RB

Producten  

RB 3163

Bij een zuiver textielproduct dient niet verplicht te worden vermeld dat het uit één enkele vezelsoort is samengesteld

Rechtspraak (NL/EU) 5 jul 2018, RB 3163; ECLI:EU:C:2018:539 (Verein für lauteren Wettbewerb tegen Princesport), https://reclameboek.nl/artikelen/bij-een-zuiver-textielproduct-dient-niet-verplicht-te-worden-vermeld-dat-het-uit-n-enkele-vezelsoort

HvJ EU 5 juli 2018, RB 3163; IEFbe 2645; ECLI:EU:C:2018:539; C-339/17 (Verein für lauteren Wettbewerb tegen Princesport) Consumentenbescherming. Zie eerder RB 2929. De vereniging Verein für lauteren Wettbewerb is van mening dat Princesport de etiketterings- en merkingsvoorschriften bij reclame voor en verkoop van haar uit één vezelsoort samengestelde textielproducten op internet niet naleeft. Het gaat om de in artikel 7 van verordening nr. 1007/2011 genoemde vermeldingen “100%”, “zuiver” en “puur”. Antwoord HvJ EU op prejudiciële vragen:

1)      Artikel 4 en artikel 14, lid 1, eerste alinea, juncto overweging 10 van verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten, en houdende intrekking van richtlijn 73/44/EEG van de Raad en richtlijnen 96/73/EG en 2008/121/EG van het Europees Parlement en de Raad moeten aldus worden uitgelegd dat zij voorzien in een algemene verplichting tot etikettering of merking met als doel de vezelsamenstelling aan te geven van alle textielproducten, met inbegrip van textielproducten zoals gedefinieerd in artikel 7 van die verordening.

2)      Artikel 7, lid 1, van verordening nr. 1007/2011 moet aldus worden uitgelegd dat het niet voorziet in de verplichting om op het etiket of het merk van een zuiver textielproduct gebruik te maken van een van de drie in die bepaling genoemde vermeldingen, namelijk „100 %”, „zuiver” of „puur”. Indien wordt gebruikgemaakt van deze vermeldingen, kunnen zij gecombineerd worden gebruikt.

RB 3158

Combinatie van een aanvinkvakje en knop "volgende" heeft een soortgelijke functie om betalingsverplichting duidelijk te maken

Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 27 jun 2018, RB 3158; (Huurwoningenland.nl), https://reclameboek.nl/artikelen/combinatie-van-een-aanvinkvakje-en-knop-volgende-heeft-een-soortgelijke-functie-om-betalingsverplich

CvB 27 juni 2018, RB 3158; Dossiernr. 2018/00257 (Huurwoningenland.nl) Aanbeveling bevestigd. De klacht is, voor zover in beroep relevant, gericht tegen de website www.huurwoningenland.nl, en dan meer specifiek tegen de subpagina met het onderwerp "Start een premiumaccount". Op deze subpagina staat een aanvinkvakje met de tekst: "Ik ga akkoord met de gebruiksvoorwaarden, het privacybeleid en de automatische incasso" met daaronder de knop 'volgende'. Daarmee kan men een 'premiumaccount' aanmaken waarbij de eerste 14 dagen gratis zijn en men vervolgens €19,95 per maand betaalt via doorlopende automatische incasso. Appellant maakt bezwaar tegen deze uiting omdat de indeling van het bestelproces doet vermoeden dat op deze pagina nog geen registratie c.q. bestelling wordt geplaatst. Dat dit wel het geval is, blijkt volgens klager evenmin uit de tekst van de knop 'volgende' op deze pagina, terwijl na het klikken op deze knop wel een betalingsverplichting ontstaat.

