RB

Algemene regels  

RB 862

Belplafond instellen toch niet zo Simpel!

RCC 18 april 2011, Dossiernr. 2011/00164 (Simpel belplafond)

Reclamerecht. Televisiereclame van Simpel waarin gesteld wordt dat er een belplafond kan worden ingesteld. Klager stelt dat dit onjuist is. Volgens klager kan er pas vanaf 15 euro een plafond worden ingesteld en kan het plafond overschreden omdat Simpel afhankelijk is van door derden aangeleverde informatie. Verweerder verwijst naar website waar de voorwaarden van het belplafond vermeld staan en oordeelt dat er geen sprake is van onjuiste informatie. Daar klager maar eenmalig 24 cent boven het plafond is uitgekomen, vindt verweerder het plafond naar behoren werken.

Commissie: uiting bevat onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC) nu de reclame geen melding maakt van mogelijkheid dat belplafond overschreden kan worden, wat door verweerder wordt erkend op de website. Uiting is daarmee in strijd met art. 7 NRC. Ook oordeelt de Commissie dat er sprake is van verborgen houden van essentiële informatie (art. 8.3 onder c NRC) nu niet in de uiting vermeld wordt dat het plafond pas vanaf 15 euro is in te stellen. Dit is tevens in strijd met art. 7 NRC. De Commissie beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken en brengt deze uitspraak onder de aandacht van breed publiek nu zij al eerder aanbevolen had niet op dergelijke wijze reclame te maken (zie Dossiernr. 2010/00043).

1.In de bestreden televisiereclame wordt de aandacht gevestigd op problemen in huis als gevolg van door kinderen gemaakte hoge kosten voor de mobiele telefoon. In dat kader wordt gewezen op de mogelijkheid om bij Simpel een belplafond in te stellen en wordt ten aanzien van een dochter gezegd: “Bepaalt u voor hoeveel ze mag bellen en sms-en”.

Aldus wordt de indruk gewekt dat ouders kunnen bepalen tot welk bedrag de telefoonrekening kan oplopen. Dat blijkt echter niet altijd het geval te zijn. Zoals immers bij verweer is meegedeeld, kan men door verschillende oorzaken boven het belplafond uitkomen, bijvoorbeeld door het met vertraging aanleveren van gegevens over het gebruik van de mobiele telefoon. Deze mogelijke overschrijding van het belplafond is volgens het verweer vermeld op www.simpel.nl, maar valt niet op te maken uit de bestreden televisiereclame. 

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

 

2.Voorts heeft adverteerder niet weersproken dat het belplafond kan worden ingesteld vanaf € 15,- boven de belbundel. Volgens het verweer  staat op www.simpel.nl:
“Het minimum bedrag dat je kunt instellen is € 15,-”. Aangezien niets in de uiting op dit minimale bedrag wijst, en wat betreft kosten alleen wordt gesteld: “Bijvoorbeeld 100 belminuten voor maar € 2,50 per maand”, is er sprake van een verborgen houden van  essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c NRC. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting ook op dit punt misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.2 aanhef, art. 8.3 onder c

RB 861

Nuon krijgt 70.000 euro boete van OPTA i.v.m. overtreden telemarketingregels

In de periode 1 oktober 2009 t/m 11 december 2009 heeft Nuon ongevraagd telefonisch bijna 16.000 mensen benaderd die zich in het Bel-me-niet Register (BMNR) hadden geregistreerd. Deze nummers had Nuon achterhaald d.m.v. een online enquête. De OPTA is van mening dat Nuon hiermee art. 11.7 lid 9 en 10 in samenhang met lid 5 Tw heeft overtreden. De OPTA oordeelt dat er altijd een verplichting is tot raadplegen van het BMNR, zelfs als consumenten hun telefoonnummer invullen bij online enquêtes en daarmee impliciet toestemming geven tot gebruik van hun gegevens. Dit aangezien er dan nog steeds sprake is van ongevraagde communicatie.

Lees het gehele besluit van de OPTA hier (link en pdf)

RB 859

Gouden Garantie van Montel misleidend

RCC 11 april 2011, Dossiernr. 2011/00185 (Gouden Garantieplan Montèl)

Reclamerecht. Aanbod Gouden Garantieplan 2011 in Montèl catalogus 2011. Klager stelt dat niet wordt vermeld dat garantieplan extra kosten met zich meebrengt en vindt de uiting daarom misleidend. Verweerder stelt dat prijs inderdaad niet vermeld wordt. Stelt dat aangezien deze catalogus alleen wordt verspreid in besloten verkoopgesprekken, klanten worden voorzien van aanvullende informatie, waardoor aankoopbeslissing verantwoord is.

