RB

Algemene regels  

RB 1929

Korting op alles is niet absoluut

Vz. RCC 11 september 2013, dossiernr. 2013/00574 (vakantiekorting)
Voorzitterstoewijzing, misleidende, ontbrekende informatie. Het betreft adverteerders reclamefolder, geldend voor de periode 3 tot en met 9 juni 2013, op de voorzijde waarvan onder meer staat: “Uw 8% vakantiegeld is bij ons…16% voordeel op alles*”.
De klacht -  In de folder wordt 16% korting op alles beloofd. Toen klager echter bij Media Markt een lifecam HD3000 V2 kocht, bleek daarop geen korting te worden gegeven omdat de kortingsactie niet geldt voor accessoires. Volgens klager is sprake van valse voorlichting van consumenten.

Het oordeel van de voorzitter
De mededeling “16% korting op alles*” wekt de indruk van een nagenoeg absolute mededeling. Een aanzienlijk aantal productgroepen, waaronder kennelijk – naar adverteerder niet heeft weersproken – accessoires, blijkt echter van de actie uitgesloten te zijn. Dit is een belangrijke beperking van het aanbod die, nu de consument door de aanduiding “korting op alles” daarop niet bedacht zal zijn, duidelijk in de uiting moet worden meegedeeld. Dat is naar het oordeel van de voorzitter niet het geval.

Weliswaar wordt met een asterisk verwezen naar de ‘disclaimer’, maar deze valt door het zeer kleine lettertype ervan en de verticale plaatsing aan de zijkant van de folder nauwelijks op in verhouding tot de door de lettergrootte sterk de aandacht trekkende mededeling “16% korting op alles”. Bovendien is de inhoud van de mededeling waarnaar door middel van de asterisk verwezen wordt onvoldoende duidelijk. Deze mededeling begint met het uitdrukkelijk noemen van twee beperkingen, te weten “Aanbiedingen max. 1 per klant. Geen verkoop aan handelaren” en wordt gevolgd door andere informatie. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat dit de twee van toepassing zijnde beperkingen zijn. Aan het eind van de mededeling wordt men voor de “zondagopeningen en actievoorwaarden” nog naar adverteerders website verwezen, maar niet duidelijk is dat daar nog meer beperkingen staan die op deze voordeelactie van toepassing zijn.

Gelet op het voorgaande is sprake van het op een onduidelijke wijze verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 NRC. Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing van de voorzitter 
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7

NRC (nieuw) art. 8.3 aanhef

NRc (nieuw) art. 8.3 onder c.

RB 1927

"OPEN UP B*TCH" is in strijd met goede smaak

RCC 4 september 2013, dossiernr. 2013/0038 en dossiernr.  2013/0038A (Cool Cat - Open Up B*tch)
Het betreft een sleutelhanger/flesopener, bevestigd aan bij de kledingzaak Cool Cat verkrijgbare herenshorts. De voorzijde bevat een cartooneske afbeelding van het hoofd en bovenlichaam van een vrouw tot en met haar borsten en de tekst: “OPEN UP B TCH”, waarbij tussen de B en de T een ster staat. Op de achterzijde staat onder meer: “FEEL FREE TO ABUSE  M    ”, waarbij achter de “M” een ster staat. Rechts van deze mededeling staat, te lezen van beneden naar boven: “FACEBOOK.COM/COOLCAT” en “COOLCAT”.

De klacht (1) - De sleutelhangers/flesopeners hangen wel op “volwassen” herenbroeken, maar er zijn veel jonge jongens die de betreffende s en xs maten passen. De tekst en aard van de sleutelhangers/flesopeners zijn zeer vrouwonvriendelijk en zetten aan tot geweld tegen vrouwen. De uiting bevat een verkeerde boodschap aan jongens en mannen, maar ook aan meisjes die de uiting zien of in handen krijgen. Klaagster en vele ouders vinden de uiting onaanvaardbaar.