RB 3155

Algemene gezondheidsclaim "Warme kibbeling. Lekker gezond!" moet vergezeld zijn met een specifieke gezondheidsclaim

Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 11 jun 2018, RB 3155; (Warme kibbeling), https://reclameboek.nl/artikelen/algemene-gezondheidsclaim-warme-kibbeling-lekker-gezond-moet-vergezeld-zijn-met-een-specifieke-gezon

RCC 11 juni 2018, RB 3155; Dossiernr. 2018/00316 (Warme kibbeling) Aanbeveling (Strijd met wet). Het betreft een bij de viskraam van adverteerder aangebracht doek, waarop naast de afbeelding van een portie kibbeling staat: “Warme kibbeling. Lekker gezond!”. Klager voert aan, kort samengevat, dat de tekst “Warme kibbeling. Lekker gezond!” stelt of in ieder geval impliceert dat kibbeling gezond is. Dit is niet juist, omdat kibbeling een gefrituurde snack is, die in de reclame-uiting bovendien wordt geserveerd met een vette saus. Klager vindt de uiting daarom misleidend in de zin van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en in strijd met artikel 1 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) 2015. Tevens voldoet de uiting niet aan de in de Claimsverordening en in artikel 3 lid 1 RVV 2015 genoemde voorwaarden voor een gezondheidsclaim.

RB 3142

Onjuiste informatie verstrekt over de gebruiksmogelijkheden van Sonos One speaker: geen ondersteuning van Apple Music

Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 14 mei 2018, RB 3142; (Sonos One), https://reclameboek.nl/artikelen/onjuiste-informatie-verstrekt-over-de-gebruiksmogelijkheden-van-sonos-one-speaker-geen-ondersteuning

RCC 14 mei 2018, RB 3142; Dossiernr. 2018/00234 (Sonos One) Voorzitterstoewijzing zonder aanbeveling. De uiting betreft een uiting op de website van Sonos op de productpagina van de “Sonos One” speaker: “Combine voice with the Sonos app to manage all your music in one place: Amazon Music, Spotify, Apple Music, internet radio and 80 other streaming services globally”. Klager is op zoek naar een speaker met spraakfunctie die de streamingdienst “Apple Music” ondersteunt. Op de productpagina van “Sonos One” staat vermeld dat deze speaker een dergelijke spraakfunctie heeft waarmee het apparaat bestuurd kan worden in combinatie met verschillende streamingdiensten, waaronder “Apple Music”. Klager bestelt de speaker en raadpleegt vervolgens de webpagina van Sonos waarop uitgelegd wordt hoe hij de speaker kan instellen. Op deze pagina, waarnaar doorgelinkt wordt via de productpagina, wordt pas duidelijk dat de door klager aangeschafte “Sonos One” speaker wel een spraakfunctie heeft maar dat deze de streamingdienst “Apple Music” niet ondersteunt. Dit in tegenstelling tot wat op de productpagina wordt vermeld. De reactie van adverteerder: Adverteerder zal de “Sonos One” advertentie niet langer op eenzelfde manier gebruiken. De uiting wordt aangepast maar is volgens adverteerder nog niet gereed.

RB 3141

Misleidende reclame door onjuiste informatie op vans.nl over samenstelling schoenen

Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 14 mei 2018, RB 3141; (Vans.nl), https://reclameboek.nl/artikelen/misleidende-reclame-door-onjuiste-informatie-op-vans-nl-over-samenstelling-schoenen

RCC 14 mei 2018, RB 3141; Dossiernr. 2018/00303 (Vans.nl) Aanbeveling. Misleiding. De uiting betreft de aanbieding van ‘Old Skool’ schoenen (“Stijl: VD3HY28) op de website www.vans.nl. Onder “beschrijving en kenmerken” staat, voor zover hier van belang: “Composition 56% Suede, 44% canvas. De materialen die worden gebruikt voor het vervaardigen van deze producten (inclusief de hechtmiddelen) bevatten geen dierlijke bijproducten en zijn daarom 100% veganistisch.” De klacht is dat de tekst niet klopt: een suède schoen is niet veganistisch. Adverteerder heeft aan klaagster meegedeeld de tekst te zullen aanpassen, maar een paar maanden later is dat nog steeds niet gebeurd.

