RB

Algemene regels  

RB 1870

Onvoldoende duidelijk dat meer beperkingen van toepassing zijn

RCC 16 juli 2013, dossiernr. 2013/00478 (16 % voordeel op alles)
Onduidelijke informatie. Ontbreken essentiële informatie. Aanbeveling. Het betreft adverteerders reclamefolder op de voorzijde waarvan onder meer staat “16 % voordeel op alles*”.

De klacht - De asterisk verwijst naar de verticaal in de folder staande tekst die luidt: “*Aanbiedingen max. 1 per klant. Geen verkoop aan handelaren. Zetfouten en prijswijzigingen voorbehouden. (…) Kijk voor de zondagopeningen en actievoorwaarden op mediamarkt.nl”. Op de door klager gekochte Apple Mouse bleek de korting niet van toepassing, maar  nergens in de uiting staat dat de korting geldt voor een beperkt aantal producten. Voor accessoires bleek de korting niet te gelden.

Het oordeel van de Commissie
In de folder staat zeer groot en duidelijk “16% voordeel op alles*”. Afgezien van het feit dat deze asterisk verwijst naar een tekst, waarvoor uiterst kleine letters zijn gebruikt en die ook nog eens verticaal in de folder is aangebracht, acht de Commissie de bij de asterisk staande tekst onvoldoende duidelijk. Deze tekst begint met het uitdrukkelijk noemen van twee beperkingen, te weten “Aanbiedingen max. 1 per klant. Geen verkoop aan handelaren” en wordt gevolgd door andere informatie, waardoor de indruk wordt gewekt dat dit de van toepassing zijnde beperkingen betreft. Aan het einde van deze tekst wordt men “voor de zondagopeningen en actievoorwaarden” nog naar adverteerders website verwezen, maar niet duidelijk is dat daar nog meer beperkingen staan die op deze voordeelactie van toepassing zijn. Het woord “alles” sluit overigens iedere beperking ten aanzien van de korting uit, zodat geen klant er op bedacht hoeft te zijn dat “alles” in de advertentie de betekenis van “niet alles” heeft.
Gelet op het vorenstaande wordt in de uiting voor de gemiddelde consument op een onduidelijke wijze essentiële informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC), terwijl de folder voor het verstrekken van deze  informatie voldoende ruimte biedt. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden zijn de reclame-uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1869

Gratis hoortoestel kan niet als gratis worden aangemerkt

CvB RCC 24 juli 2013, dossiernr. 20133/00249 (Gratis hoortoestel Specsavers)
Prijsvermelding. Onvoldoende duidelijk. Aanbeveling. Bevestiging. Het betreft de volgende reclame-uitingen voor een “gratis hoortoestel bij Specsavers”: a) de televisiecommercial waarin – voor zover hier van belang – wordt gezegd: “Wist u dat uw hoortoestel niet meer volledig wordt vergoed door uw basisverzekering? Bij Specsavers vinden we dit niet kunnen. Daarom betalen wij het resterende bedrag, zodat alle typen hoortoestellen nog steeds helemaal gratis zijn.” Onderin beeld staat gedurende een deel van de commercial de tekst: “25% van Specsavers en 75% van uw zorgverzekeraar, vraag naar de voorwaarden.” In het laatste beeld staat onder meer: “Gratis hoortoestel”. (Lees verder voor vervolg van de uitingen).

De klacht - Het betalen van de 25% eigen bijdrage door Specsavers betekent niet dat het hoortoestel gratis is. De overige 75% van de aanschafprijs wordt vergoed uit de basisverzekering, waarvoor een eigen risico geldt van € 350,-. Het hoortoestel is dus niet voor niets. De uitingen zijn daarom misleidend.

Vervolg van de reclame-uitingen.
b) de webpagina https://www.specsavers.nl/horen/aanbiedingen/gratis-hoortoestel/, waar onder de kop “NU: GRATIS HOORTOESTEL BIJ SPECSAVERS!” staat: “IN DE BASISDEKKING IS UW HOORTOESTEL NIET MEER GRATIS. BIJ SPECSAVERS WÉL! Vanaf 1 januari 2013 krijgt u uw hoortoestellen niet meer volledig vergoed. U moet nu een eigen bijdrage betalen van 25% bij de aanschaf van een hoortoestel. (…) Daarom hebben wij bij Specsavers besloten uw volledige eigen bijdrage van 25% te betalen, waardoor het complete hoortoestel voor u gratis is.” Hieronder staan de voorwaarden opgesomd.
c) de in weekkrant “De Nieuwe Meppeler” geplaatste advertentie met onder meer de volgende tekst: “NU: GRATIS HOORTOESTEL BIJ SPECSAVERS! IN DE BASISDEKKING IS UW HOORTOESTEL NIET MEER GRATIS.BIJ SPECSAVERS WÉL! GELDT VOOR ALLE MODELLEN Specsavers betaalt uw eigen bijdrage van 25% naast de 75% vergoeding van uw zorgverzekeraar. Hierdoor kost het toestel u niets. Maximaal 1 gratis hoortoestel per klant. (…) Om in aanmerking te komen voor een gratis hoortoestel moet u aanspraak kunnen maken op de vergoeding van uw basisverzekering. (…)”

