief effect kan worden bereikt.

4.  Het ligt op de weg van adverteerder om dit laatste in de vereiste mate te onderbouwen. Klager betwist immers gemotiveerd dat er een relatie is tussen de genoemde aandoeningen en problemen met de wervels, derhalve ook dat deze aandoeningen kunnen worden behandeld door de stand van de wervels licht te corrigeren. De voorzitter oordeelt over de vraag of op grond van de door adverteerder overgelegde stukken kan worden geoordeeld dat naar de huidige stand van de wetenschap onomstreden is dat van een dergelijke behandeling daadwerkelijk een positief effect kan worden verwacht als volgt.

5. Ten aanzien van oorontsteking (“otitis media”)
5.1.  Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a)            “Ear infection: a retrospective study examining improvement from chiropractic care and analyzing for influencing factors.” Hierbij wordt “Froehle RM” als onderzoeker genoemd en als vindplaats “J Manipulative Physiol Ther. 1996 Mar-Apr; 19(3): 169-77”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “Although there were several limitations to this study (mostly because of its retrospection but also, significantly, because very little data was found regarding the natural course of ear infections), this study’s data indicate that limitation of medical intervention and the addition of chiropractic care may decrease the symptoms of ear infection in young children.”
b)           “The role of the Chiropractic Adjustment in the Care and Treatment of 332 Children with Otitis Media.” Hierbij wordt als onderzoeker genoemd: “Fallon J.M. DC FICCP” en als vindplaats: “Journal of Clinical Chiropractic Pediatrics 1997 (Oct);2(2)167-183”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “The results indicate that there is a strong correlation between the chiropractic adjustment and the resolution of otitis media for the children in this study. This pilot study can now serve as a starting point from which the chiropractic profession can begin to examine its role in the treatment of children with otitis media. Large scale clinical trials need to be undertaken”.
c)            “Chiropractic care for nonmusculoskeletal conditions: a systematic review with implications for whole systems research”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Hawk C, Khorsan R, Lisi AJ, Ferrance RJ en Evans MW” en als vindplaats: “J Altern Complement Med. 2007 Jun;13(5):491-512”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang, als volgt: “Evidence was promising for potential benefit of manual procedures for children with otitis media and elderly patients with pneumonia.”

5.2. Ten aanzien van deze onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde daaraan toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van oorontsteking kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Daarbij merkt de voorzitter met betrekking tot de sub a) tot en met en sub c) bedoelde onderzoeken op dat deze telkens weliswaar een positief effect van een chiropractische behandeling bij oorontsteking vermelden, maar dat bij elk van de onderzoeken dit op een terughoudende wijze gebeurt waardoor geen sprake lijkt te zijn van een eindresultaat maar van een indicatie of een mogelijk effect dat aanleiding kan zijn voor vervolgonderzoek. Deze onderzoeken zijn derhalve onvoldoende stellig. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels bij kinderen op oorontsteking.

6. Ten aanzien van ADHD
6.1. Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a)            “The chiropractic care of children with attention-deficit/hyperactivity disorder: a retrospective case series”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Alcantra J. en Davies J.” en als vindplaats: “Explore (NY). 2010 May-Jun;6(3):173-82”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “A retrospective case series of ADHD patient under chiropractic care is described. This provides supporting evidence on the benefits of chiropractic spinal manipulative therapy. We encourage further research in this area.”
b)           “Development delay syndromes: psychometric testing before and after chiropractic treatment of 157 children”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Cuthbert S.C. en Barras M” en als vindplaats: “J Manipulative Physiol Ther. 2009 Oct;32(8):660-9”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “This report suggests that a multimodal chiropractic method that assesses and treats motor dysfunction reduced symptoms and enhanced the cognitive performance in this group of children”.
c)            “Cervical Kyphosis is a Possible Link to Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder” met als onderzoekers genoemd: “Anthony V. Bastecki, DCa, Deed E. Harrison, DCb, en Jason W. Haas, DCc” en als vindplaats: “Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics Vol. 27(8), Oct-2004:525”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover van belang: “The patiënt experienced significant reduction in symptoms.”
d)           “Chiropractic management using a brain-based model of care for a 15-year-old adolescant boy with migraine headaches and behavioral and learning difficulties: a case report”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Kuhna K.W. en Cambronb J.” en als vindplaats: “J Chiropr Med. 2013 Dec; 12(4): 274-280”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “The patiënt with migraine headaches and learning difficulties responded well to the course of chiropractic care.”

6.2. Ten aanzien van deze onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde daaraan toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om op grond daarvan te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van ADHD kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Daarbij merkt de voorzitter met betrekking het sub a) bedoelde onderzoek op dat een retroperspectief onderzoek op basis van blijkbaar vier patiënt dossiers waarbij een deel van de patiënten kennelijk tijdens de chiropractische behandeling ook voedingssupplementen ontving, niet geschikt kan worden geacht om het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels op ADHD als wetenschappelijk vastgesteld én aanvaard te beschouwen. Dit geldt in sterkere mate voor de sub c) en sub d) bedoelde onderzoeken die beide slechts één patiënt betreffen, waarbij het ten aanzien van het sub d) bedoelde onderzoek voorts de vraag is in hoeverre dit onderzoek aan ADHD is gerelateerd. Met betrekking tot het sub b) bedoeld onderzoek merkt de voorzitter op dat dit onderzoek ook betrekking had op “dyspraxia, dyslexia, (…) and learning disabilities” en niet duidelijk is in hoeverre de resultaten van het onderzoek specifiek betrekking hebben op ADHD. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels bij kinderen op ADHD.