RB 2926

HvJ EU: Praktijken van een incassobedrijf vallen onder 'product'-begrip uit OHP-Richtlijn

Rechtspraak (NL/EU) 20 jul 2017, RB 2926; ECLI:EU:C:2017:573 (Gelvora), https://reclameboek.nl/artikelen/hvj-eu-praktijken-van-een-incassobedrijf-vallen-onder-product-begrip-uit-ohp-richtlijn

HvJ EU 20 juli 2017, IEFbe 2289; RB 2926; C-357/16; ECLI:EU:C:2017:573 (Gelvora) Oneerlijke handelspraktijken – Richtlijn 2005/29/EG – Werkingssfeer – Incassobedrijf – Consumentenkrediet – Cessie van schuldvordering – Aard van de juridische verhouding tussen het bedrijf en de debiteur – Artikel 2, onder c) – Begrip ‚product’ – Invorderingsmaatregelen die parallel met het optreden van een gerechtsdeurwaarder worden toegepast. Antwoord:

[richtlijn oneerlijke handelspraktijken] moet aldus worden uitgelegd dat de juridische verhouding tussen een incassobedrijf en een schuldenaar die in gebreke is gebleven bij de nakoming van een consumentenkredietovereenkomst, waarbij de schuldvordering aan het incassobedrijf is gecedeerd, binnen de werkingssfeer ratione materiae van deze richtlijn valt. De praktijken die een dergelijk bedrijf toepast om haar schuldvordering in te vorderen, vallen onder het begrip „product” in de zin van artikel 2, onder c), van deze richtlijn. In dit verband doet de omstandigheid dat de schuld is bevestigd door een rechterlijke beslissing, en dat die beslissing aan een gerechtsdeurwaarder is verstrekt voor tenuitvoerlegging, niet ter zake.

RB 2680

Televisiecommercial Amstel Bier "Zeg het met een vaasje" niet in strijd met goede smaak of fatsoen

RCC 17 februari 2016, RB 2680; Dossiernr. 2016/00061 (Amstel Bier)
Audiovisuele media. Uiting: Het betreft de televisiecommercial ‘Zeg het met een vaasje’ voor Amstel Bier. In de commercial vertellen vier verschillende mannen respectievelijk in de kleedkamer van een voetbalclub, liggend in een tent, tijdens het kaarten in een café en staand op het erf van een boerderij aan de andere aanwezige mannen hoe bijzonder deze andere mannen voor de betreffende spreker zijn en hoezeer die hen waardeert en van hen houdt. De andere mannen voelen zich duidelijk ongemakkelijk bij deze woorden. Een van de toehoorders bij de boerderij rent weg na het horen van de woorden “Dat voel ik gewoon voor jullie”. Vervolgens zegt de voice-over: “Vrienden hoeven hun gevoelens toch helemaal niet uit te spreken?” En, terwijl mannen in een café proosten met een biertje: “Zeg het met een vaasje. Amstel bier. Maak het onvergetelijk”.

Klacht: Er wordt geschetst dat het tonen van gevoel door tegen vrienden te zeggen dat je van ze houdt eng en niet nodig is, en dat je beter samen een vaasje kunt drinken. Een agrariër reageert zelfs door weg te rennen. “Homofoob?”, vraagt klaagster zich af. In West-Friesland, waar klaagster woont, wil men de mannen/jongens leren wel te praten in plaats van alles weg te drinken. Er is veel leed onder jongens die worstelen met wat zij voelen en dat niet kunnen delen, met zelfs suïcide als ‘oplossing’. Klaagster denkt “dat artikel 5 en artikel 6 lid 1 hier van toepassing” zijn.

Commissie:
1. Klaagster meent dat de televisiecommercial voor Amstel bier in strijd met de artikelen 5 en 6 lid 1 RVA 2014 is, zo begrijpt de Commissie, omdat volgens haar de commercial als boodschap heeft dat het uitspreken van gevoelens door mannen jegens elkaar eng en niet nodig is en beter kan worden vervangen door het met elkaar drinken van een biertje.

2. Artikel 5 RVA 2014 luidt: “Reclame voor alcoholhoudende drank mag niet in strijd zijn met de goede smaak, het fatsoen, of afbreuk doen aan de menselijke waardigheid en integriteit.”

Artikel 6 lid 1 RVA 2014 luidt: “Reclame voor alcoholhoudende drank mag niet wijzen op de ontremmende werking van alcoholhoudende drank, zoals het verminderen of verdwijnen van angstgevoelens en innerlijke of sociale conflicten.”