Het oordeel van de Commissie
In de bestreden uitingen wordt een “gratis hoortoestel bij Specsavers” aangeboden. Blijkens de in de uitingen gegeven toelichting houdt het aanbod in dat Specsavers de sinds 1 januari 2013 geldende eigen bijdrage van 25% bij de aanschaf van een hoortoestel voor haar rekening neemt, terwijl de overige 75% van de prijs wordt vergoed uit de zorgverzekering. Hierdoor zijn volgens adverteerder “alle type hoortoestellen nog steeds helemaal gratis” (tv commercial) en “kost het toestel u niets” (website en advertentie). Krachtens artikel 8.5 in combinatie met punt 19 van de bij dit artikel behorende Bijlage 1 bij de Nederlandse Reclame Code (NRC) is onder alle omstandigheden sprake van misleidende reclame indien een product wordt omschreven als “gratis”, terwijl de consument iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen. Vast is komen te staan dat door de consument voor een bij Specsavers aangeschaft hoortoestel alleen niets hoeft te worden betaald in het geval dat zijn eigen risico van de basisverzekering van € 350,- reeds geheel is verbruikt. Bij consumenten die het bedrag van het eigen risico nog niet (geheel) hebben verbruikt, wordt de vergoeding van 75% van de aanschafprijs door de zorgverzekeraar gekort met het openstaande bedrag aan eigen risico. In die gevallen dient de consument dus wel te betalen voor zijn hoortoestel en kan het hoortoestel niet als “gratis” worden aangemerkt. Daarbij is niet van belang dat de consument niet rechtstreeks aan Specsavers betaalt. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de televisiecommercial, de webpagina en de krantenadvertentie misleidend als bedoeld in artikel 8.5 in combinatie met punt 19 van Bijlage 1 bij de NRC, en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
Het misleidende karakter van de uitingen door het gebruik van de omschrijving “gratis” wordt niet weggenomen door de (verwijzing naar de) voorwaarden die op de website en in de advertentie staan. Naar het oordeel van de Commissie kan er niet van worden uitgegaan dat de gemiddelde consument bedacht is op het feit dat het openstaande bedrag van het eigen risico bij de zorgverzekering bepalend is voor het daadwerkelijk gratis zijn van een bij Specsavers in de actieperiode aan te schaffen hoortoestel. De algemene verwijzing “vraag naar de voorwaarden” in de televisiecommercial is onvoldoende om de consument tijdig te attenderen op deze mogelijke beperking van de absolute mededeling dat bij Specsavers een hoortoestel “nog steeds helemaal gratis” is. Bovendien wordt in de voorwaarden voor de actie evenmin duidelijk meegedeeld dat het gratis zijn van het hoortoestel afhankelijk is van het bedrag aan eigen risico dat reeds is verbruikt. De in de voorwaarden opgenomen mededeling “om in aanmerking te komen voor een gratis hoortoestel moet u aanspraak kunnen maken op de vergoeding van uw basisverzekering” verschaft de gemiddelde consument op dit punt onvoldoende duidelijkheid.
 
De beslissing van de Reclame Code Commissie [15 mei 2013]
 
De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De beslissing van het College van Beroep [24 juli 2013]
 
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie (zie overweging 1-5).