Commissie vat het verweer op dat uiting niet als reclame moet worden aangemerkt en dat eenieder die verkoopgesprek voert, een catalogus kan bemachtigen. Commissie stelt dat nu uiting aanprijzing inhoudt van product van verweerder, deze dient te worden aangemerkt als reclame, zowel in de definitie van voor 1 januari 2011 als definitie van na 1 januari 2011. Commissie verwijst naar beide definities nu de klacht voor 1 januari 2011 is ingediend. Commissie stelt dat uiting in strijd is met art. 7 NRC, nu verweerder de kosten van het garantieplan niet heeft weersproken en deze niet vermeld worden in de catalogus. Aanvullende informatie in de winkel leidt volgens de Commissie niet tot een ander oordeel en doet aanbeveling.

Verweerder stelt dat de catalogus in de winkels van Montèl wordt aangeboden in het kader van een verkoopgesprek. De Commissie leidt hieruit af dat niet alleen klager de mogelijkheid heeft (gehad) om in het bezit te komen van de catalogus, maar dat dat geldt voor eenieder, die een verkoopgesprek voert/heeft gevoerd in een winkel van Montèl.

Gelet hierop en nu de uiting een aanprijzing inhoudt van een product van verweerder, moet de uiting worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code, zowel volgens de definitie van “reclame” vóór 1 januari 2011, als volgens de definitie van “reclame” vanaf 1 januari 2011.

Gelet op de geldende overgangsregeling wijst de Commissie op beide definities, nu de klacht is ingediend vóór 1 januari 2011, en niet is komen vast te staan of de catalogus alleen in 2010 is verstrekt, dan wel in 2010 en ook in 2011.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)

Regeling: NRC art. 7, art. 8.3 aanhef en onder c

RB 858

Reclame of afspraakbevestiging?

RCC 11 april 2011, Dossiernr. 2011/00175 (Stedelijk Gymnasium Schiedam v. adverteerder)

Reclamerecht. De uiting lijkt op een bevestiging van plaatsen advertentie in informatiegids MKB. Klaagster stelt dat hiermee ten onrechte wordt gesteld dat er afspraken zijn gemaakt voor het plaatsen van advertentie. Verweerder stelt dat het klaagster alleen heeft benaderd met een voorstel en er geen afspraken zijn gemaakt. Commissie oordeelt dat door de uiting de indruk kan worden gewekt dat er opdracht is gegeven tot plaatsing advertentie. Nu dit niet waar blijkt te zijn, oordeelt Commissie dat er sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC) en acht de uiting in strijd met art. 7 NRC, want misleidend. Commissie doet aanbeveling.

Bij ontvangst van de “Bevestiging” kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat reeds opdracht is gegeven tot plaatsing van een advertentie in de uitgave “Informatiegids voor het MKB” voor een bedrag van € 750,- BTW. De woorden “Bevestiging”, “Opdrachtgever/geefster” en “Uw advertentie gegevens” doen vermoeden dat reeds overeenstemming is bereikt over het plaatsen van een advertentie. Het tegendeel blijkt echter waar te zijn. Adverteerder heeft bij verweer immers meegedeeld dat een op 25 of 26 januari 2011 aan het Stedelijk Gymnasium gedaan telefonisch voorstel om te adverteren, niet is geaccepteerd. Nu de per e-mail van 31 januari 2011 aan klaagster toegezonden, bestreden uiting, waarin is vermeld: “Datum: Woensdag 26 januari 2011”, anders doet vermoeden, gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf).

Regeling: NRC art. 7 en 8.2 aanhef

RB 860

Over (franse) Red Bull reclames

Recentelijk heeft de Jury de Déontologie Publicitaire (JDP) van de ARPP drie uitspraken gedaan over Red Bull televisiereclames.

Uitspraak 100/11, gepubliceerd op 24 maart 2011
Red Bull reclame op televisie in de vorm van een tekenfilm waarin de komst van de drie wijzen bij Jozef en Maria wordt uitgebeeld. In de tekenfilm is er sprake van vier wijzen, de extra wijze brengt blikjes Red Bull met zich mee, want Red Bull geeft je vleugels!

