RB

Producten  

RB 2661

Uiting kraskaart Zeeman oneerlijk door agressieve reclame

RCC 8 februari 2016, RB 2661; Dossiernr. 2015/01198 (Zeeman)
Uiting: Het betreft een kraskaart die klaagster ontving nadat zij een aankoop had gedaan bij Zeeman.
Op de voorzijde van de kaart staat onder de aanhef “Kras & win!”:
“Kras & win!
€ 100 shoptegoed,
Pretpark kaartjes,
Of 1 van de 10.000 andere prijzen!
Kras hier jouw wincode
Ga naar www.zeeman.com/win
Vul jouw wincode in.
Ontdek jouw prijs
"ZEEMAN”.

Op de achterzijde van de kaart staat onder de aanhef “Kras & win!”:
“Kras & win!
€ 100 shoptegoed,
Pretpark kaartjes,
Of 1 van de 10.000 andere prijzen!”.
Hieronder zijn diverse artikelen afgebeeld met in het midden de tekst: “Altijd prijs”.
Onderaan de achterzijde staat: “Voor actievoorwaarden zie www.zeeman.com/win” en “ZEEMAN”.

Klacht: Op de kraskaart staat, na krassen:
“Gefeliciteerd! Je hebt met jouw wincode een prijs gewonnen”.
Als je alle stappen doorlopen hebt, waaronder het beantwoorden van ongeveer acht vragen over je winkelgedrag, worden, onder de aanhef:
“Helaas, er is geen hoofdprijs op jouw code gevallen.
Als troostprijs staat het volgende voordeel voor je klaar”

de volgende keuzes voorgelegd:
1. Onder het kopje “Ga naar zeeman.com”: “Bekijk onze nieuwe weekaanbiedingen”.
2. Onder het kopje “Tot 50% korting op jouw volgende vakantie”: “De mooiste vakantiedeals tegen de allerscherpste prijzen”.
3. Onder het kopje “30 dagen Gratis Napster abonnement”: “Daarna € 9,95 per maand stopt niet automatisch”.
4. Onder het kopje “4 weken gratis* een krant naar keuze”: “* exclusief 1 euro bezorgkosten per week”.

Onder de keuzemogelijkheden 1 tot en met 4 kan respectievelijk worden aangeklikt:
“Naar zeeman.com”, “Bekijk nu”, “Verzilver nu” en “VERZILVER NU”.

Klaagster stelt over de verschillende mogelijkheden:
Ad 1. Dit is een abonnement op een folder van Zeeman, geen prijs.
Ad 2. Bij TravelBird is geen gepersonifieerde korting te vinden. Het betreft een algemene website, waarop geen kortingen zijn te zien.
Ad 3. Als je dit Napster abonnement te laat opzegt, zit je eraan vast.
Ad 4. Dit krantenabonnement kan klaagster altijd al krijgen als zij de betreffende krant belt en zich aanmeldt voor een proefabonnement.

Door middel van de krasactie wordt men verleid om gratis input te geven voor onderzoek naar winkelgedrag. Klaagster stelt: “Dit werkt contraproductief voor de klantenbinding”.

Commissie: De Commissie vat de klacht op in die zin dat de “troostprijs” die men ontvangt, indien er “geen hoofdprijs op jouw code gevallen” is, niet kan worden aangemerkt als een “prijs” zoals vermeld op de kraskaart, waarop staat: “Altijd prijs” en “Kras & win!
€ 100 shoptegoed,
Pretpark kaartjes,
Of 1 van de 10.000 andere prijzen!”.

In het geval van klaagster stond als “troostprijs” “voordeel” voor haar klaar, inhoudende de volgende aanbiedingen:
1. Onder het kopje “Ga naar zeeman.com”: “Bekijk onze nieuwe weekaanbiedingen”.
2. Onder het kopje “Tot 50% korting op jouw volgende vakantie”: “De mooiste vakantiedeals tegen de allerscherpste prijzen”.
3. Onder het kopje “30 dagen Gratis Napster abonnement”: “Daarna € 9,95 per maand stopt niet automatisch”.
4. Onder het kopje “4 weken gratis* een krant naar keuze”: “* exclusief 1 euro bezorgkosten per week”.

Volgens de bij het verweer overgelegde “Voorwaarden Zeeman Kras- & Winactie” ontvangen deelnemers die geen hoofdprijs ontvangen:

“(…) een 30 dagen gratis Napster proefabonnement (daarna € 9,95 per maand. Stopt niet automatisch) en/of 10% korting bij Voordeelvanger (bij een minimale besteding van € 24,95. Geldig t/m 31 januari 2016) en/of 4 weken een gratis krant naar keuze (excl. € 1 verzendkosten per week)”.