De klacht (2) - De bewuste, uitgedeelde sleutelhangers bevatten een zeer vrouw- en kindonvriendelijke “print en tekst”. Klaagster wil niet dat mensen vrouwen zo zien en dat kinderen denken dat dit normaal is. Klaagster vindt de uiting schokkend.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie acht zich bevoegd om de bestreden sleutelhanger/flesopener te beoordelen. Naar haar oordeel dient deze te worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 NRC. De Commissie overweegt daartoe het volgende.

Door de vermeldingen “FACEBOOK.COM/COOLCAT” en “COOLCAT” worden direct, althans indirect goederen van Coolcat aangeprezen door verweerder of ten behoeve van verweerder. Dit gebeurt in elk geval systematisch, nu de uiting is bevestigd aan kennelijk meer dan één herenshort.

De Commissie vat de klacht op in die zin dat klaagster de uiting in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen en/of de goede zeden. 

Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. De Commissie volstaat ermee te beoordelen of naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare worden overschreden, mede gelet op het publiek dat door de uiting wordt bereikt.

De Commissie neemt als uitgangspunt dat het publiek dat door de uiting wordt bereikt deels uit jongeren bestaat, reeds omdat in het verweer wordt verwezen naar “hetgeen waarmee jongeren vandaag de dag worden geconfronteerd”.

De Commissie acht de uiting, met name gezien de teksten: “OPEN UP B TCH”, waarbij tussen de B en de T een ster staat en   “FEEL FREE  TO ABUSE M    ”, waarbij achter de “M” een ster staat, in combinatie met de afbeelding van een vrouwenfiguur dermate vrouwonvriendelijk dat -mede gelet op het jonge publiek dat door de uiting wordt bereikt- de uiting in strijd is met de goede smaak als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dat de uiting humoristisch is bedoeld, leidt niet tot een ander oordeel.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de uiting in strijd met artikel 2 NRC. Zij beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 2 (goede smaak en fatsoen)

RB 1926

Adverteerder verantwoordelijk voor prijs in advertentie

Vz. RCC 11 september 2013 dossiernr. 2013/00572 (autowereld)
Voorzitterstoewijzing, misleiding, misleidende prijsvermelding, vervoer.
Het betreft de navolgende aanprijzing op de website autowereld.nl: “Suzuki SX4 -1.6 Comfort” voor “€ 11.827,- (incl. BTW)”, gevolgd door het doorgestreepte bedrag van “18.499”.

De klacht -  Uit de door klager gevraagde offerte bleek dat deze auto € 18.884,00 kostte. Gelet hierop acht klager de uiting misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
In de uiting is, naar adverteerder erkent, sprake van een onjuiste prijsvermelding.
Een adverteerder is verantwoordelijk voor de inhoud van een advertentie i.c. voor de vermelding van de juiste prijs. In dit geval is, naar adverteerder stelt, sprake van een menselijke (type)fout, doch een dergelijke fout ontslaat adverteerder niet van zijn verantwoordelijkheid.
Voorts overweegt de voorzitter dat niet kan worden geoordeeld dat de onjuiste vermelding voor de gemiddelde consument genoegzaam herkenbaar is als een fout.
Nu van een kennelijk onjuiste prijsvermelding geen sprake is, acht de voorzitter de uiting misleidend.
 
Blijkens het vorenstaande bevat de uiting voor de gemiddelde consument onjuiste informatie ten aanzien van de prijs als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijk wijze reclame te maken.
 
Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
NRC (nieuw) art. 8.2 onder d.

RB 1925

Gezonde elektronische sigaret bevat schadelijke stof nicotine

RCC 19 september 2013 dossiernr. 2013/00610 (puff)
 Misleiding, voornaamste kenmerken, folders. Het betreft een flyer met de volgende tekst:
“Op zaterdag 27 juli opent de eerste Puff Store in Nederland haar deuren in Bussum
Stoppen met roken maar lukt het niet?
Puff is HET gezonde alternatief!
Kom langs, probeer GRATIS en ervaar zelf het verschil”.