RB 1868

Vergelijking van goedkoopste varifocale bril mag

RCC 15 juli 2013, dossiernr. 2013/00435 (Vergelijking Specsavers/Pearl)
Geen algemene prijsvergelijking. Afwijzing. Het betreft een televisiereclame. Daarin zegt de voice-over het hierna volgende, terwijl voortdurend -onderin beeld- is te lezen: “O.b.v onderzoek bij 45 van de 291 Pearle winkels van 2 t/m 4 april. Laagste prijs bij Pearle: € 109 (18 winkels), € 129 (1x), € 139 (18x), € 159 (3x), € 189 (3x), € 219 (1x), € 259 (1x). Zie specsavers.nl/vergelijking voor alle informatie”. Voice-over: “Bij Specsavers betaalt u voor de goedkoopste varifocale bril € 79.-. Bij Pearle rekenen ze voor de meeste van de 45 onderzochte winkels voor zo’n bril € 109,- of € 139,-. Dat is dus 37 of 75% duurder bij Pearle”. Intussen verschijnt in beeld: “Specsavers Goedkoopste varifocale bril  €79,- en PEARLE Goedkoopste varifocale bril in de meeste winkels € 109 of € 139”. Bij laatstgenoemde prijzen is vermeld: “+37%” respectievelijk “+75%”. Voorts is onder elk van beide zinsneden “Goedkoopste varifocale bril” een montuur afgebeeld, en wel twee verschillende monturen. Vervolgens zegt (kennelijk) een verkoper: “Wat een verschil. Kom naar Specsavers en vergelijk het zelf”. Ten slotte verschijnt het logo van Specsavers in beeld en de tekst: “Was nou maar naar Specsavers gegaan”.

De klacht - De reclame doet het voorkomen alsof Pearle duurder is. Uit https://www.pearle.nl/nl_NL/acties?catalogPermalink= blijkt echter dat men bij Pearle een tweede bril gratis krijgt. Er is dus geen sprake van een nette objectieve vergelijking op basis van prijs.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat de klacht op in die zin dat in de uiting -ten onrechte- de indruk wordt gewekt dat Pearle in het algemeen duurder is dan Specsavers. Anders dan klager lijkt te menen, wordt in de bestreden televisiereclame geen algemene prijsvergelijking gemaakt betreffende brillen bij Specsavers en brillen bij Pearle. Uit de gesproken tekst en de beelden van de uiting blijkt voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat in de uiting specifiek de prijs van de goedkoopste varifocale bril bij Specsavers wordt vergeleken met de prijzen van de goedkoopste varifocale brillen bij 45 onderzochte winkels van Pearle, waarbij in het bijzonder de aandacht wordt gevestigd op de twee meest voorkomende prijzen voor dergelijke brillen bij Pearle. Het gaat in de vergelijking om de vraag wat de prijs is van één varifocale bril bij Specsavers en bij Pearle. Bij de beantwoording van die vraag doet niet ter zake wat voor montuur die bril heeft en dat er bij Pearle een tweede bril gratis wordt gegeven, als dat laatste al zo is, want Specsavers bestrijdt dat de tweede bril geheel gratis is. Klager heeft niet bestreden dat de goedkoopste varifocale bril bij Specsavers € 79,- kost.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1867

Slogan "Red eucharistieviering, word lid van de KRO" niet onjuist

RCC 15 juli 2013, dossiernr. 2013/00416 (KRO eucharistieviering)
Afwijzing. Niet de suggestie dat de politiek rechtstreekse invloed heeft (dat zou in strijd zijn met 2.1 lid 2 Mediawet).

Een televisie- en een radioreclame waarin Leo Fijen, televisiepresentator, het volgende zegt: “De eucharistievieringen hebben een vaste plek op de zondagmorgen. Maar als het aan de politiek ligt, is er geen geld meer, en zullen ze verdwijnen, op korte termijn zelfs. De KRO nu, wil er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de eucharistievieringen op tv kunnen blijven, met uw financiële bijdrage. En daarom vraag ik u, red de eucharistievieringen. Word nu lid van de KRO voor € 10,- per jaar en als dank krijgt u dit geschenk ervoor terug(...).

Klacht: Gesuggereerd wordt dat de politiek de eucharistieviering op televisie “om zeep wil helpen” en dat men dit kan voorkomen door lid te worden van de KRO. Dit is misleidend. De politiek heeft niets te maken met het al dan niet uitzenden van een kerkdienst. Daarover beslist een omroep zelf, in samenspraak met de netmanager. Voorts is er geen relatie tussen het uitzenden van een eucharistieviering en het aantal leden dat een omroep heeft.

 

Commissie: In het kader van het bovenstaande wordt gesteld dat “als het aan de politiek” ligt, de vieringen zullen verdwijnen. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument deze stelling opvatten in die zin dat er sprake is van politieke standpunten/besluiten, als gevolg waarvan uitzending van “De Eucharistieviering” mogelijk niet meer kan plaatsvinden. Adverteerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een dergelijke situatie, door te wijzen op het volgende.