Naar het oordeel van de Commissie rechtvaardigt het door klaagster ontvangen voordeel, meer in het bijzonder het Napster abonnement en de gratis krant gedurende 4 weken, die beide ook in de deelnamevoorwaarden worden genoemd, niet dat gesproken wordt over een “prijs”. De Commissie overweegt daartoe dat het Napster abonnement, dat na 30 dagen € 9,95 per maand kost, niet automatisch stopt. Verder heeft adverteerder niet weersproken dat men altijd 4 weken gratis een krant kan ontvangen, wanneer men zich aanmeldt voor een proefabonnement.

Gelet op het bovenstaande wordt op de kraskaart de bedrieglijke indruk gewekt dat de consument door een bepaalde handeling te verrichten een prijs zal winnen, terwijl er in feite geen sprake is van een prijs. In zoverre is er sprake van agressieve reclame als bedoeld in Bijlage 2 onder 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor is de uiting oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2660

Geneesmiddelfolders en -brochures zijn verkoopcatalogi die zijn uitgesloten van reclameregelgeving

NL Rechtbank van eerste aanleg Brussel 15 januari 2016, RB 2660; eerder als IEFbe 1693 (verkoopcatalogus Eurogenerics)
Uitspraak aangebracht door Eric De Gryse, Simont Braun. Het vonnis is in kracht van gewijsde gegaan en dus definitief. Strafrecht. Reclame. Geneesmiddelen. Vrijspraak.  Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten stelt in een proces-verbaal dat de door Eurogenerics gehanteerde brochure onder het begrip 'reclame voor geneesmiddelen' valt en niet valt onder de categorie 'verkoopcatalogi en prijslijsten'. Rekeninghoudend met de schikking, vormgeving en inhoud kunnen de folders bestempeld worden als verkoopcatalogi. De in de geviseerde brochures gehanteerde indeling valt niet te beschouwen is als informatie betreffende de geneesmiddelen zodat zij hun status van verkoopcatalogi - die uitgesloten zijn van de reclame-regelgeving - behouden. De rechtbank spreekt de nv Eurogenerics voor de enige tenlastelegging vrij.

D.6. Het verbieden van een indeling, zoals door de nv Eurogenerics gehanteerd, zou betekenen dat er geen sprake meer kan zijn van verkoopcatalogi. Er zouden bij wijze van spreken enkel nog alfabetische lijsten mogelijk zijn. Zoals gezegd, is het nochtans inherent aan het begrip verkoopcatalogus dat de koopwaar enigszins wordt 'uitgestald', om de gebruiker een overzicht te bieden van het gamma.

D.7. Er moet besloten worden dat de aan de geviseerde folders geen (gekwalificeerd) verkoopsbevorderend oogmerk ten grondslag ligt, zodat zij het karakter van een verkoopcatalogus behouden.

E. Tweede inbreuk: vermelden van gegevens van de geneesmiddelen
E.1. Zoals uiteengezet, moet het als een inherente eigenschap van een verkoopcatalogus aanvaard worden dat er een indeling wordt gehanteerd om de producten op een efficiënte en praktische wijze voro te stellen.
De indeling in deze zaak heeft een neutrale, objectieve bron en heeft een oriënterend in plaats van een beschrijvend karakter. Indien een dergelijke indeling zou worden beschouwd als het verschaffen van gegevens betreffende de medicamenten, zou de term 'verkoopcatalogus' ieder nuttig effect verliezen.
(...)

E.3. Er moet besloten worden dat de in de geviseerde brochures gehanteerde indeling niet te beschouwen is als informatie betreffende de geneesmiddelen zodat zij hun status van verkoopcatalogi - die uitgesloten zijn van de reclame-regelgeving - behouden.
(...)

 

RB 2658

Reclame overname Mazda-dealerschap onvoldoende duidelijk

RCC 26 januari 2016, RB 2658; Dossiernr. 2015/01194 (Mulder-Mazda-’t Groene Hart)
Uiting: Het betreft een reclame-uiting in ‘Krant van Gouda’. In de uiting zijn twee handen te zien. De ene hand draagt een Mazda speelgoedauto  over aan de andere hand. Boven de afbeelding staat de tekst: “Wij nemen het stokje over van Van Vegten Autobedrijf”. Onder de afbeelding staat de tekst: “Mulder-Mazda-’t Groene Hart De Mazda dealer voor Gouda e.o.”

Klacht: In de uiting wordt ten onrechte de indruk gewekt dat adverteerder het Mazda-dealerschap van Autobedrijf Van Vegten in Gouda (hierna: Van Vegten) gaat overnemen. In november hebben Mazda Nederland en adverteerder een brief gestuurd met een soortgelijke strekking aan alle Mazdabezitters in Gouda en omgeving, die voor een groot deel klant zijn bij Van Vegten. Klager vindt dat hij misleid is door adverteerder en verzoekt de Commissie om de handelwijze van adverteerder te veroordelen en adverteerder te verplichten tot een rectificatie in alle media van deze misleidende reclame.