Klager vindt dat deze tekenfilm erop gericht is personen met christelijke overtuiging te kwetsen en vindt het stigmatiserend voor het katholieke geloof. Red Bull verweert zich door te stellen dat de uiting weliswaar het katholieke geloof raakt, maar alleen probeert een bekende scène op een grappige manier en op irreële wijze uit te beelden.

De ARPP heeft van tevoren een advies gegeven over deze reclame, welke inhield dat er voldoende afstand was voor de televisiekijker tussen de reclame enerzijds en religieuze symbolen anderzijds. Vandaar dat de ARPP de reclame heeft goedgekeurd. De JDP oordeelt dat de klacht terecht is. Zij baseert zich op de Recommandation "Races, Religions, Ethnies" van de ARPP en stelt dat er een schending is van art. 4 Recommandation. Zij stelt dat de afbeelding van de maagd Maria en haar stem als onzinnig en belachelijk kan worden aangemerkt. Dit kan kwetsend zijn voor katholieken, ondanks dat het als humor wordt aangemerkt.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)

Uitspraak 111/11, gepubliceerd 2 mei 2011
Televisiereclame van Red Bull in de vorm van een tekenfilm waarin een jongetje Red Bull aan varkens te drinken geeft. Daarna vraagt hij aan zijn moeder wanneer hij naar de club voor volwassenen mag gaan. Antwoord moeder is: "Als de varkens vleugels hebben." Daarna ziet ze de varkens vliegen en zie je het jongetje in een stripclub.

Klager vindt dat dergelijke reclame kwetsend en vindt dat het aanzet kinderen te leren de regels te overtreden. Verweerder zegt dat de reclame is bedoeld als een verdraaiing op het gezegde "quand les poules auront des dents" en dat het gaat om de ondeugendheid van het jongetje. Daarmee geeft Red Bull uiting aan haar imago, te weten: non-conventioneel, non-conformistisch en met zelfspot.

De jury verwerpt de klacht. Oordeelt dat het in overeenstemming is met de Recommandation "Enfant" van de ARPP, want het overschrijdt niet de grenzen, ook gezien het een tekenfilm is, waaruit dus duidelijk blijkt dat het irreeël is.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)

Uitspraak 112/11, gepubliceerd op 2 mei 2011
Red Bull televisiereclame waarin een superheld een om hulp roepende vrouw niet te hulp schiet omdat zijn Red Bull op is. Zonder Red Bull, geen vleugels!

Klagers stellen dat deze reclame uitdraagt dat mensen in nood geen hulp moet worden geboden en misdaad niet moet worden aangegeven. Klagers vinden dit in strijd met de goede moraal.  Verweerder stelt weer dat reclame in overeenstemming is met het imago dat Red Bull wil uitstralen: non-conventioneel, non-conformistisch en met zelfspot.

De jury wijst de klachten toe. Oordeelt dat reclame niet in overeenstemming is met de Recommandation “Image de la personne humaine” want kan aanzetten tot illegale gedragingen en geeft geen blijk van sociale verantwoordelijkheid. Zelfspot is geen voldoende rechtvaardiging.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)

RB 857

Auto milieuvriendelijk?

RCC 13 april 2011, Dossiernr. 2011/00244 (Volvo)

Reclamerecht. In een televisiereclame van een Volvo dealer wordt gezegd: "Friesland wordt steeds schoner met al die energiezuinige Volvo's." Klager stelt dat auto's op fossiele brandstoffen juist meer vervuiling toebrengen aan het milieu. Verweerder stelt dat uit officiële tests blijkt dat Volvo DRIVe minder CO² uitstoot en minder fossiele brandstof verbruikt per km dan traditionele auto's dus minder belastend is voor het milieu.

Commissie oordeelt dat uiting in strijd is met art. 3 Code voor Personenauto's (CVP), nu uiting wordt aangeprezen als milieuvriendelijk product. Zij beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

In artikel 3 van de Code voor Personenauto’s (CVP) is bepaald, dat in reclame-uitingen het gebruik van termen waarmee een auto wordt aangeprezen als een milieuvriendelijk product dient te worden vermeden. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling in de bestreden televisiecommercial  “Friesland wordt steeds schoner met al die energiezuinige Volvo’s” in strijd met artikel 3 CVP. De klacht wordt daarom toegewezen.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: CVP art. 3

RB 856

Alle 550 vliegmaatschappijen in één overzicht?