Het programma “Eucharistieviering” is een programma van de RKK (de zendtijd van het Rooms-Katholieke Genootschap) dat door de KRO wordt uitgezonden. Als gevolg van de 200 miljoen aan bezuinigingen voor de Publieke Omroep in de periode 2013-2015, waartoe is besloten door het kabinet Rutte I, wordt het budget van de RKK vanaf 2014 gehalveerd. Daarnaast heeft het kabinet Rutte I besloten dat er per 1 januari 2016 geen ruimte meer is qua budget voor de zogenaamde 2.42 omroepen ofwel  levensbeschouwelijke omroepen, zoals de KK. Het betreffende budget wordt per 1 januari 2016 op nul gesteld, zo blijkt uit pagina 4, punt 2 van de bij het verweer overgelegde brief van 6 december 2012 van Staatssecretaris Dekker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W). Voorts wordt op pagina 52 van het bij het verweer overgelegde Wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 overwogen dat de 2.42 omroepen per 1 januari 2016 geheel komen te vervallen.

 

In de bestreden televisiereclame ligt naar het oordeel van de Commissie niet de suggestie besloten dat “de politiek” rechtstreeks invloed heeft op de inhoud van het programma-aanbod van een omroep. Een zodanige invloed zou overigens in strijd zijn met het bij verweer genoemde artikel 2.1 lid 2 Mediawet 2008, onder meer inhoudende dat het media-aanbod, behoudens het bepaalde bij of krachtens de wet, onafhankelijk is van overheidsinvloeden.   

 

Zoals hierboven overwogen, wordt het publiek opgeroepen het programma “Eucharistieviering” te “redden” door lid te worden van de KRO, voor € 10,- per jaar. Naar het oordeel van de Commissie moet deze oproep worden gezien in de context van de gehele televisiereclame, waaronder de zinsnede “De KRO nu, wil er alles aan doen om ervoor te zorgen dat de eucharistievieringen op tv kunnen blijven”. Niet wordt gesuggereerd dat (uitsluitend) het aantal leden van de KRO bepalend is voor het al dan niet uitzenden van het programma “Eucharistieviering”; ledenwerving is een onderdeel van de actie die KRO voert om dit programma voor de publieke televisie te behouden. Bij verweer is meegedeeld dat de KRO zich hiertoe hard maakt, zowel binnen het bestel richting netmanagement van de NPO (Stichting Nederlandse Publiek) als buiten het bestel, via de onderhavige reclame.

Voorts is bij verweer onder meer het volgende meegedeeld.

De KRO zal bij de NPO dienen aan te tonen dat zij via haar achterban veel expliciete steun heeft ontvangen ten behoeve van behoud van de eucharistievieringen en wijst erop dat een sterk en groot KRO essentieel is in de onderhandelingen om haar zendtijd, waarmee uitzending van het programma ‘”Eucharistieviering” mogelijk kan blijven, te behouden.

Door haar toelichting op de door haar gevoerde actie heeft de KRO voldoende aannemelijk gemaakt dat het aangaan van een lidmaatschap van de KRO kan bijdragen aan het behoud van het programma “Eucharistieviering”.

RB 1866

Intensiviteit of omvang niet bepalend voor agressieve reclame

CvB RCC 23 juli 2013, dossiernr. 2013/00294 (Heineken Starbottle)
Bijzondere Reclamecode. Agressieve reclame. (Gedeeltelijke) aanbeveling. Bevestiging. Het betreft een advertentie voor de “Star Bottle” van Heineken op de buitenzijde van de omslag (voor- en achterkant) van het dagblad Spits van 28 maart 2013 en op de binnenzijde van de omslag (alleen voorkant).

De klacht - Door de grootte, de opmaak, het intense kleurgebruik en het daardoor drammerige en propagandistische karakter van de advertenties is sprake van ongepaste beïnvloeding en daardoor van agressieve reclame in de zin van artikel 14.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de reclame ongepast is, is deze tevens in strijd met de goede smaak (artikel 2 NRC) en de professionele toewijding (artikel 7 NRC). Bovendien staat ten onrechte de educatieve slogan alleen op de achterzijde van de omslagadvertentie.