De klacht - Volgens klaagster kan het predicaat “gezond” in geval van voedings- en genotmiddelen alleen worden toebedeeld aan producten die ingrediënten bevatten die gezond zijn, bijvoorbeeld omdat ze essentiële bouwstoffen bevatten zoals vitaminen, mineralen e.d.. Voorts heeft het RIVM zich nog niet uitgelaten in termen als “gezond” met betrekking tot elektrische sigaretten en/of andere alternatieven voor roken. Ten slotte wordt in de productinformatie op de website www.puffstore.nl ook niet verwezen naar gezonde ingrediënten.

Het oordeel van de Commissie
In de bestreden uiting wordt de elektronische sigaret Puff aangeduid als “HET gezonde alternatief!” voor roken. Namens adverteerder is echter meegedeeld dat Puff de voor de gezondheid schadelijke stof nicotine bevat. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling “HET gezonde alternatief!” te absoluut en daardoor onjuist.
Naar haar oordeel wordt in de uiting aldus onjuiste informatie gegeven ten aanzien van de aard en de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder a respectievelijk b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
 
Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
NRC (nieuw) art. 8.2 onder a.
NRC (nieuw) art. 8.2 onder b.

RB 1924

BTW korting alleen van toepassing op de leveringskosten

RCC 6 september 2013, dossiernr 2013/00527(eon2)
Aanbeveling, energie, misleidende prijsvermelding. Het betreft een uiting op de homepage van www.eon.nl.   
Daarin staat onder meer: “E.ON geeft BTW korting op uw energieverbruik
Stap nu over en betaal in plaats van 19% slechts 6% BTW over uw energieverbruik”.
Daaronder staat een button met de tekst “Meer info”.
De klacht - Deze kan als volgt worden samengevat. Gesteld wordt dat men slechts 6% BTW hoeft te betalen. Achteraf blijkt dat dit alleen geldt voor de levering van energie en niet voor transport, energiebelasting e.d.
Klager heeft in 2012 gebruik gemaakt van de onderhavige aanbieding en in de hem toegezonden, bij de klacht overgelegde overeenkomst, is pas op pagina 6 vermeld dat het BTW-percentage van 6% alleen geldt met betrekking tot het leveringstarief. Dit had al op pagina 1 vermeld moeten worden.
Ook op de site is duidelijk sprake van 6% in plaats van 19% BTW, zonder dat vermeld is dat het aanbod alleen geldt voor de levering van energie.

Het oordeel van de Commissie
1. Voor zover de klacht mede moet worden opgevat in die zin dat deze is gericht tegen de bij de klacht overgelegde brief van 13 april 2012 van adverteerder, overweegt de Commissie dat zij zich niet bevoegd acht daarover te oordelen. Deze brief, die aanvangt met: “Hartelijk welkom bij E.ON. Met deze brief bevestigen wij uw keuze om met E.ON een leveringsovereenkomst aan te gaan” houdt een bevestiging in van een tussen klager en adverteerder gesloten overeenkomst en is geen reclame-uiting als bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
 
2. De Commissie acht zich wel bevoegd om te oordelen over de uiting op www.eon.nl. Daarvoor is de vraag of klager op basis van een telefoongesprek dan wel op basis van de uiting op www.eon.nl een overeenkomst met adverteerder heeft afgesloten niet van belang.  Ingevolge artikel 7 lid 1 van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep kan een ieder die van oordeel is dat reclame in strijd is met de NRC, een klacht indienen bij de Commissie.
 