3. Naar het oordeel van de Commissie is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat de commercial op een overdreven en humoristisch bedoelde wijze weergeeft dat mannen hun vriendschap niet per se tegenover elkaar hoeven uit te spreken, maar ook zonder woorden kunnen laten blijken door met elkaar een biertje te gaan drinken. Hierin ligt geen oproep besloten aan mannen om in het geheel niet over hun gevoelens te spreken of deze weg te drinken. Ook zal de gemiddelde consument het wegrennen van een van de toehoorders niet opvatten als een uiting van homofobie, zoals klaagster kennelijk veronderstelt. Naar het oordeel van de Commissie is in de commercial evenmin sprake van het wijzen op de ontremmende werking van alcoholhoudende drank.

4. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de commercial niet in strijd met artikel 5 en/of artikel 6 lid 1 RVA 2014. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 2673

Geoorloofde vergelijkende reclame met gratis hoortoestellen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 25 februari 2016, RB 2673; ECLI:NL:RBAMS:2016:1052 (Specsavers tegen Beter Horen)
Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff Buruma. Specsavers en Beter Horen verkopen beiden hoortoestellen en verlenen bijbehorende diensten aan consumenten. Specsavers maakt sinds 2013 reclame met gratis hoortoestellen. Beter Horen voert een vergelijkende reclame waarmee, zo stelt Specsavers, de goede naam van Specsavers wordt geschonden, de suggestie wordt gewekt dat Specsavers 'stunt' met het gehoor zodat haar hoortoestellen van een mindere kwaliteit zijn en dat men voor een écht goed advies naar Beter Horen moet gaan. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in dit geval sprake is van geoorloofde vergelijkende reclame. De beweringen van Beter Horen in haar commercial hebben een subjectief karakter en zijn niet denigrerend van aard. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen.

4.1. Specialers heeft gesteld dat de reclame-uitingen van Beter Horen van de commercial Doen jullie óók vaan gratis hoortoestellen? zijn aan te merken als (impliciete) vergelijkende reclame, waarmee Beter Horen de goede naam van Specialers schaadt, door te suggereren dat Specialers (diegenen die gratis hoortoestellen aanbiedt) 'stunt' met het gehoor zodat haar hoortoestellen gevaarlijk, slecht dan wel niet goed kunnen zijn, dan wel van een inferieure, slechte dan wel mindere kwaliteit zijn en dat men voor een écht toe advies ofwel (kwalitatief) het beste althans beter advies naar Beter Horen moet gaan en niet naar degenen die gratis hoortoestellen aanbiedt (Specialers). Deze claims en suggesties zijn onjuist en denigrerend jegens Specialers.
De gemiddelde consument kan immers de reclame-uitingen herleiden tot Specialers, die gratis hoortoestellen aanbiedt. Specialers beroept zich op artikel 6:193a-j BW (oneerlijke handelspraktijken), artikel 6:194 BW (misleidende reclame), artikel 6:194a BW (ongeoorloofde vergelijkende reclame) en artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).

4.6. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in dit geval sprake is van geoorloofde vergelijkende reclame. Beter Horen beweert in haar commercial dat zij liever niet stunt met het gehoor van de consument, dat de oren van de consument beter verdienen en dat de consument voor een écht goed advies naar Beter Horen met gaan. Deze beweringen hebben naar hun aard een subjectief karakter. Daarbij geldt dat een zekere overdrijving aan reclame eigen is. in dat licht moet ook de term 'stunten' worden bezien, die in de reclame in het algemeen gebruikt wordt in de zin van 'stunten met prijzen', hetgeen hier ook het geval is. Het gaat immers om de prijs van een hoortoestel, gratis of niet gratis. Dat Beter Horen de suggestie wekt dat haar hoortoestellen en haar service beter zijn dan die van de concurrent (ini dit geval Specialers) is toelaatbaar. Dat is immers een suggestie die vrijwel iedere reclame wil wekken. Onnodig denigrerend (tegenover Specialers) is de reclame niet. De suggesties die Specialers voorts in de commercial ziet, dat Specialers risico zou nemen het gehoor of zelfs gevaarzettend zou handelen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver gezocht en vinden geen steun in de feiten.
Tenslotte valt niet in te zien welke (andere) misleidende mededeling Beter Horen in de reclame Doen jullie óók aan gratis hoortoestellen?  wordt gedaan. Beter Horen doet immers geen mededeling die onjuist of onvolledig is. Beter Horen doet geen feitelijke mededelingen die zij niet waar kan maken. De vermelding dat Beter Horen geen gratis hoortoestellen aanbidt is juist, en de suggestie dat andere aanbidders van hoortoestellen dat wel doen is eveneens juist. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering niet toewijsbaar is op grond van artikel 6:194a BW. Aan het beroep op artikel 6:162 BW zijn geen andere stellingen ten grondslag gelegd dan reeds hiervoor besproken, zodat evenmin op grond van dat artikel de vordering kan worden toegewezen.
De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden afgewezen.