Het oordeel van de Commissie
1) De NRC bevat geen bepaling waarin grenzen worden gesteld aan de mate waarin reclame “drammerig” mag zijn. Het enkele feit dat adverteerder zich van een intensieve reclamecampagne bedient, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van agressieve reclame als bedoeld in artikel 14.1 NRC. Ook kan niet worden geoordeeld dat de onderhavige advertenties door grootte, opmaak en kleurgebruik de keuzevrijheid van de gemiddelde consument (kunnen) beperken en/of aan het nemen van een geïnformeerd besluit over het aangeprezen product in de weg zouden staan.
2) Nu naar het oordeel van de Commissie geen sprake is van agressieve reclame, wijst zij de klacht dat de reclame door het agressieve karakter  daarvan tevens in strijd is met de goede smaak en de professionele toewijding af.
3) De onderhavige uitingen voor de Heineken Star Bottle betreffen reclame voor alcoholhoudende dranken waarop, naast het Algemene deel van de NRC, de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken (RvA) van toepassing is. Krachtens artikel 32 lid 2 en 3 RvA moet alle printreclame voor zwakalcoholhoudende dranken zijn voorzien van het logo “Geen 16? Geen druppel”. De advertentie aan de binnenzijde van de omslag voldoet aan het bepaalde in genoemd artikel. Naar het oordeel van de Commissie is dat niet het geval bij de reclame aan de buitenzijde van de omslag, waarbij in de advertentie die zich aan de achterzijde van de krant bevindt het logo “Geen 16? Geen druppel” is opgenomen. Opengevouwen vormt de uiting op de omslag weliswaar één advertentie, maar bij een dichtgevouwen krant is niet (direct) duidelijk dat de uiting aan de voorzijde de helft is van een groter geheel. Naar het oordeel van de Commissie dient daarom de advertentie die aan de voorzijde van de omslag zichtbaar is, als zelfstandige uiting te voldoen aan de bepalingen van artikel 32 RvA betreffende het opnemen van het logo “Geen 16? Geen druppel”. Daarbij is van belang dat in de richtlijnen voor het tonen van het logo, die zijn opgenomen in de toelichting bij artikel 32 RvA, ten aanzien van de positie van het logo is bepaald dat “het logo in ieder geval duidelijk zichtbaar moet zijn”. Dat is bij de uiting op de voorzijde van de omslag niet het geval.
4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist. De beslissing van de Reclame Code Commissie [24 mei 2013] Op grond van hetgeen onder 3) is overwogen acht de Commissie de bestreden uiting op de buitenzijde van de omslag (voorkant) in strijd met het bepaalde in artikel 32 lid 3 RvA. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

Het oordeel van het College
1. Het College stelt voorop dat in beroep uitsluitend dient te worden beslist over de vraag of de bestreden reclame-uitingen als agressief in de zin van artikel 14.1 NRC dienen te worden aangemerkt. Dit artikel bevat een opsomming van om­standighe­den waaronder reclame agressief is. Het College leest in deze opsomming niet dat de omvang en de intensiteit van reclame-uitingen zelfstandig tot het oordeel kunnen lei­den dat sprake is van agressieve reclame. Het feit dat grootschalig en intensief voor een bepaald product reclame wordt gemaakt, kan immers niet tot het oordeel leiden dat reeds daardoor sprake zou kunnen zijn van intimidatie, dwang, met inbe­grip van het gebruik van lichamelijk geweld, en on­ge­paste beïn­vloeding. Het voor­gaande ligt niet anders indien reke­ning wordt gehou­den met de marktpo­si­tie van Heineken. Ook deze positie kan niet zelfstandig tot het oordeel leiden dat de bestre­den reclame-uitingen van Heineken agressief zijn in de zin van artikel 14.1 NRC. Tot slot merkt het College op dat de Nederlandse Recla­me Code geen grens stelt aan de mate waarin een bedrijf re­clame mag maken.

2. De primaire en subsidiaire grieven kunnen niet slagen. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep [23 juli 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep aan de orde.

RB 1865

Geen onderbouwing voor gestelde werking en gebruik sportgel

RCC 16 juli 2013, dossiernr. 2013/00473-1 (Rowo Sportgel)
Voornaamste kenmerken product. Onjuiste informatie. Aanbeveling. Het betreft een in verschillende huis-aan-huis kranten geplaatste advertentie voor Rowo Sportgel met als kop “Spierpijn weg [of: ”verdwijnt”] terwijl u wacht!”.