RCC 19 april 2011, Dossiernr. 2011/00230 (Worldticketcenter.nl)

Reclamerecht. Radiocommercial en website zeggen: "alle luchtvaartmaatschappijen in 1 overzicht, ook alle lowcost". Klager stelt dat indruk wordt gewekt dat in overzicht alle maatschappijen worden getoond die naar bepaalde bestemming vliegen, maar dat dit niet het geval blijkt te zijn. Verweerder stelt dat in beginsel alle maatschappijen worden getoond, maar dat verschillende omstandigheden, zoals technische problemen en maatstaven van klanttevredenheid, ervoor kunnen zorgen dat niet alle airlines worden getoond.

De Commissie oordeelt dat de indruk wordt gewekt dat wel alle beschikbare maatschappijen worden getoond, dit wordt benadrukt door "ook alle lowcost" te vermelden. Volgens de Commissie wordt geen voorbehoud gemaakt door Worldticketcenter, en daarom acht zij de uitingen te absoluut. Commissie oordeelt dat er sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC) en de uitingen misleidend zijn (strijd met art. 7 NRC). Beveelt aan niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

In de bestreden uitingen wordt met de zinsneden “alle luchtvaartmaatschappijen in één overzicht” en “alle 550 airlines in één overzicht” de indruk gewekt dat daadwerkelijk alle beschikbare airlines op een bepaald traject in een overzicht worden getoond. Door de toevoeging “ook alle lowcost!“ in de uiting op de website wordt nog eens extra benadrukt dat geen airline van dit overzicht wordt uitgesloten. Ten aanzien van de volledigheid van het overzicht wordt geen enkel voorbehoud gemaakt hoewel - naar World Ticket Center heeft erkend - om uiteenlopende redenen airlines niet altijd in een overzicht (kunnen) worden getoond. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling dat alle luchtvaartmaatschappijen c.q. alle 550 airlines worden weergegeven in één overzicht te absoluut. De bestreden uitingen gaan aldus gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de bestreden uitingen de gemiddelde consument ertoe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regelingen: NRC art. 7 en 8.2 aanhef

RB 855

Goedgekeurde GVR Slagzinnen

In de reclamepraktijk bestaat grote behoefte aan bescherming van slagzinnen tegen nabootsing. Slagzinbescherming is bij de wet niet apart geregeld. Het auteursrecht, de merkenwetten en de wet oneerlijke handelspraktijken bieden weliswaar een juridisch kader, maar bij een eventuele rechtsgang wegens inbreuk is de uitspraak nooit te voorspellen.

GVR/Slagzinnenregistratie werkt preventief tegen navolging. De gebruiker staat met een ingeschreven zin voor de rechter een stuk sterker dan een gebruiker zonder inschrijving. In praktijk blijkt de rechter belang te hechten aan de inschrijving van een slagzin in het GVR Slagzinnenregister.

Meest recente goedgekeurde slagzinnen in spoedprocedurevergaderingen

Met Verstegen chef je het zelf.

Verstegen Spices & Sauces 

The story of Amsterdam, your entry to the city.

Amsterdam Museum  

 

Meer keuze, meer voordeel, meer Marktplaats.

Marktplaats

Smithuijsen Winters & De Vries. Toonaangevend in Haarlem en Meer.

Smithuijsen Winters & De Vries Advocaten

 

Carinova. Vertrouwd dichtbij.

Carinova

Multivlaai verwent ieder moment.

Multivlaai retail

Tijdens GVR/Slagzinnenvergadering van 30 maart 2011 goedgekeurde slagzinnen:

Sociaal onderweg.    

Stichting Rataplan Fiets

 

Sterk spul hè.

Concorp Holding BV

Tijdens GVR/Slagzinnenvergadering van 26 januari 2011 goedgekeurde slagzinnen: 

Word jij de Rabobank?   

Rabobank Nederland 

 

Vakmensen in opleiding.

Leeuwenborgh Opleidingen

JOZ. Home of the clean stable.

JOZ

 

Geld wordt pas (fout) of goed door wat je er samen mee doet.