7. Ten aanzien van “huilbaby’s” (bedoeld zijn in feite kolieken, ook aangeduid als ’Colic’)
7.1. Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a)            “Efficacy of Chiropractic Manual Therapy on Infant Colic: A Pragmatic Single-Blind, Randomized Controlled Trial”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Joyce E. Miller, BS, DC, David Newell, Phd, and Jennifer E. Bolton, PhD” en als vindplaats “Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics, Volume 35, Issue 8, October 2012, Pages 600-607”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “In this study, chiropractic manual therapy improved crying behavior in infants with colic.”
b)           “Compared with dimethicone, 2 weeks of spinal manipulation reduced infantile colic behaviour at 4-11 days after initial treatment”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Wiberg JMM, Nordsteen J en Nilsson N.” en als vindplaats “J Manipulative Physiol Ther 1999 Oct;22:517-22”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “2 weeks of spinal manipulation reduced infantile colic behaviour at 4-11 days compared with 2 weeks of dimethicone.”
c)            “The Chiropractic Care of Infants with Colic: A Systematic Review of the Literature.” Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Joel Alcantara, DC, Joey D. Alcantara, DC, Junjoe Alcantara, DC” en als vindplaats “Explore: The Journal of Science and Healing, Volume 7, Issue 3, May-June 2011, Pages 168-174”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “Chiropractic care is an alternative approach to the care of the child with colic. We encourage more research, both quantitative and qualitative, in this area of pediatric care.”
d)           “Chiropractic Management of Infantile Colic”. Hierbij wordt als onderzoeker genoemd: “Hipperson A.J.” en als vindplaats: “Clinical Chiropractic Volume 7, Issue 4, December 2004, Pages 180-186”. De conclusie van dit onderzoek, een case-studie naar 2 kinderen, luidt: “These cases suggest a possible association between birth trauma; the development of cranial and spinal segmental dysfunction and consequential manifestation of symptoms of infantile colic. Secondly, they demonstrate chiropractic treatment successfully restoring correct spinal and cranial motion, with an associated resolution of symptoms.”
e)           “Infantile colic treated by chiropractors: a prospective study of 316 cases”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Klougart N, Nilsson N, Jacobsen J” en als vindplaats: “J Manipulative Physiol Ther. 1989 Aug;12(4):281-8”. Bij dit onderzoek worden geen conclusies genoemd en is enkel een samenvatting beschikbaar, waarin onder meer staat: “A prospective, uncontrolled study of 316 infants suffering from infantile colic and selected according to well-defined criteria shows a satisfactory result of spinal manipulative therapy in 94% of the cases.”
f)            “Chiropractic care for nonmusculoskeletal conditions: a systematic review with implications for whole systems research”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Hawk C, Khorsan R, Lisi AJ, Ferrance RJ en Evans MW” en als vindplaats: “J Altern Complement Med. 2007 Jun;13(5):491-512”. De conclusie van dit onderzoek luidt, voor zover hier van belang: “Evidence from controlled studies and usual practice supports chiropractic care (the entire clinical encounter) as providing benefit to patients with asthma, cervicogenic vertigo, and infantile colic.”

7.2. Ten aanzien van de hiervoor genoemde onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde aan die onderzoeken toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van kolieken kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Ten aanzien van het sub a) bedoelde onderzoek merkt de voorzitter op dat kinderen zijn onderzocht met een “unexplained crying behavior”. Voor zover bij deze kinderen een positief effect in “crying behavior” is ontdekt, is het derhalve de vraag in hoeverre dit effect is te verklaren als gevolg van een correctie van de wervels. Ten aanzien van het sub b) bedoelde onderzoek merkt de voorzitter op dat het positieve resultaat is vastgesteld op basis van een onderzoek onder 25 kinderen van 2 tot 10 weken oud die zijn vergeleken met een controle groep. Het betreft een naar het oordeel van de voorzitter te kleinschalig onderzoek om daar de onderhavige verstrekkende claims op te baseren. Dit geldt des te meer voor het sub d) bedoelde onderzoek dat slechts twee kinderen betreft. Met betrekking tot het sub c) bedoelde onderzoek wordt melding gemaakt van de noodzaak van meer onderzoek, zowel kwantitatief als kwalitatief. Blijkbaar geldt dit ook voor het sub e) bedoelde onderzoek, waarin dit onderzoek wordt omschreven als een “prospective, uncontrolled study”. Met betrekking tot het sub f) bedoelde onderzoek is sprake van een onderzoek op basis van verschillende databanken. De voorzitter neemt aan dat daarbij wordt gerefereerd aan de sub a) tot en met e) bedoelde onderzoeken. Nu die onderzoeken evenwel onvoldoende basis bieden voor de onderhavige claims, geldt dit ook voor het sub f) bedoelde onderzoek. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels bij kinderen op “kolieken” als oorzaak voor “huilbaby’s”.