De klacht - Blijkens de door Natusor aan de Keuringsraad overgelegde onderbouwing van de werking van het medisch hulpmiddel Rowo Sportgel heeft het product een “cooling effect”. In de bestreden uiting worden echter ook een aantal aanprijzingen van het product gebezigd welke niet zijn aangetoond dan wel onderbouwd. Niet duidelijk is derhalve of dit product ook al die eigenschappen heeft en of de eigenschappen wetenschappelijk zijn aangetoond en derhalve juist zijn. Is dat niet of slechts deels het geval, dan zijn de separate zinsneden en de gehele uiting in strijd met de artikelen 2 en 7 juncto 8.2 onder a en b van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat zij alleen de door de Keuringsraad aan haar voorgelegde advertentie beoordeelt, en niet de herziene versie daarvan. Tussen partijen is niet in geschil dat het product waarop de reclame-uiting betrekking heeft, Rowo Sportgel, een medisch hulpmiddel is dat - volgens de door de fabrikant opgestelde onderbouwing - een verkoelend effect heeft. Nu door de Keuringsraad de juistheid wordt betwist van de mededelingen omtrent de verdere werking van Rowo Sportgel zoals hiervoor onder “De klacht” is weergegeven, dient adverteerder de beweerde werking van het aangeprezen product - en daarmee de juistheid en eerlijkheid van de reclame-uiting - aannemelijk te maken. Hetzelfde geldt voor de mededelingen omtrent de aanprijzing van het product door “artsen en fysiotherapeuten” en het gebruik van de sportgel door “bijna alle professionele voetbalploegen”. Adverteerder heeft dit niet gedaan. Er is immers geen onderbouwing voor de in de uiting gestelde werking en gebruik van Rowo Sportgel aangevoerd.

Het voorgaande impliceert dat het ervoor moet worden gehouden dat de uiting onjuiste informatie bevat over de van het gebruik van Rowo Sportgel te verwachten resultaten, een van de voornaamste kenmerken van het aangeprezen product als bedoeld onder b van ar­tikel 8.2 NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de bestreden uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Nu de Commissie de uiting reeds op voornoemde gronden in strijd met de NRC acht, kan in het midden blijven of de uiting tevens in strijd is met de overige door de Keuringsraad genoemde bepalingen van de NRC.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1864

Publieke omroep is van en voor iedereen

CvB RCC 24 juli 2013, dossiernr. 2013/00180 (Publiekeomroep.nl)
Voornaamste kenmerken product. Afwijzing. Bevestiging (met wijziging gronden). Het betreft de op verweerders website www.publiekeomroep.nl, staande tekst “De publieke omroep is van en voor iedereen”.

De klacht - Verweerder maakt met belastinggeld reclame voor zichzelf door te stellen dat ze van en voor iedereen is. Verweerder slaagt er evenwel niet in om in haar informerende en opiniërende programma’s alle substantiële politieke, maatschappelijke en levensbeschouwelijke stromingen binnen de Nederlandse samenleving te bedienen. Naar het oordeel van klager, die voorzitter is van de Populistische Omroep Nederland, lukt het verweerder al zeker 10 jaar niet om het geluid van het rechtspopulistische deel van het politieke spectrum te laten horen, terwijl dit tussen de 10 en 25% van de Nederlandse bevolking omvat.

Het oordeel van de Commissie
Verweerder is een samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht op landelijk, regionaal en lokaal niveau, als bedoeld in artikel 2.1 van de Mediawet 2008. Ingevolge artikel 2.1 van de Mediawet 2008 dient verweerder er onder meer op toe te zien dat sprake is van een media-aanbod op het terrein van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing alsmede dat het aanbod voor iedereen toegankelijk is. In de zinsnede “De publieke omroep is van en voor iedereen” vat verweerder kort en bondig zijn wettelijke taak samen. Deze taakomschrijving kan niet worden aangemerkt als het aanprijzen van goederen en/of diensten of het propageren van een denkbeeld, in de zin van artikel 1 van de NRC, zodat de Commissie niet bevoegd is deze uiting aan de NRC te toetsen.

De beslissing van de Reclame Code Commissie [21 mei 2013]
Op grond van het hierboven overwogene wijst de Commissie de klacht af.