3. Met betrekking tot de uiting op de www.eon.nl overweegt de Commissie het volgende.
 In de bestreden uiting staat:
“E.ON geeft BTW korting op uw energieverbruik
Stap nu over en betaal in plaats van 19% slechts 6% BTW over uw energieverbruik.
Meer info (een button)”. 
Eerst na klikken op de button “Meer info” wordt uit de tekst onder het kopje “Hoe werkt de BTW actie?” duidelijk dat de BTW korting betrekking heeft op “de leveringstarieven van de duurzaam opgewekt elektriciteit en gas”. Bij klikken op een tweede button “Meer info” is onder het kopje “Actievoorwaarden BTW actie” in punt 4 te lezen: “De korting is alleen van toepassing op de leveringstarieven en geldt niet voor netwerkkosten, het vastrecht en de Energiebelasting”.
 
Door de enkele mededeling “Meer info” wordt naar het oordeel van de Commissie geen duidelijk voorbehoud gemaakt met betrekking tot het feit dat de BTW korting geen betrekking heeft op alle kosten die verband houden met het energieverbruik, maar alleen op de leveringstarieven van elektriciteit en gas en dus niet op netwerkkosten, vastrecht en Energiebelasting. De gemiddelde consument zal de uiting zo begrijpen dat de verlaging van de BTW voor de kosten van zijn totale energielevering geldt en zich niet realiseren dat die verlaging van de BTW alleen van toepassing is op de netwerkkosten. Gelet hierop acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van het bestaan van een specifiek prijsvoordeel als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
4. Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
 Op grond van het voorgaande acht de Commissie de uiting op www.eon.nl in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.
 
 
Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
NRC (nieuw) art. 8.2 onder d.

RB 1923

Geadverteerde energieprijs is exclusief leveringskosten

RCC 6 september 2013, dossiernr. 2013/00499 (eon)
Aanbeveling, energie, misleidende prijsvermelding. Het betreft een uiting op www.eon.nl/producten-tarieven. Daarin staat onder meer:
“Kies uw huishouden voor uw verbruik:” waarna vier verschillende huishoudens worden omschreven. Vervolgens is vermeld:
“De maandbedragen van de vier producten hieronder komen overeen met de gekozen situatie”.
Het eerst genoemde product is: “Vast 1 jaar”. Daarover wordt onder meer gesteld: “Gemiddeld maandbedrag € 120,-”.
Daaronder staan onder meer twee buttons met achtereenvolgens de mededelingen “Direct afsluiten” en “Meer info”.
 
De klacht - Deze kan als volgt worden samengevat. Geadverteerd wordt met een energieprijs van € 120,- per maand. Pas achteraf bleek, als je op “de button” klikte, dat hier geen “leveringskosten” bij zijn inbegrepen.

Het oordeel van de Commissie
Vast staat dat de consument naast de kosten voor gebruik van elektriciteit en gas maandelijks, in verband met de levering van elektriciteit en gas, zogenaamde netwerkkosten dient te betalen. Deze netwerkkosten komen toe aan de netwerkbeheerder, maar worden geïncasseerd door de leverancier. Vast staat ook dat deze netwerkkosten niet zijn opgenomen in het “Gemiddeld maandbedrag” van “€ 120,-”, zoals vermeld in de bestreden uiting. Dat naast voornoemde € 120,- ook nog netwerkkosten moeten worden betaald, blijkt pas bij het lezen van de nadere informatie die men verkrijgt bij het aanklikken van de button “Meer info”. Die nadere informatie bevat, onder het kopje “Tarieven”, een uitsplitsing van de kosten voor “Elektriciteit”, “Gas” en “Netwerk”.
 