8. Ten aanzien van bedplassen (‘enuresis’)
8.1. Adverteerder beroept zich in dit kader op de volgende onderzoeken:
a)            “Management of Pediatric Asthma & Enuresis with Probable Traumatic Etiology”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Bachman T.R. DC, Lantz C.A. DC PhD.” en als vindplaats: “ICA Rev. 1995 Jan/Feb;51(1):37-40”. Bij dit onderzoek wordt onder meer de volgende tekst, kennelijk als samenvatting, vermeld: “The chiropractic management of asthma and enuresis of traumatic etiologie in a two-year, ten-month-old male child. (…) Dramatic improvement of asthma and enuresis followed chiropractic management.”
b)           “Resolution of nocturnal enuresis following adjustment of vertebral subluxations: A case report”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Hafer C. DC, Alcantara J. DC” en als vindplaats: “J Pediatr Matern & Fam Health – Chiropr. 2015 Win;2015(1)”. De conclusie van dit onderzoek, gebaseerd op de behandeling van één kind, luidt: “This case report provides supporting evidence that patients with nocturnal enuresis may benefit from chiropractic care.”
c)            “Functional Nocturnal Enuresis”. Hierbij wordt als onderzoeker genoemd: “Blomerth P.R.” en als vindplaats: “J Manipulative Physiol Ther 1994; 17:335-8”. De conclusie van dit onderzoek, gebaseerd op de behandeling van één kind, luidt: “This patiënt’s enuresis resolved with the use of manipulation. This happened in a manner that could not be attributed to time or placebo effect.”
d)           “Chiropractic Management of Primary Nocturnal Enuresis”. Hierbij worden als onderzoekers genoemd: “Reed W.R., Beavers S., Reddy S.K., Kern G.” en als vindplaats “J Manipulative Physiol Ther. 1994 (Nov-Dec);17 (9):596-600”. De conclusie van dit onderzoek luidt: “Results of the present study strongly suggest the effectiveness of chiropractic treatment for primary nocturnal enuresis. A larger study of longer duration with a 6-month follow-up is therefore warranted.”

8.2. Ten aanzien van deze onderzoeken oordeelt de voorzitter dat, los van de vraag welke wetenschappelijke waarde daaraan toekomt, deze onvoldoende grondslag bieden om te oordelen dat volgens de huidige stand van de wetenschap als onomstreden geldt dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van bedplassen kan diagnosticeren en bij deze aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door een lichte correctie van wervels. Met betrekking tot de sub a) tot en met en sub c) bedoelde onderzoeken is de voorzitter van oordeel dat een op één persoon gebaseerd onderzoeksresultaat onvoldoende onderbouwing biedt om aan te nemen dat adverteerder door de wervels licht te corrigeren in veel gevallen daadwerkelijk een verbetering bij deze aandoening zal bereiken. Met betrekking tot het sub d) vermelde onderzoek merkt de voorzitter op dat de onderzoekers zelf naar de noodzaak voor verder onderzoek verwijzen en de resultaten van het onderzoek slechts als een aanwijzing aanmerken. Ook in onderling verband en samenhang bieden voormelde onderzoeken naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende grondslag voor het in de uiting veronderstelde positieve resultaat van een lichte correctie van de wervels op bedplassen.

9.  Op grond van het voorgaande is onvoldoende grondslag om aan te nemen dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van oorontstekingen, ADHD, kolieken (huilbaby’s) en bedplassen kan diagnosticeren en vervolgens per afzonderlijke aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door bij hen de wervels licht te corrigeren. Dit oordeel impliceert dat geen juiste informatie is verstrekt over de van een behandeling door adverteerder bij dergelijke specifieke aandoeningen bij jonge kinderen te verwachten resultaten als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC voor zover van deze uiting de boodschap uitgaat dat adverteerder bij jonge kinderen de oorzaak van oorontstekingen, ADHD, kolieken (huilbaby’s) en bedplassen kan diagnosticeren en per afzonderlijke aandoening daadwerkelijk een verbetering kan bereiken door de wervels licht te corrigeren.

De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op de hiervoor omschreven wijze reclame te maken.

RB 2574

Vergelijking tussen creditcard en prepaid creditcard ongeoorloofd zonder nadere onderbouwing

RCC 2 november 2015, RB 2574; Dossiernr: 2015/00973 (3V Benelux)
Aanbeveling. Creditcards. Vergelijkende reclame. Uiting: Het betreft een door verweerders (voor online verspreiding) opgesteld bericht van 10 augustus 2015 met als kop: “Dure leenkant van creditcard wordt verdoezeld Geldshop: gebruik creditcard alleen als betaalmiddel, niet als leenmiddel”. De uiting luidt vervolgens: “Banken als ING en ABN AMRO en andere partijen zoals ANWB die creditcards aanbieden verdoezelen vaak de dure leenkant van creditcards. Zo worden de creditcards op hun websites vaak aangeprezen op de pagina’s die over betalen gaan en niet op die over lenen gaan. De Kredietwaarschuwing ‘Let op! Geld lenen kost geld!’ ontbreekt bij deze partijen dan ook op menig webpagina die gaan over creditcards. Of consumenten worden lekker gemaakt met een spaarrente op een creditcard waardoor sparen wordt vermengd met lenen.

Zo maakt de ANWB consumenten onder het mom van een spaarrente op de creditcard lekker voor hun creditcard. (…) …, directeur van Geldshop: ‘Door sparen zo prominent te koppelen aan de creditcard dringen ze de leenkant bewust zo ver mogelijk uit beeld. Het lijkt erop dat sommige banken en partijen zoals de ANWB liever niet al te duidelijk waarschuwen voor de hoge rentes die gerekend worden voor het gespreid betalen op je creditcard.(…) Wij willen consumenten waarschuwen voor deze veel te dure vorm van lenen.’ (…)

Managing Director van 3V Benelux(…): ‘Mensen maken graag gebruik van een creditcard en vinden dan het toch lastig om niet even een financieel gaatje te dichten door geld te lenen met hun creditcard. Consumenten weten nog niet dat er ook een card bestaat waarop je niet kunt lenen maar wel alle betaalgemakken hebt van een creditcard. Je noemt dat een prepaid card. Met onze 3V Card boek je online makkelijk je vliegticket of betaal je in het buitenland. Maar je kunt nooit meer uitgeven dan je hebt.’”

Onderaan de uiting, onder de mededeling “Noot voor de redactie, niet voor publicatie”, staat onder meer: “Over Geldshop, De intermediair voor verantwoord lenen!