ASN Bank

 

Zie ook de website van GVR/Slagzinnenregister (link)

RB 854

Verhoogde normen radioactiviteit

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mw. drs. E.I. Schippers en mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de antwoorden op de kamervragen over de verhoogde norm voor radioactiviteit in voedsel.

1 Klopt het dat de Europese Commissie de normen voor radioactiviteit in voedsel per 27 maart 2011 aanzienlijk heeft verhoogd met een noodverordening waarbij de grens is verruimd tot:

- 400 becquerel per kilogram voor flesvoeding,
- 1000 becquerel per kilogram voor zuivelproducten, 
- 1250 becquerel per kilogram voor andere voedingsmiddelen, 
- 12.500 becquerel per kilogram voor visolie of specerijen?

Ja, daarvan is inderdaad enkele dagen sprake geweest. Inmiddels zijn de normen aangescherpt, en in overeenstemming gebracht met de ter zake door de Japanse overheid toegepaste normen. De huidige normen voor producten afkomstig uit Japan in noodverordening (EU) 297/2011 voor cesium-134 en cesium-137 zijn:
- 200 becquerel per kilogram voor zuigelingenvoeding,
- 200 becquerel per kilogram voor zuivelproducten,
- 500 becquerel per kilogram voor andere voedingsmiddelen,
- 200 becquerel per kilogram voor vloeibare voedingsmiddelen.

2 Klopt het dat de grens tot voor kort per kilogram voedsel en diervoeders een maximum van 600 becquerel radioactiviteit van cesium-134 en cesium-137 was, en voor babyvoeding en voor zuivelproducten nog lager: 370 becquerel?

Ja. Inmiddels zijn de desbetreffende normen bij eerdergenoemde noodverordening (EU) 297/2011 vastgesteld op 200 becquerel/kilogram.

3 Wat is de reden van deze verandering in tolerantiewaarden?
4 Waarom werd plotselinge verhoging van de grenswaarden, en het feit dat deze een aanzienlijke verruiming betekent, niet bekend gemaakt?
5 Welke wijziging betreffende de veiligheid van voedsel met radioactiviteit is er opgetreden die deze verhoging rechtvaardigt? Kunt u daarvoor een wetenschappelijke onderbouwing geven?

Antwoorden vragen 3 tot en met 5.

Direct na de ramp in Tsjernobyl zijn door de EEG in 1987 in grote haast normen vastgesteld voor alleen cesium-134 en cesium-137. Deze waren gezien de destijds vereiste spoed niet wetenschappelijk onderbouwd. Die normen zijn nu nog te vinden in verordening (EG) 733/2008.

Enige tijd later in 1987, toen de druk van de ketel was, heeft Euratom wél wetenschappelijk onderbouwde normen vastgesteld. Deze in verordening (Euratom) 3954/87 opgenomen normen zouden in geval van een nucleaire crisis van toepassing kunnen worden verklaard. Dat van toepassing verklaren is gebeurd direct na de ramp in Japan, bij bovengenoemde noodverordening (EU) 297/2011. Deze normen waren voor cesium-134 en cesium-137 minder streng ten opzichte van de in de vorige alinea bedoelde in grote haast vastgestelde normen.

Kort na de vaststelling van noodverordening (EU) 297/2011 bleek dat de daarin opgenomen normen (ook) minder streng waren dan de desbetreffende normen in Japan. Deze ongewenste situatie heeft geleid tot overleg tussen de Europese Commissie en de lidstaten van de Europese Unie. Tijdens dat overleg is besloten de strengere Japanse normen ook in de Europese Unie toe te passen. Daartoe is noodverordening (EU) 297/2011 recent aangepast. De huidige normen zijn te vinden in het Publicatieblad van de Europese Unie van 13 april 2011, nummer L 98, bladzijde 16.

6 Betreft de verhoging van de normen ook baby en kindervoeding? Kan de voedselveiligheid volledig gegarandeerd worden voor alle groepen (inclusief ernstig zieken en kleine kinderen) onder alle omstandigheden?
Van een verhoging (versoepeling) is inmiddels geen sprake meer. De normstelling geldt ook voor baby- en kindervoeding. Uiteraard wordt bij alle normstellingen rekening gehouden met mogelijke risico´s voor alle groepen in de samenleving.

Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Thieme over de verhoogde norm voor radioactiviteit in voedsel (2011Z06849).
1 Kent u het bericht: ‘Foodwatch: Noodverordening Brussel verruimt normen voor radioactiviteit in voeding’?
Ja.