Het oordeel van het College

1. Appellant bestrijdt het oordeel van de Commissie dat de uiting met de slogan “De publieke omroep is van en voor iedereen” geen reclame-uiting is. Het College stelt dienaan­gaande voorop dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van reclame, de totale uiting een rol speelt. Daarbij richt de klacht zich in het bij­zon­der tegen de pagi­na die men ziet op de website www.publiekeomroep.nl onder het tabblad “or­ga­nisa­tie”. Op deze pagina staan, blijkens de overgelegde kopie van de uiting, niet alleen organisa­torische mededelingen, maar worden (onder meer) ook enkele specifieke programma’s ge­noemd met het bijbehorende “waarde­rings­cijfer”, in verband waarmee kennelijk de programma’s met de hoogste waardering worden genoemd. Voorts bevat de pagina de tekst: “De publieke omroep bindt de Neder­landse sa­men­leving met pro­gramma’s die in­for­meren, inspireren en amuseren”.
2. Op grond van het voor­gaande oordeelt het Col­le­ge dat de uiting niet louter uit fei­te­lijke informa­tie over de orga­nisatie van de NPO be­staat, maar tevens zodanig wer­vende elementen voor een denkbeeld bevat, te weten het denkbeeld dat de NPO een belangrijke rol voor de Nederlandse samenleving vervult en dit op zodanige wij­ze doet dat zij de kijker tevens amuseert met programma’s die op een hoge waar­dering kunnen reke­nen, dat zij een open­ba­re aan­prijzing in­houdt als be­doeld in ar­tikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De slogan dat de publieke om­roep van en voor iedereen is, houdt verband met die aanprijzing en kan daar niet los van wor­­den gezien. Het College is der­halve van oordeel dat de uiting als re­cla­me dient te worden aange­merkt. Het College acht zich om die reden bevoegd de klacht in­houdelijk te beoordelen.
3. Met betrekking tot de inhoudelijke bezwaren oordeelt het College dat het be­toog van appellant dat bedoelde slogan misleidend is, niet kan slagen reeds omdat niet is vol­daan aan de in artikel 7 NRC opgenomen eis dat als ge­volg van de recla­me het economische gedrag van de gemiddelde consu­ment met be­trek­king tot het pro­duct wezenlijk is verstoord of kan zijn verstoord. Niet valt in te zien immers dat als ge­volg van de uiting de con­sument ertoe ge­bracht zou kunnen worden een speci­fiek be­sluit over een transactie te ne­men dat hij anders niet zou hebben genomen.
4. Voor zover de klacht aldus zou dienen te worden begre­pen dat de uiting door be­doel­de slogan in strijd met de waarheid is, kan deze evenmin slagen. Geen grief is gericht tegen de overweging van de Commissie dat de slogan een korte en bondige weer­gave is van de wet­te­lijke taak van de NPO zoals vastgelegd in artikel 2.1 van  de Mediawet 2008. De slogan dient derhalve als juist te worden beschouwd. Het  feit dat appellant zich niet met de uitvoering van die taak door de NPO kan vere­ni­gen, doet aan het voorgaande niet af. Dit kan in de gegeven omstandigheden niet tot het oor­deel leiden dat de uiting in strijd met de Nederlandse Reclame Code is.
5. De grieven treffen uitsluitend doel voor zover de Com­missie heeft geoordeeld dat de bestreden uiting geen reclame-uiting is. Dit kan appellant evenwel niet baten, nu deze uiting toe­laatbaar is. Het College komt aldus, zij het op andere gronden, tot de­zelfde uitkomst als de Commissie. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep [24 juli 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie met wijziging van gronden.

RB 1863

Voldoende aannemelijk dat product de toegeschreven werking heeft

CvB RCC 23 juli 2013, dossiernr. 2013/00248 (Consumed.nl)
Bijzondere Reclamecode. Voornaamste kenmerken product. Ontbrekende informatie. Claims. Bevestiging afwijzing. Het betreft de advertentie met de aanhef “Oplossing bij aambeien en andere anale ongemakken” en de website www.consumed.nl/medicijnen/7541/7551/HemoClin (zelfzorg).