Geldshop is de grootste onafhankelijke intermediair in consumptief krediet in Nederland met meer dan 1 miljard saldo aan uitstaande leningen. Geldshop wil maatschappelijk relevant zijn voor klanten bij het “verantwoord” bieden van tijdelijke financiële ruimte om levensdoelen dichterbij te brengen. Maar ook een relatie met ze aan te gaan door niet alleen te adviseren en bemiddelen voor hun lening, maar ook door hen nazorg te bieden na het sluiten van de lening. Het motto van Geldshop is ‘Leef met je hart, leen met verstand’” en “Over 3V Card: 3V Benelux is de leidende partij op het gebied van pre-paid betaaloplossingen in Nederland. Het bedrijf is gestart in 2010 in samenwerking met Safecharge Card Services en heeft de afgelopen jaren sterke groei gerealiseerd met drietal betaalproducten gericht op consumenten: 3V Voucher, 3V prepaid VISA card en VISA Internet Shopping Giftcard.”

Klacht: Verweerders noemen de uiting een persbericht, maar in feite is sprake van reclame. De uiting heeft niet een puur informerend karakter, zoals bij een persbericht het geval is. Ook is ANWB, als uitdrukkelijk in de uiting genoemde partij, niet vooraf door verweerders op de hoogte gesteld van het voornemen dit bericht te verspreiden, dan wel om een reactie gevraagd, wat bij een persbericht de gebruikelijke gang van zaken is. Bovendien voldoet het bericht aan de definitie van reclame als opgenomen in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). In het bericht staat: “Met onze 3V Card boek je online makkelijk je vliegticket of betaal je in het buitenland. Maar je kan nooit meer uitgeven dan je hebt.”  Voorts wordt onderaan het bericht in aanprijzende bewoordingen aandacht besteed aan Geldshop en 3V. Op grond van het voorgaande concludeert ANWB dat sprake is van reclame voor de 3V Card en/of de dienstverlening van Geldshop. De uiting is door diverse online media op de site geplaatst en via social media verspreid.


De uiting is in strijd met de waarheid, misleidend, oneerlijk en in strijd met de regels voor vergelijkende reclame, aldus ANWB. Zij voert daartoe aan dat feitelijk onjuiste informatie wordt verstrekt over de door ANWB verstrekte productinformatie betreffende haar creditcard. Anders dan in het bericht wordt gesteld is namelijk van verdoezeling door ANWB van de dure leenkant van haar creditcard geen sprake, hoeft in uitingen voor deze creditcard de kredietwaarschuwing “Let op! Geld lenen kost geld” niet geplaatst te worden omdat de card geen kredietproduct maar een betaalproduct is, en maakt ANWB in haar reclame voor haar creditcard consumenten niet ‘lekker’ met een spaarrente, nu geen enkele nadruk op de met de card te verkrijgen spaarrente wordt gelegd.


In de bestreden uiting worden enkele aanbieders van creditcards, waaronder ANWB, met elkaar vergeleken zonder te vermelden om welke variant creditcard het gaat en welke voorwaarden van toepassing zijn. Ook is de uiting onvolledig ten aanzien van de kosten voor de creditcard van verweerders. Voorts trekt ANWB de geclaimde onafhankelijkheid van Geldshop in twijfel, nu beide verweerders tot hetzelfde concern behoren en uitsluitende de prepaid card van 3V wordt aangeprezen.Tenslotte meent ANWB dat verweerders de reclame-uiting met oneerlijke motieven hebben opgesteld en verspreid en daarom hebben gehandeld in strijd met punt 21 van bijlage 1 bij de NRC. Niet het behoeden van consumenten voor hoge rente op creditcards is het doel van de uiting, maar het aanprijzen van het eigen product en de eigen dienstverlening van verweerders.

 

Commissie:

1. In de eerste plaats dient de vraag beantwoord te worden of de bestreden uiting reclame in de zin van artikel 1 NRC betreft, nu dit door verweerders wordt bestreden. De Commissie volgt verweerders niet in hun stelling dat de uiting louter feitelijke, voorlichtende mededelingen en geen enkel aanprijzend element bevat. Nadat in de uiting is uiteengezet dat en hoe - volgens verweerders - enkele banken en ANWB ‘de dure leenkant van hun creditcards verdoezelen’, wordt uitdrukkelijk gewezen op de voordelen van de 3V Card met de tekst: 

 

“Consumenten weten nog niet dat er ook een card bestaat waarop je niet kunt lenen maar wel alle betaalgemakken hebt van een creditcard. Je noemt dat een prepaid card. Met onze 3V Card boek je online makkelijk je vliegticket of betaal je in het buitenland. Maar je kunt nooit meer uitgeven dan je hebt.” Voorts bevatten de onderaan de uiting opgenomen verwijzingen naar verweerders geen louter feitelijke informatie over de afzenders van het bericht, maar (mede) een wervende omschrijving van de door Geldshop geleverde diensten als “De intermediair voor verantwoord lenen!” en over de 3V Card van 3V Benelux als “leidende partij op het gebied van pre-paid betaaloplossingen in Nederland”. Aan dit oordeel doet niet af dat deze beschrijvingen zijn bedoeld als ‘noot voor de redactie, niet voor publicatie’.

 

Gelet op het voorgaande heeft de uiting naar het oordeel van de Commissie een aanprijzend karakter voor de diensten en/of producten van verweerders, en moet de uiting daarom aangemerkt worden als reclame in de zin van artikel 1 NRC, waarover de Commissie bevoegd is te oordelen.