Door de enkele mededeling “Meer info” wordt naar het oordeel van de Commissie geen duidelijk voorbehoud gemaakt met betrekking tot de hoogte van het “Gemiddeld maandbedrag”. De gemiddelde consument zal uit de uiting begrijpen dat de kosten van zijn energieverbruik in totaal € 120,- per maand bedragen en zich niet realiseren dat er naast het genoemde maandbedrag ook nog netwerkkosten moeten worden betaald. Gelet hierop acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de prijs van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
Het verweer dat het in de energiebranche gebruikelijk is om de maandbedragen exclusief netwerkkosten te vermelden, leidt niet tot een ander oordeel. De Commissie acht het niet aannemelijk dat de gemiddelde consument op de hoogte is van een zodanig gebruik. Overigens is het maandbedrag zoals opgenomen in één van de twee bij het verweer overgelegde voorbeelden van reclame van branchegenoten van adverteerder, anders dan de onderhavige uiting (van adverteerder) voorzien van een asterisk, die verwijst naar een mededeling betreffende bijkomende netwerkkosten.
 
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
 
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
 
Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef
NRC (nieuw) art. 8.2 onder d.
RB 1922

Ook bij op=op actie moet product in voldoende mate aanwezig zijn

Vz. RCC 11 september 2013, dossiernr. 2013/00562 (Velux dakramen)
Misleidende beschikbaarheid, voorzitterstoewijzing. Het betreft adverteerders huis aan huis verspreide folder waarin onder meer “Velux dakramen” worden aangeboden met de mededeling:
“50% korting, op=op! aanbod verschilt per bouwmarkt”.

De klacht - In heel Zeeland en Brabant waren deze ramen niet verkrijgbaar. Sommige vestigingen deelden telefonisch mee slechts één exemplaar te hebben gekregen. Bij klaagsters, in Zeeland wonende, schoonzoon werd de folder pas bezorgd een paar dagen nadat zij telefonisch informatie bij adverteerder had ingewonnen. Hier is sprake van een lokkertje.

Het oordeel van de voorzitter

Klaagster heeft niet dan wel onvoldoende weersproken gesteld dat op 10 juli 2013, derhalve op de derde dag van de 14 dagen durende actie, in heel Zeeland en Brabant geen Velux dakramen meer verkrijgbaar waren. De in de uiting gemaakte voorbehouden duiden erop dat sprake is van een beperkte voorraad, maar dit neemt niet weg dat de ramen, mede gezien de aantrekkelijkheid van de actie en de in verband daarmee te verwachten belangstelling, in voldoende mate voorradig moeten zijn (geweest). Niet is echter gebleken dat in dit geval in de verschillende bouwmarkten aan dit vereiste was voldaan.

Blijkens het bovenstaande is in de uiting onvoldoende (duidelijke) informatie verstrekt over de beschikbaarheid van de ramen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de voorzitter de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing

Op grond van het vorenstaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7

NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

NRC (nieuw) art. 8.2 onder b.

RB 1921

HvJ EU: Over onjuiste verkoopbrochure, professionele toewijzing en misleidende handelspraktijk

HvJ EU 19 september 2013, zaak C-435/11 (CHS Tour Services tegen Team4 Travel) - dossier - persbericht
Prejudiciële vragen gesteld door het Oberste Gerichtshof (Oostenrijk)
Richtlijn 2005/29/EG Oneerlijke handelspraktijken. Verkoopbrochure die onjuiste informatie bevat, Vereisten van professionele toewijding. Kwalificatie als ,misleidende handelspraktijk’. Geval waarin handelaar niet kan worden verweten de zorgvuldigheidsverplichting niet te zijn nagekomen. Brochure die onjuiste bewering inzake exclusiviteit bevat

Uitspraak: [Richtlijn oneerlijke handelspraktijken] moet aldus worden uitgelegd dat een handelspraktijk die voldoet aan alle in artikel 6, lid 1, van deze richtlijn genoemde criteria om te kunnen spreken van een misleidende praktijk jegens de consument, als oneerlijk en daarmee als verboden op grond van artikel 5, lid 1, van de richtlijn kan worden aangemerkt zonder dat hoeft te worden nagegaan of die praktijk ook in strijd is met de vereisten van professionele toewijding in de zin van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn.