2 Kunt u uiteenzetten op welke gronden voor verhoging van de normen voor radioactiviteit is gekozen?
Zie het antwoord op de vragen 1 tot en met 5 van de beantwoording Kamervragen 2011Z06848 van het Kamerlid Van Gerven.

3 Kunt u uitleggen waarom deze verruiming van de normen niet gemeld is aan de Kamer?
De besluitvorming over deze normen is een uitvoeringsmaatregel en vindt plaats in een technisch comité in Brussel. De Europese Commissie stelt in overleg met de lidstaten uitvoeringsmaatregelen vast. In de vastgestelde noodverordening werd bovendien verwezen naar een bestaande verordening die is bedoeld om in het geval van een nucleaire noodsituatie in werking te worden gesteld.

4 Deelt u de mening dat radioactiviteit in voedingsmiddelen een zeer slecht effect kan hebben op de volksgezondheid, en dat de normverhoging een ongewenste en zelfs gevaarlijke maatregel is?
Ik deel uw mening dat radioactiviteit in voedingsmiddelen een zeer slecht effect kan hebben op de volksgezondheid. Ik ben van mening dat hiervoor strenge, wetenschappelijke onderbouwde normen moeten worden gehanteerd.

5 Deelt u de mening dat in Europa op dit moment geen sprake is van een nucleaire noodsituatie, noch van dreigende voedseltekorten, waardoor het beroep op EU-verordening 3954/1987 niet gerechtvaardigd is?
In Europa is geen sprake van een nucleaire noodsituatie. In Japan is hiervan wel sprake. Daarom was het wel noodzakelijk om maatregelen te nemen voor de importstroom van producten afkomstig uit Japan. Hiervoor werd (in eerste instantie) een beroep gedaan op verordening (Euratom) 3954/1987.

6 Deelt u de mening dat een invoerverbod van levensmiddelen en diervoeders uit Japan, gezien de geringe import vanuit Japan, een passender maatregel is dan het verruimen van de normen?
Ik ben van mening dat een importverbod niet proportioneel zou zijn, omdat naar verwachting de ladingen die aankomen in Europa niet besmet zijn. Met een strikte monitoring in Japan zelf en importcontroles op de luchthavens en in de zeehavens in Europa wordt dit goed bewaakt.

7 Bent u bereid de verhoging van de normen voor Nederland niet te accepteren, en in plaats daarvan in te zetten op invoerverboden voor levensmiddelen en diervoeders vanuit Japan? Indien dit niet mogelijk is, bent u dan bereid bij de Europese Commissie in te zetten op het onmiddellijk weer hanteren van de normale normen voor voedsel en diervoeders en in plaats daarvan in te zetten op invoerverboden? Zo nee, waarom niet?
Inmiddels zijn de normen aangescherpt tot op het niveau zoals deze door Japan zelf gehanteerd worden (zie beantwoording vraag 1 van Kamervragen 2011Z06848 van het Kamerlid Van Gerven). De Europese Commissie heeft deze normen in overleg met de lidstaten vastgesteld. Nederland heeft hiermee ingestemd.

Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van Gerven (SP), ingezonden 1 april 2011 (vraagnummer 2011Z06848) Lees antwoorden op Kamervragen hier (link)

RB 851

Jack en Eva trouwen wanneer jij dat wilt

CvB RCC 20 april 2011, Dossiernr. 2011/00081, (Programma gemist van Tele2)

Reclamerecht. Het betreft een reclame over interactieve televisie met als optie "programma gemist". Klacht is dat de prijs van deze optie niet vermeld wordt in de uiting. Verweerder bestrijdt dit, prijs van "programma gemist" wordt onderin in beeld getoond en is voorts terug te vinden op de website van Tele2 en via het informatienummer. De Commissie oordeelt de klacht gegrond. Uiting prijst met name "programme gemist" aan, terwijl heel klein in beeld de kosten hiervoor worden getoond. Hierom oordeelt de Commissie onduidelijk t.a.v. de prijs (art. 8.2 aanhef onder d NRC) en daarom misleidend (art. 7 NRC). Dat de prijs via andere kanalen is te achterhalen doet hier niet aan af.