 

2. ANWB heeft aangevoerd dat verweerders hebben gehandeld in strijd met punt 21 van bijlage 1 NRC, waarin is bepaald - voor zover hier van belang - dat het op bedrieglijke wijze beweren of de indruk wekken dat de adverteerder niet optreedt ten behoeve van zijn handel of bedrijf onder alle omstandigheden misleidende reclame oplevert. Voorafgaand aan deze toets dient te worden beoordeeld of de uiting duidelijk als reclame herkenbaar is als bedoeld in artikel 11.1 NRC. Dat is naar het oordeel van de Commissie niet het geval. Door de uiting de vorm van een persbericht te geven met daarin ogenschijnlijk objectieve informatie over de beweerdelijk dure leenkant van creditcards van enkele banken en ANWB, is voor de gemiddelde consument voor wie de uiting is bedoeld onvoldoende duidelijk dat de uiting (mede) reclame betreft voor de diensten en/of producten van verweerders.

 

3. Voorts is de Commissie van oordeel dat het beroep van ANWB op punt 21 van bijlage 1 NRC slaagt. In de in de vorm van een persbericht gegoten uiting wekken verweerders de indruk de consument slechts te willen waarschuwen voor de hoge kosten bij gebruik van een creditcard als leenmiddel. Bij verweer is bovendien gesteld dat de uiting slechts tot doel heeft het publieke debat op dit punt aan te wakkeren. In feite is echter, zoals hiervoor is overwogen, sprake van reclame die is bedoeld voor de eigen diensten en/of producten van verweerders. Nu verweerders deze intentie in de uiting verdoezelen, is de uiting misleidend als bedoeld in punt 21 van bijlage 1 NRC. Daardoor is tevens sprake van oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 NRC.

 

4. In de uiting worden de volgens verweerders bestaande nadelen van de creditcard van ANWB (en enkele banken), welke card niet alleen als betaalmiddel maar ook als leenmiddel gebruikt kan worden, afgezet tegen de voordelen van de 3V card van verweerders waarop niet geleend kan worden. Gelet hierop wordt de uiting door de Commissie aangemerkt als vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC. In de aanhef en onder e van dit artikel is bepaald dat vergelijkende reclame wat betreft de vergelijking geoorloofd is op voorwaarde dat deze niet de goede naam schaadt van of zich kleinerend uitlaat over de goederen en diensten van een concurrent. Naar het oordeel van de Commissie voldoet de onderhavige uiting niet aan deze voorwaarde. In de uiting wordt zonder nadere onderbouwing gesteld dat ANWB de dure leenkant van haar creditcard verdoezelt, ten onrechte op haar website de verplichte kredietwaarschuwing weglaat, en consumenten lekker maakt met een spaarrente op de creditcard. ANWB heeft deze beweringen gemotiveerd weersproken en voldoende weerlegd. Aldus is geen sprake van een geoorloofde vergelijking en is de uiting in strijd met artikel 13 aanhef en onder e NRC.

 

5. Nu de reclame-uiting reeds op grond van hetgeen hiervoor is overwogen niet toegestaan is, kan buiten bespreking blijven of de uiting tevens met de andere in de klacht genoemde bepalingen uit de NRC in strijd is.

 

6. De Commissie acht de uiting in strijd met het bepaalde in de artikelen 7, 11.1 en 13 sub e NRC en met punt 21 van bijlage 1 NRC. Zij beveelt verweerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2573

Ontbreken van essentiële informatie door onduidelijke verwijzing naar algemene voorwaarden

RCC 3 november 2015, RB 2573; Dossiernr: 2015/00924 (Automotions)
Aanbeveling. Misleiding. Essentiële informatie. Uiting: Het betreft de aanprijzing van adverteerders “Septemberactie bij Automotions”, meer specifiek de aanbieding “2e band gratis”, in een advertentie in de Provinciale Zeeuwse Courant en op een in Vlissingen geplaatst billboard.

Klacht: Toen klager naar aanleiding van de advertentie telefonisch een afspraak wilde maken om gebruik te maken van de aanbieding “2e band gratis” werd hem meegedeeld dat de aanbieding alleen geldt als men klant is en een auto rijdt van een merk dat door Automotions wordt verkocht. Nu deze voorwaarden niet in de advertentie en/of op het billboard worden vermeld, vindt klager de reclame misleidend.

Commissie:

1. Klager maakt bezwaar tegen de reclame-uitingen voor de actie “2e band gratis” omdat, zo begrijpt de Commissie, volgens klager in de uitingen niet duidelijk wordt gemaakt dat deze actie alleen geldt voor vaste klanten van adverteerder en voor bepaalde automerken. De Commissie overweegt als volgt.

2. Adverteerder heeft naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat de septemberactie (waarvan de bandenaanbieding deel uitmaakt) en de op de actie betrekking hebbende reclame juist gericht zijn op autorijders die nog geen klant van adverteerder zijn. Indien klager al telefonisch andersluidende informatie is verstrekt, zoals hij stelt, betekent dit niet dat de reclame-uitingen op dit punt onjuist en daardoor misleidend zijn.

3. De klacht treft wel doel voor zover klager bezwaar maakt tegen onduidelijkheid in de uiting betreffende de actievoorwaarden, waaronder - zoals blijkt uit de bij verweer overgelegde actievoorwaarden - de beperking van de bandenaanbieding tot “de automerken Opel, Peugeot, Fiat, Volvo, Mercedes-Benz, Alfa Romeo, Smart, Chevrolet en Saab”. Bij verweer is aangevoerd dat in het reclamemateriaal voor de septemberactie “expliciet wordt verwezen naar de website”. De Commissie heeft echter geconstateerd dat op het billboard een verwijzing naar de website ontbreekt. In de advertentie wordt de website www.automotions.nl/ septemberactie wel genoemd, maar op geen enkele manier wordt duidelijk gemaakt dat op deze website (beperkende) voorwaarden voor de bandenactie worden vermeld. Deze beperking van het actieaanbod betreft essentiële informatie waarop de consument in de uitingen attent gemaakt moet worden. Nu de absoluut gestelde aanbieding “2e band gratis” in de uitingen niet vergezeld gaat van een uitdrukkelijke verwijzing naar de actievoorwaarden, is sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Omdat deze consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Dat wellicht uiteindelijk ook consumenten die een auto rijden van een merk dat niet onder de Automotionsgroep valt van de aanbieding gebruik hebben kunnen maken, zoals adverteerder bij dupliek heeft opgemerkt, maakt het voorgaande niet anders.