Gestelde prejudiciële vraag:

„Dient artikel 5 van [de richtlijn] aldus te worden uitgelegd dat in geval van misleidende handelspraktijken in de zin van artikel 5, lid 4, van die richtlijn een afzonderlijke toetsing van de criteria van artikel 5, lid 2, sub a, van de richtlijn niet is toegestaan?”
RB 1919

PostNL had geen toestemming voor verzenden van reclame via e-mail

RCC 3 september 2013, dossiernr. 2013/00423-I
Aanbeveling, Bijzondere Reclamecode, email. Het betreft de aan klager per e-mail toegestuurde reclame-uitingen, met de aanhef  “korte tijd gratis de speciale Oranjemunt” respectievelijk “unieke Oranjepenning ligt voor jou klaar”. 

De klacht - Klager kent eAction niet, evenmin als “Sanne Dekker” en “Inge van Rooij”, van wie de reclame-uitingen afkomstig zijn. Nu klager deze e-mail van onbekenden toegestuurd heeft gekregen, is gehandeld in strijd met de Code reclame via e-mail 2012.

Het oordeel van de Commissie

De klacht richt zich tegen het hebben ontvangen van een reclame-uiting per e-mail zodat de Code reclame via e-mail 2012 daarop van toepassing is.

Met betrekking tot de vraag wie van de verweerders verantwoordelijk moet worden geacht voor de verspreiding van de gewraakte e-mails overweegt de Commissie als volgt.

PostNL

De uiting strekt tot aanprijzing van een van PostNL afkomstig product, zodat PostNL als adverteerder in de zin van artikel 1.2.b van de Code reclame via e-mail 2012 dient te worden aangemerkt. PostNL heeft deze aanprijzing, een digitale reclame-uiting, opgesteld en vervolgens aan Digimo gevraagd voor de verspreiding van de uiting zorg te dragen. Dat PostNL de verspreiding van de uiting aldus uit handen heeft gegeven, betekent niet dat zij niet kan worden aangemerkt als adverteerder in de zin van de Code reclame via e-mail 2012.

PostNL wist, dan wel moet geacht worden ervan op de hoogte te zijn geweest dat Digimo voor de verspreiding van de reclame-uiting gebruik zou maken van haar affiliate netwerk, zodat voorts het bepaalde in artikel 1.3 onder b van deze Code op PostNL van toepassing is. Nu niet is gebleken dat PostNL, overeenkomstig deze bepaling, zich  ervan heeft vergewist dat de bestandseigenaar de noodzakelijke toestemming voor het verzenden van de reclame via e-mail heeft verkregen, heeft PostNL de ingevolge deze bepaling op haar rustende verplichting niet in acht genomen.

TFM

Met betrekking tot TFM overweegt de Commissie dat, naar de Commissie begrijpt uit het door TFM gevoerde verweer, TFM bestandseigenaar is in de zin van de Code reclame via e-mail 2012. Voor de verspreiding van de gewraakte reclame-uitingen heeft TFM kennelijk gebruik gemaakt van de aan TFM toebehorende domeinnaam “info@cs02.nl”.

Ingevolge artikel 1.3 onder a Code reclame via e-mail 2012 dient de geadresseerde van reclame via e-mail aan de bestandseigenaar toestemming te hebben verleend voor het ontvangen van reclame via e-mail door middel van een actieve handeling. Niet is gebleken dat daarvan sprake is.

TFM noemt verschillende IP-adressen van waaruit door TFM activiteiten van de zijde van klager zijn waargenomen, doch daarmee is niet aangetoond dat klager vooraf toestemming heeft gegeven. Voorts stelt TFM dat klagers inschrijving is bevestigd vanaf een aan klager toebehorend IP-adres, doch ook dit is onvoldoende bewijs dat TFM over de vereiste toestemming beschikt.