Door adverteerder zijn twee grieven neergelegd. Grief 1: kosten van "programma gemist" zijn niet ondergeschikt, nu het juist gaat om de werking en voordelen van deze optie. Kosten staan tijdens de gehele uiting onderaan vermeld. Grief 2: Televisie is een beperkt medium naar haar aard in ruimte en tijd. Het College oordeelt dat alleen in het laatste deel van de uiting in kleine letters de prijs van "programma gemist" wordt vermeld. Het College is van oordeel dat wanneer in een reclame uiting een specifieke dienst wordt aangeprezen, de kosten van deze dienst ook duidelijk genoemd dienen te worden. Verweerder kan niet volstaan met kleine lettertjes, zeker niet nu de overige kosten wel prominent in beeld worden gebracht. Dat verweerder kosten op de website vermeld doet hier niet aan af. Grief 1 faalt derhalve. Ook is niet gebleken van een relevante beperking van het medium televisie om de kosten in beeld te brengen. Grief 2 treft dus ook geen doel. College bevestigt beslissing Commissie.

 

1. Vaststaat dat in de gewraakte televisiecommercial specifiek de optionele dienst Programma Gemist wordt aangeprezen en dat de consument die van deze dienst gebruik wil maken, dient te beschikken over de diensten Inter­net&Bellen en Interac­tieve Televisie van Tele2. De kosten van de laatste twee diensten wor­den aan het einde van de televisiecommercial prominent in beeld gebracht. De prij­zen die men aldus zeer groot in beeld ziet, hebben derhalve geen be­trekking op Pro­gram­ma Ge­mist, hoewel deze optie in de televisiecommercial cen­traal staat. De (extra) kosten van Programma Gemist worden slechts vermeld in een zeer klein let­tertype aan de onderzijde van het beeldscherm, overigens, anders dan Tele2 stelt, niet gedurende de gehele uiting, maar slechts gedurende het laatste gedeelte daarvan.

2. Het College is van oordeel dat, indien in een televisiecommercial een specifie­ke dienst wordt aangeprezen, de kosten van deze dienst duidelijk dienen te worden genoemd indien, zoals in het onderhavige geval, uitdrukkelijk ook kosten van ande­re, aanvullende diensten worden genoemd. De gemid­delde consument zal in een der­ge­lijk geval immers verwachten dat de uitdrukkelijk genoemde prijzen (€ 29,95 per maand respectievelijk € 5,-- per maand gedurende het eerste jaar, en daarna € 10,-- per maand) een com­pleet beeld geven van de kosten van de aangeprezen dienst. Aldus lag het op de weg van Tele2 om ook de kosten van Pro­gram­ma Ge­mist (€ 5,-- extra per maand) uitdrukkelijk in beeld te brengen teneinde onduide­lijk­heid bij de consu­ment te voor­ko­men. Tele2 kon niet vol­staan met deze kosten in een zeer klein let­terty­pe te vermelden, bovendien ook nog op een andere plaats dan de uitdrukkelijk ge­noem­de kosten die, ook door hun cen­tra­le plaatsing en wijze van in beeld verschijnen, de meeste aan­dacht vangen.

3. Aldus is juist de prijs van de dienst die specifiek wordt aangeprezen het minst duidelijk vermeld. Het College acht het aan­neme­lijk dat het de ge­middelde consu­ment hierdoor kan ont­gaan dat bovenop de uit­drukke­lijk voor Inter­net&Bellen en Interactieve Televisie ge­noemde prijzen ook nog een bedrag van € 5,-- dient te worden betaald voor Programma Gemist. De overige inhoud van de reclame-uiting neemt deze misleiding niet weg. Hetzelfde geldt voor de stelling van Tele2 dat de kosten van Programma Gemist op haar website duide­lijk worden toegelicht. Een televisiecommercial en een website zijn zelfstandige reclame-uitingen die los van elkaar de consument juist en voldoende dienen te informeren. Grief 1 faalt derhalve.

4. Van een aan het medium televisie inherente rele­vante beperking om de kosten van Program­ma Gemist duidelijk in beeld te brengen is niet gebleken. Tele2 is im­mers wel in staat de kosten van Inter­net&Bel­len en Interac­tieve Televisie duidelijk in beeld te bren­gen, zodat niet valt in te zien waarom dit ten aanzien van de kosten van Pro­gramma Gemist anders zou liggen. Ook grief 2 treft geen doel.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf volgt).