4. De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2572

Indrinken als bespaartip zet niet aan tot overmatig alcoholgebruik onder studenten

RCC 30 oktober 2015, RB 2572; Dossiernr: 2015/01000 (De Studenten Kortingskrant)
Afwijzing. Alcohol. Uiting: Het betreft een uiting op de pagina’s 4 en 5 van De Studenten Kortingskrant, Back to school editie // Leiden, Den Haag, Delft en Rotterdam // September 2015. Rechts bovenaan pagina 5 staat: “Nieuwe Studiefinanciering”.
In de uiting staat boven een tekst, geschreven door “Ewoud Berends”:

“Huisfeesten en zelfgesmeerde bammetjes // Hoe houd jij de financiële schade van studeren binnen de perken? // SK2 geeft samen met ING tips aan studenten om te besparen”. Hierbij zijn de woorden “financiële schade van studeren” en ING oranje gedrukt. In de betreffende tekst staat onder het kopje “Huisfeest i.p.v. kroeg” onder meer:

“Eén van de dingen waar de redactie een lans voor wil breken, is het besparen op de kroeg en het organiseren van meer huisfeestjes. Een cheap-ass kratje pils, plus een fles Chateau Migraine, een Facebook evenement aanmaken en tot diep in de nacht de buren wakker houden. Huisfeesten zijn minstens net zo gezellig als uitgaan, maar een stuk goedkoper. Zie het kader hierboven voor andere handige bespaartips van ING”.

In bedoeld kader staat onder het -oranje gedrukte- kopje “ING BESPAARTIPS” onder meer:

“Tequila. Neem een vast bedrag aan contant geld mee als je naar de kroeg gaat. Anders ga je dingen doen als rondjes Tequila uitdelen, terwijl je je dat niet kunt veroorloven. Indrinken is beter”.

Klacht: Het is goed dat er bespaartips worden gegeven, maar klaagster vindt het kwalijk dat de tip wordt gegeven om “buiten” minder uit te geven, door eerst thuis te gaan indrinken. Dronken over straat gaan is niet wenselijk noch handig of verstandig. Beter kan de tip worden gegeven om minder te drinken; dit is beter voor je hersenen, nodig bij je studie en beter voor je portemonnee. Klaagster kan zich niet voorstellen dat ING met “deze tips” komt en hier achter staat. De overheid steekt miljoenen in vooral op jongeren gerichte anti-alcohol campagnes, en ING geeft bespaartips door jongeren aan te zetten tot overmatig alcoholgebruik.

Commissie:

Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de bestreden uiting reclame is als bedoeld in artikel 1 NRC. De Commissie beantwoordt die vraag in bevestigende zin en overweegt daartoe het volgende. De uiting betreft een redactioneel ogend artikel over de “Nieuwe Studiefinanciering”, geschreven door Ewoud Berends, maar houdt tevens een (tenminste indirecte) aanprijzing in van producten en diensten van de bank ING. Bovenaan het artikel staat onder meer: “Hoe houd jij de financiële schade van studeren binnen de perken? // SK2 geeft samen met ING tips aan studenten om te besparen”, hetgeen duidt op enige betrokkenheid van ING en in het kader bovenaan pagina 5 worden “ING BESPAARTIPS” gegeven. Bij de opmaak van de uiting is gebruik gemaakt van de voor ING kenmerkende kleur oranje. Rechts onderaan pagina 5 staat bovendien: “Nieuwe stufi, wat betekent dit voor jou? Bekijk de video’s op ing.nl/nieuwestufi”, welke tekst ook duidelijk verwijst naar een dienst van ING.

De ING BESPAARTIP met het kopje “Tequila” houdt in dat men beter een vast bedrag aan contant geld mee kan nemen naar de kroeg, teneinde geen rondjes te geven die men zich niet kan veroorloven. In dit verband wordt tot slot gesteld: “Indrinken is beter”. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen deze mededeling zal waarderen, maar van strijd met de NRC is naar haar oordeel geen sprake. Meer in het bijzonder kan niet worden gezegd dat jongeren door deze mededeling worden aangezet tot overmatig alcoholgebruik.

Commissie wijst de klacht af.

RB 2571

Zakelijke ontvanger niet altijd verplicht tot betalen klachtengeld

Voorz. RCC 21 oktober 2015, RB 2570; Dossiernr: 2015/00953 (Ongewenste direct mailing)
Toewijzing. Direct mailing. Klachtengeld. Klacht: Klager heeft op 26 augustus 2015 door middel van het online klachtenformulier bezwaar gemaakt naar aanleiding van reclame via e-mail van afzender die hij op verschillende e-mailadressen ontving, dit omdat in de e-mails geen mogelijkheid wordt geboden om zich uit te schrijven voor reclame via e-mail en afzender geen gehoor geeft aan verzoeken van klager om hem uit de mailinglijst te verwijderen.