De klacht - In beide uitingen ontbreken gegevens over Aloë Barbadensis ofwel Aloë vera, hetgeen blijkt uit de monografie van Aloë in de Natural Medicines Comprehensive Database (NMCD), die klaagster bijvoegt. Aloë Barbendis bevat sap en latex. Het sap heeft de reputatie oppervlakkige wonden iets sneller te genezen, maar dit is niet wetenschappelijk bewezen. De latex is een sterk laxeermiddel met de nodige bijverschijnselen. In de advertentie staat niet of het middel het sap, de latex of beide bevat. Voorts kan zowel het sap als de latex problemen veroorzaken als ze samen met andere kruiden en met supplementen worden gebruikt. In de USA is de vrije verkoop van laxeermiddelen gebaseerd op aloë sinds 5 november 2007 verboden. Een waarschuwing daarvoor ontbreekt in de uitingen. Nu de nodige informatie ontbreekt zijn de uitingen misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Het product is, naar de Keuringsraad KOAG/KAG heeft meegedeeld, door de Keuringsraad voorzien van een toelatingsstempel. Voorts is, naar adverteerder onder verwijzing naar het door adverteerder overgelegde certificaat stelt, niet alleen de applicator maar ook het product zelf, door de ECM gecertificeerd. Tussen partijen is niet in geschil dat het eindproduct waarop de bestreden uiting betrekking heeft een klasse II medisch hulpmiddel is in de zin van artikel 1 van de Wet op de medische hulpmiddelen (WMH). Voor dit product is een CE-markering verleend. Het is de Commissie bekend dat een dergelijke CE-markering krachtens artikel 7 van het Besluit medische hulpmiddelen (BMH)  wordt  afgegeven door een aangewezen instantie die heeft geverifieerd of sprake is van conformiteit van het betreffende product met de essentiële eisen die op het product van toepassing zijn. Een en ander impliceert dat is onderzocht -kort gezegd- of het product de door de fabrikant aangegeven prestaties levert en zodanig is ontworpen en vervaardigd dat het de door de fabrikant gespecificeerde functies kan vervullen. Gelet hierop is de Commissie van oordeel dat  adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het product de werking heeft die daaraan in de uiting wordt toegeschreven.

De beslissing van de Reclame Code Commissie [27 mei 2013]
De Commissie wijst de klacht af.

De beslissing van het College van Beroep [23 juli 2013] Zie Overweging 1-4
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep aan de orde.

RB 1862

Aansprakelijkheid wegens niet nakomen sponsorovereenkomst

Rechtbank Midden-Nederland 10 juli 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:2925 (G-STAR RAW C.V. tegen gedaagde c.s.)
Sponsoring. Op 9 februari 2011 is een sponsorovereenkomst tot stand gekomen tussen de vennootschap (gedaagde c.s.) en G-Star. De sponsorovereenkomst houdt kort gezegd in dat G-Star International aan de vennootschap een bedrag betaalt van in totaal € 150.000,- ter sponsoring van een evenement. Skills Factory blijkt niet in staat om het evenement in de afgesproken periode te organiseren. G-star gaat over tot  ontbinding van de sponsorovereenkomst en tot terugvordering van de door haar reeds betaalde bedragen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde c.s.] aansprakelijk is voor de schade die G-Star heeft geleden door het niet nakomen van de sponsorovereenkomst door de vennootschap.

De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde c.s.] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan G-Star te betalen een bedrag van € 399.631,27 (driehonderdnegenennegentigduizend zeshonderdéénendertig euro en zevenentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 24 maart 2011 tot de dag van volledige betaling,

5.2. veroordeelt [gedaagde c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van G-Star tot op heden begroot op € 6.615,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.

RB 1861

Onduidelijk dat het een eenmalige actie betreft

RCC 9 juli 2013, dossiernr. 2013/00413 (Friesche Vlag Opschuimmelk)
Beperkende voorwaarden. Omissie. Aanbeveling. Het betreft een uiting op een fles Friesche Vlag Opschuimmelk. Op de wikkel van de fles staat bovenaan: “2e GRATIS*”. Op de dop van de fles bevindt zich een sticker met de tekst: “2e GRATIS Ontvang het bedrag van de 2e fles terug op je rekening”. Daaronder staat: “OPEN HIER”.

De klacht - In de uiting ontbreekt een verwijzing naar de actievoorwaarden. Klaagster had nooit 10 flessen gekocht als zij geweten had dat men voor slechts 1 fles in plaats van 5 flessen geld terug krijgt. Indien men de sticker opent, is te lezen: “Voer 2 unieke actiecodes in op frieschevlag.nl en krijg het aankoopbedrag van 1 verpakking opschuimmelk terug! Deze actie loopt t/m 31 juli 2013”. Het is niet de bedoeling de sticker in de winkel te openen, maar al zou men dat doen, dan is nog niet duidelijk dat het een eenmalige actie betreft. Klaagster vindt de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Het oordeel van de Commissie
Zoals bij verweer is meegedeeld, is aan de actie 2e GRATIS” de voorwaarde verbonden dat per klant slechts 1 verpakking wordt vergoed. Deze belangrijke, beperkende voorwaarde valt niet op te maken uit de verpakking, zoals men daarvan kennis kan nemen vóór aankoop van de fles. Gelet daarop is er sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.