Lees de uitspraak (pdf/html)

RB 2664

Onrechtmatige vergelijkende reclame door Mazdadealer

Vzr. Rechtbank Den Haag 19 februari 2016, RB 2664; ECLI:NL:RBDHA:2016:1696 (Autobedrijf 1 tegen Autobedrijf 2)
Vergelijkende reclame. Rectificatie. Autobedrijf 1 is in plaats van Autobedrijf 2 door Mazda Nederland aangesteld als erkend Mazdadealer en reparateur voor de verkoop en reparaties van Mazda’s. Autobedrijf 2 is sindsdien uitsluitend nog erkend Mazdareparateur. Autobedrijf 1 eist dat Autobedrijf 2 de uitlatingen waarmee zij de onjuiste indruk wekt dat zij nog steeds erkend Mazdadelar is voor de verkoop van nieuwe Mazda’s verwijdert. De vordering wordt deels toegewezen. Autobedrijf 2 voert aan dat de advertenties en overige reclame-uitingen van Autobedrijf 1 waarin de indruk wordt gewekt dat Autobedrijf 1 Autobedrijf 2 heeft overgenomen misleidend en onrechtmatig zijn. De voorzieningenrechter veroordeelt Autobedrijf 1 om een rectificatie te plaatsen. 

5.1. veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de zinsnede ‘ook voor het leveren van nieuwe auto’s’ uit de banner op haar website met de tekst ‘Betrouwbaar en vertrouwd. Wij blijven uw vertrouwde aanspreekpunt voor reparatie en onderhoud van MAZDA, ook voor het leveren van nieuwe auto’s’, te verwijderen;

5.2. veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het woord ‘DEALER’ uit de tekst op haar website ‘MAZDA service DEALER’ te verwijderen;

5.3. veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de verwijzing naar het (vroegere) Mazdadealerschap van [Autobedrijf 2] uit de tekst op haar website en haar facebookpagina ‘ [Autobedrijf 2] is gestart in 1970 en is in 1976 begonnen met het MAZDA dealerschap. Sinds 2012 is ook het dealerschap van CHEVROLET onder het dak bij [Autobedrijf 2] te vinden. De auto branche is altijd in beweging zo ook [Autobedrijf 2] Op dit moment zijn er 15 personen in dienst. Wij staan net als de merken Mazda en CHEVROLET voor kwaliteit en vakmanschap.’ te verwijderen;

5.4. veroordeelt [Autobedrijf 2] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis de vermelding op haar facebookpagina dat zij Mazdadealer is te verwijderen;

5.10 veroordeelt [Autobedrijf 1] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis in het Algemeen Dagblad katern Gouda een rectificatie te (laten) plaatsen, afmetingen ten minste 20 bij 20 cm, althans deze tijdig ter plaatsing tegen de daarvoor gebruikelijke betaling aan de redactie aan te bieden, waarvan de tekst als volgt dient te luiden: (…)

5.11. veroordeelt [Autobedrijf 1] om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis in de Krant van Gouda een rectificatie te (laten) plaatsen, paginavullend, althans deze tijdig ter plaatsing tegen de daarvoor gebruikelijke betaling aan de redactie aan te bieden, waarvan de tekst als volgt dient te luiden: (…)

RB 2663

HvJ EU: Sponsorlogo's in andere programma's tellen wel, maar zwarte seconden tellen niet mee in maximumreclamezendtijd per klokuur