Voorzitter:

1)  Afzender heeft gesteld dat klager klachtengeld dient te voldoen omdat de klacht is ingediend in verband met een zakelijke kwestie, te weten openstaande facturen die klager zowel zakelijk als in privé zou hebben. Klager heeft in zijn reactie betwist dat afzender jegens hem zakelijk of in privé als incassobureau optreedt. Afzender heeft in reactie daarop verwezen naar de kredietregisters van onder andere Atradius maar geen stukken overgelegd die haar stellingen op dit punt onderbouwen. Afzender heeft verklaard dat zij op grond van “de privacy wetgeving” geen namen van haar opdrachtgevers kan noemen. De voorzitter beschikt hierdoor niet over stukken die het standpunt van afzender in enige mate onderbouwen. Op de (voorzitter van de) Reclame Code Commissie rust geen zelfstandige verplichting om verder onderzoek naar deze kwestie te doen. De voorzitter oordeelt op grond van het voorgaande dat vooralsnog onvoldoende aannemelijk is geworden dat klager met de klacht enig ander doel nastreeft dan het beëindigen van ongewenste e-mails die hij en/of zijn bedrijf ontvangt.

2)  Dat de gewraakte e-mails blijkbaar mede zijn gericht aan een zakelijk adres (de door klager overgelegde e-mails vermelden als geadresseerde onder meer “info@bcon-pro.com”) leidt niet tot het oordeel dat reeds om die reden klachtengeld is verschuldigd. Ook zakelijke ontvangers kunnen zich immers op de Code reclame via e-mail 2012 beroepen. Het valt niet onder de strekking van artikel 28 lid 2 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep dergelijke situaties bij voorbaat aan te merken als situaties waarin de klacht wordt ingediend in het belang van de uitoefening van een beroep of bedrijf dan wel in een commercieel belang van een organisatie. De voorzitter oordeelt dat ook verder onvoldoende aanleiding bestaat om te oordelen dat klager klachtengeld is verschuldigd.

3)  Ten aanzien van het inhoudelijke geschil overweegt de voorzitter dat bij e-mail van 2 oktober 2015 aan partijen is meegedeeld dat uitsluitend zal worden beslist op de kwestie van het klachtengeld. Het komt de voorzitter evenwel aangewezen voor in dit stadium van de procedure, waarin de inhoudelijke standpunten van partijen voldoende zijn toegelicht, tevens inhoudelijk op de klacht te beslissen. Dienaangaande overweegt de voorzitter als volgt.

4)  Klager stelt uitdrukkelijk dat in de e-mails van afzender die hij op zijn privé en zakelijke e-mailadres heeft ontvangen niet de mogelijkheid werd geboden gebruik te maken van het recht van verzet als bedoeld in artikel 5.1 Code reclame via e-mail 2012 (Code e-mail). Klager heeft de bestreden e-mails overgelegd, waaronder de volgens hem originele versies daarvan. Afzender heeft daartegenover een e-mail overgelegd waarin wél de mogelijkheid van “uitschrijven” wordt genoemd. De voorzitter heeft echter niet kunnen vaststellen dat deze versie van de e-mail daadwerkelijk aan klager is verzonden. De door afzender overgelegde e-mail is immers niet aan klager gericht. Op grond van het voorgaande heeft afzender tegenover hetgeen klager gemotiveerd heeft gesteld onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in de aan klager verzonden reclame e-mails de mogelijkheid was opgenomen zich af te melden voor het gebruik van zijn e-mailadres voor reclame. De voorzitter oordeelt derhalve dat afzender in strijd met artikel 5.1 Code e-mail heeft gehandeld. Voorts heeft afzender in strijd met artikel 2.3 Code e-mail gehandeld, nu klager bij repliek onweersproken heeft gesteld dat afzender gebruik heeft gemaakt van een e-mailadres dat geen antwoord (reply) accepteert.

De voorzitter oordeelt dat klager geen klachtengeld is verschuldigd. Op grond van het voorgaande oordeelt de voorzitter verder dat afzender heeft gehandeld in strijd met de artikelen 2.3 en 5.1 van de Code e-mail. De voorzitter beveelt afzender aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame per e-mail te (doen) verzenden.

RB 2570

Handmatig te deblokkeren e-mailadres niet misleidend

Voorz. RCC 27 oktober 2015, RB 2570; Dossiernr: 2015/00923 (Telfort)
Uiting: Het betreft een aan klager verzonden e-mail met als onderwerp: “Belangrijke informatie over je Telfort e-mailadres”. In de e-mail staat dat Telfort stopt met het aanbieden van gratis mailboxen. Voorts staat in de brief: “Wil je je e-mailadressen behouden? Je kan je e-mailadres(sen) behouden voor 4,- per maand of gratis als je Telfort Internet klant wordt. Je hebt al een Alles-in-1 pakket van Telfort voor 38,- per maand.” Indien men al klant is, dient volgens de uiting een koppeling te worden gemaakt met het Telfort internet abonnement.

Klacht: Klager stelt dat verweerder het behoud van de gratis e-mailadressen belooft indien men overstapt. Klager heeft dit gedaan, maar zijn e-mailadressen zijn geblokkeerd. Deze dienen handmatig te worden gedeblokkeerd. Dit was voor klager onverwacht. Hij meende te mogen aannemen dat de gratis e-mailadressen gewoon zouden blijven werken. Er is sprake van valse beloften en klager voelt zich hierdoor misleid.