Digimo  

Ten aanzien van Digimo overweegt de Commissie dat niet is gebleken dat Digimo direct bij de verzending van de reclame-uitingen betrokken is geweest.

De beslissing

Op grond van het vorenstaande is de Commissie van oordeel dat zowel PostNL als TFM in strijd met respectievelijk artikel 1.3 onder b en 1.3 onder a reclame via e-mail hebben gemaakt en beveelt zij verweerders aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1918

Prodimed, het medische proteïnedieet

RCC 12 september 2013, dossiernr. 2013/00433
Het betreft een radiocommercial voor Prodimed, waarin het volgende wordt gezegd:
“Prodimed is een medisch proteïnedieet. Kijk snel op prodimed.nl.”
De klacht - In de commercial wordt de indruk gewekt dat sprake is van een medisch afslankproduct. Het product c.q. de proteïne is echter zonder tussenkomst van medici te verkrijgen. Op de website wordt niet toegelicht wat er medisch aan het product is. Door het gebruik van de naam Prodimed en de referentie aan medisch wordt geclaimd dat het product medisch verantwoord en/of bewezen is, waardoor het publiek wordt misleid.

Volledige reclame-uiting
Verkoopster: “En mevrouw, hoe zit de broek?”
Klant: “Hij past helemaal niet!”
Verkoopster: “Herkenbaar. Maatje groter doen?”
Klant (lachend): “Doe maar twee maatjes kleiner!”
Verkoopster: “Mag ik vragen wat uw geheim is?”
Klant: “Het is geen geheim, het is Prodimed.”
Voice-over: “Prodimed is een medisch proteïnedieet. Kijk snel op prodimed.nl.”

Tag-on:
Verkoopster: “Hoe was die naam ook al weer?”
Klant: “Prodimed. Je vindt ze op internet, prodimed.nl.”

Het oordeel van de Commissie
1) Voor de beoordeling van de klacht is in de eerste plaats van belang om vast te stellen of Prodimed een medisch hulpmiddel is. Adverteerder heeft, op de vraag van de Commissie naar de status van het product en een eventuele CE-markering, aangevoerd dat Prodimed wordt voorgeschreven door artsen en diëtisten alsmede onderwerp van onderzoek in het LUMC is (geweest), en in die zin kan worden beschouwd als een medisch hulpmiddel. Genoemde omstandigheden maken echter niet dat Prodimed moet worden aangemerkt als een medisch hulpmiddel in de zin van de Wet op de medische hulpmiddelen. Niet is gesteld of gebleken dat Prodimed is voorzien van de voor medische hulpmiddelen (in artikel 7 van het Besluit medische hulpmiddelen) verplicht gestelde CE-markering. Op grond van het voorgaande neemt de Commissie tot uitgangspunt dat Prodimed geen medisch hulpmiddel is.

2) In de radiocommercial wordt Prodimed aangeprezen als “een medisch proteïnedieet”. Naar het oordeel van de Commissie wordt aldus bij de gemiddelde consument de indruk gewekt dat sprake is van een product dat is bestemd voor gebruik op medische indicatie. Door deze wijze van presenteren dient het product te worden aangemerkt als een geneesmiddel in de zin van artikel 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Op grond van artikel 84 van de Geneesmiddelen-wet is het verboden om reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor geen handels-vergunning is verleend. Niet in geschil is dat ten aanzien van het product Prodimed een dergelijke vergunning ontbreekt. Om deze reden is de uiting in strijd met de wet en daardoor in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

3) Het voorgaande geldt niet ten aanzien van de naam van het product. Met de enkele naam Prodimed wordt niet gerefereerd aan de werking van het product en wordt geen claim ten aanzien van een bepaald resultaat gesuggereerd. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument aan de naam Prodimed geen bijzondere medische betekenis hechten.

In zoverre wordt de klacht afgewezen.

4) Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de uiting door de aanduiding “medisch proteïnedieet” in strijd met artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 2 (wet)