HvJ EU 17 februari 2016, RB 2663; C-314/14; ECLI:EU:C:2016:89 (Sanoma - Nelonen Media)
Zie eerder: IEF 14233, IEFbe 993. Richtlijn 2010/13/EU. Artikel 19, lid 1. Scheiding van de televisiereclame en de programma’s. Opgedeeld scherm - Artikel 23, leden 1 en 2 - Beperking van de zendtijd voor televisiereclamespots tot 20% per klokuur - Sponsorboodschappen - Andere verwijzingen naar een sponsor - ‚Zwarte seconden’. Het HvJ EU antwoordt:

1) Artikel 19, lid 1, van [richtlijn audiovisuele mediadiensten 2010/13/EU], moet aldus worden uitgelegd dat het niet in de weg staat aan een nationale wettelijke regeling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan het is toegestaan dat een opgedeeld beeldscherm waarop de programma-aftiteling in het ene deel verschijnt en een programmaoverzicht in het andere om het programma dat wordt beëindigd te scheiden van de erop volgende reclameonderbreking, niet noodzakelijkerwijs wordt gecombineerd met, of wordt gevolgd door, een akoestisch of optisch middel, mits een dergelijk middel om te scheiden – het is aan de verwijzende rechterlijke instantie om dat te verifiëren – op zich beantwoordt aan de in de eerste volzin van dat artikel 19, lid 1, vermelde vereisten.

2) Artikel 23, lid 2, van richtlijn 2010/13 moet aldus worden uitgelegd dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan het gesponsorde programma worden uitgezonden, zoals die in het hoofdgeding, moeten worden meegerekend voor de in artikel 23, lid 1, van die richtlijn vastgelegde maximumreclamezendtijd per klokuur.

3) Artikel 23, lid 1, van richtlijn 2010/13 moet in het geval waarin een lidstaat geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid, een striktere regel dan die neergelegd in dat artikel in te voeren, aldus worden uitgelegd, niet alleen dat het zich er niet tegen verzet dat „zwarte seconden” tussen de afzonderlijke spots van een televisiereclameonderbreking of tussen die onderbreking en het erop volgende televisieprogramma worden meegerekend voor het maximumaandeel van 20 % per klokuur voor televisiereclame, maar ook dat het gebiedt dat die seconden worden meegerekend.

Gestelde vragen IEF 14233; IEFbe 993:

1) Moet artikel 19, lid 1, van richtlijn 2010/13/EU in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat dit zich ertegen verzet dat de nationale wettelijke bepalingen zo worden uitgelegd dat de opdeling van het beeldscherm niet wordt aangemerkt als reclameleader die zorgt voor een scheiding tussen het audiovisuele programma en de televisiereclame, daarbij in aanmerking nemend dat een deel van het beeld is voorbehouden voor de programma-aftiteling en een ander deel voor de voorbeschouwing van de daaropvolgende uitzendingen op het kanaal van een omroep door middel van een programmaoverzicht, terwijl noch in het gedeelde beeldscherm noch daarna een akoestisch of optisch middel wordt uitgezonden dat uitdrukkelijk het begin van een reclame-onderbreking markeert?

 

2) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet artikel 23, lid 2, van deze richtlijn dan in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat sponsorlogo’s die in het kader van andere programma’s dan de gesponsorde programma’s worden uitgezonden, worden aangemerkt als ‚reclamespots’ in de zin van artikel 23, lid 1, van de richtlijn, die voor de maximaal toegelaten reclamezendtijd moeten worden meegerekend?

 

3) In aanmerking genomen dat richtlijn 2010/13 naar haar aard een minimumregeling is, moet het begrip ‚reclamespots’ in artikel 23, lid 1, van deze richtlijn in samenhang met het zinsdeel ‚mag het aandeel [...] per klokuur niet meer dan 20 % bedragen’ ter omschrijving van de maximaal toegelaten reclamezendtijd, in omstandigheden als die in het hoofdgeding aldus worden uitgelegd dat daarmee onverenigbaar is dat de ‚zwarte seconden’ tussen afzonderlijke reclamespots en aan het einde van een reclame-onderbreking tot de reclamezendtijd worden gerekend?