Voorzitter:

1)  De klacht is gericht tegen een uiting die bestemd is voor klanten die gebruik maakten van gratis mailboxen (accounts) van verweerder. In de uiting staat dat verweerder stopt met het gratis aanbieden van deze dienst. Naar het oordeel van de voorzitter heeft de uiting in zoverre de strekking van een servicebericht, te weten een kennisgeving aan klanten over (de gevolgen van) gewijzigde dienstverlening. In de uiting wordt echter ook de mogelijkheid genoemd tegen betaling van € 4,-- per maand het gebruik van bedoelde e-mailadressen voort te zetten. Daarnaast wordt gewezen op het ‘gratis’ kunnen blijven gebruiken van deze adressen indien men Telfort Internet klant wordt, gevolgd door de mededeling “Je hebt al een Alles-in-1 pakket van Telfort voor 38,- per maand”. Naar het oordeel van de voorzitter kan deze mededeling als een vorm van beïnvloeding ten gunste van laatstgenoemd pakket worden beschouwd. Van de mededeling dat men het ‘gratis’ gebruik kan voortzetten door te kiezen voor een pakket dat men “al” heeft voor € 38,-- per maand, gaat immers de suggestie uit dat het gaat om een relatief gunstige keuze. Klager heeft bovendien onweersproken gesteld dat verweerder met de uiting in feite vooral het Alles-in-1 pakket beoogt aan te bieden. De onderhavige wijze van beïnvloeding ten gunste van het Alles-in-1 pakket van Telfort dient naar het oordeel van de voorzitter als een aanprijzing in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code te worden beschouwd.


2)  Ten aanzien van het inhoudelijke gedeelte van de klacht staat niet ter discussie dat het voor klager mogelijk is gebleken zijn vroegere e-mailadressen te behouden, met dien verstande dat zijn account aanvankelijk werd geblokkeerd. Verweerder stelt dat dit laatste het gevolg was van het niet ontvangen van een bericht van klager in verband met de uiting. Klager echter stelt dat sprake is van een fout van verweerder. Het is de voorzitter niet duidelijk geworden aan wiens zijde het gelijk is en wat derhalve de oorzaak van het blokkeren van het account van klager was. De voorzitter laat die kwestie verder in het midden. Beoordeeld dient immers te worden of klager, zoals in de uiting staat, kan blijven beschikken over bedoelde e-mailadressen. Nu dit het geval is en in de uiting geen specifieke toezeggingen worden gedaan over de wijze waarop dit bij nog niet betalende klanten wordt verwezenlijkt, ziet de voorzitter geen aanleiding om de uiting misleidend te achten wegens het door klager ervaren ongemak. Verweerder is klager bovendien tegemoetgekomen door hem een maand lang geen abonnementskosten in rekening te brengen wegens de tijdelijke blokkering. Van misleiding is op grond van het voorgaande geen sprake. De klacht kan derhalve niet slagen.

Voorzitter wijst de klacht af.

RB 2569

Kosten voor bagageruim geen onvermijdbare kosten

RCC 22 oktober 2015, RB 2569; Dossiernr. 2015/00995 (Tui Pakketreis)
Afwijzing. Reclamecode Reisaanbiedingen. Te betalen prijs. Onvermijdbare kosten. Uiting: Het betreft de aanbieding van een 8-daagse pakketreis naar Zakynthos vanaf € 552,00 p.p. op adverteerders (toenmalige) website www.arke.nl (sinds 1 oktober 2015: www.tui.nl).

Klacht: Artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) regelt dat de consument de verplicht te betalen prijs uit de reclame-uiting moet kunnen opmaken, aldus klaagster. De aanbiedingsprijs moet inclusief alle de aanbieder op het moment van publicatie bekende onvermijdbare kosten zijn. In de bestreden uiting wordt op de ‘kassabon’ de totale reissom weergegeven, inclusief kosten Calamiteitenfonds en reserveringskosten. Daarbij wordt echter niet vermeld dat het weergegeven bedrag de reissom op basis van handbagage betreft. Pas onderaan de kassabon staat: “Handbagage inclusief. Ruimbagage bijboeken mogelijk”. Ook wordt pas tijdens het boekingsproces de hoogte van de kosten voor ruimbagage zichtbaar, hoewel de hoogte van die toeslag adverteerder al bij publicatie van de reisaanbieding bekend is. Met name bij een pakketreis vormen de kosten voor ruimbagage een onvermijdbare bijkomende kostenpost, aldus klaagster, en geen optionele extra toeslag.

Commissie:

1. Krachtens artikel III sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014 dienen aanbieders van reisdiensten in hun reclame-uitingen correcte en duidelijke prijzen te hanteren, wat onder meer betekent dat zij hun prijzen publiceren inclusief de hen op het moment van publicatie bekende vaste onvermijdbare kosten. Naar het oordeel van de Commissie stelt adverteerder terecht dat het aan de consument is om te kiezen of hij al dan niet ruimbagage meeneemt, ook bij een 8-daagse pakketreis als in het onderhavige geval. De kosten voor ruimbagage zijn aan te merken als een vermijdbare kostenpost, die daarom niet in de aanbiedingsprijs opgenomen hoeven te zijn.

2. Van belang is dat de betreffende aanbieding van de reis op de website als een uitnodiging tot aankoop in verband met een overeenkomst op afstand moet worden beschouwd, waarvoor krachtens artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) verzwaarde informatieverplichtingen gelden. In artikel 8.4 onder i NRC is met betrekking tot de prijsvermelding bepaald dat in geval van extra kosten die redelijkerwijs niet vooraf kunnen worden berekend, moet worden vermeld dat eventueel dergelijke extra kosten verschuldigd zijn.

In de onderhavige uiting wordt naar het oordeel van de Commissie aan deze informatieverplichting voldaan. Onder het bedrag van de reissom, die wordt getoond nadat voor een bepaalde reisdatum is gekozen, wordt vermeld: “Handbagage inclusief. Ruimbagage bijboeken mogelijk”. De Commissie acht voldoende aannemelijk gemaakt dat vervolgens, door op deze mededeling te klikken, informatie wordt verstrekt over de kosten die aan het meenemen van ruimbagage verbonden zijn, waarvan de hoogte kan variëren al naar gelang vliegtuigmaatschappij en gewicht van de bagage.

Commissie wijst de klacht af.