Commissie: Niet in geschil is dat adverteerder per 1 november 2015 het Mazda-dealerschap in Gouda e.o. van Van Vegten heeft overgenomen en dat Van Vegten – zij het zonder het Mazda-dealerschap – blijft voortbestaan. Bij de beoordeling of een uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code (NRC) let de Commissie op de gehele uiting. De Commissie is van oordeel dat uit de bestreden uiting onvoldoende duidelijk blijkt dat de overname slechts ziet op het Mazda-dealerschap. De gemiddelde consument zal na het lezen van de advertentietekst: “Wij nemen het stokje over van Van Vegten Autobedrijf” gemakkelijk ten onrechte kunnen denken dat Van Vegten ophoudt te bestaan. Dat onderin de advertentie staat: “Mulder-Mazda-’t Groene Hart De Mazda dealer voor Gouda e.o.” maakt het oordeel van de Commissie niet anders. Hieruit blijkt niet, althans onvoldoende duidelijk dat de overname slechts ziet op het Mazda-dealerschap.

Gelet op het voorgaande is in de uiting onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de NRC. Omdat de uiting de gemiddelde consument bovendien ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Klager heeft verzocht adverteerder te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie. De Commissie is daartoe echter niet bevoegd.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2656

VaporLinQ reclame in strijd met NRC door onduidelijke nicotine waarschuwing

RCC 22 januari 2016, RB 2656; Dossiernr. 2015/01242, Dossiernr. 2015/01242/A, Dossiernr. 2015/01242/B, Dossiernr. 2015/01242/C (VaporLinQ)
Aanbeveling. Tabakswet. Het betreft een televisiereclame voor elektrische sigaretten en e-liquids van VaporLinQ. In het begin daarvan is in relatief kleine letters -onder afbeeldingen van diverse producten- vermeld: “NIX18 Onze producten kunnen de zeer verslavende stof nicotine bevatten, in dit geval wordt het gebruik daarvan afgeraden voor niet rokers”. In de uiting wordt gezegd: “De elektrische sigaretten en e-liquids van VaporLinq bieden u wel de optimale smaakbeleving, zijn 95% minder schadelijk en tot 70% voordeliger dan traditioneel roken. VaporLinq het nieuwe roken. Vraag ernaar bij uw winkel of ga naar VaporLinq.com. VaporLinq make sense. In beeld verschijnt onder meer: “95% minder schadelijk” en “Kadotip voor rokers”. Ook zijn een man en een vrouw te zien die elk gebruik maken van een elektrische sigaret. De verplichtte waarschuwing is echter niet duidelijk genoeg in beeld gebracht. De reclame is daarom in strijd met art. 2 NRC.

Commissie: De Commissie stelt vast dat het ingevolge voornoemde bepalingen van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret met ingang van 1 februari 2015 is toegestaan om reclame te maken voor de elektronische sigaret, mits voornoemde waarschuwing wordt gebruikt. De wetgever heeft, door middel van voornoemd besluit, voorlopig de mogelijkheid willen bieden om reclame te maken voor een elektronische sigaret. De bestreden uiting is voorzien van de waarschuwing “Onze producten kunnen de zeer verslavende stof nicotine bevatten, in dit geval wordt het gebruik daarvan afgeraden voor niet rokers”, maar deze waarschuwing verschijnt in zo kleine letters in beeld dat deze de kijker gemakkelijk kan ontgaan. Een redelijke uitleg van artikel 9 lid 1 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret in verbinding met artikel 8, eerste lid van dat besluit brengt mee dat dat de bewuste waarschuwing duidelijk leesbaar dient te zijn. De waarschuwing in de bestreden uiting is niet duidelijk leesbaar. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd artikel 9 lid 1 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code.


Uit dossier 2015/01242/B: "Ad 2. Klager vraagt zich af: ““minder schadelijk” ten opzichte waarvan?”. In de uiting wordt in dit verband voor zover hier van belang gezegd: “De elektrische sigaretten en e-liquids van VaporLinq bieden u wel de optimale smaakbeleving, zijn 95% minder schadelijk en tot 70% voordeliger dan traditioneel roken”. Kennelijk is bedoeld: “95% minder schadelijk (…) dan traditioneel roken”. Klager stelt: “Schadelijk is schadelijk”. Voor zover deze stelling moet worden opgevat als een bezwaar tegen de bestreden televisiereclame overweegt de Commissie dat in die televisiereclame niet de suggestie besloten ligt dat “De elektrische sigaretten en e-liquids van VaporLinq” onschadelijk zijn. Gezegd wordt immers: “95% minder schadelijk”."

Uit dossier 2015/01242/C: "De bestreden televisiereclame is voorzien van de waarschuwing “Onze producten kunnen de zeer verslavende stof nicotine bevatten, in dit geval wordt het gebruik daarvan afgeraden voor niet rokers”, maar deze waarschuwing verschijnt in zo kleine letters in beeld dat deze de kijker gemakkelijk kan ontgaan. Een redelijke uitleg van artikel 9 lid 1 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret in verbinding met artikel 8, eerste lid van dat besluit brengt mee dat dat de bewuste waarschuwing  duidelijk leesbaar dient te zijn. De waarschuwing in de bestreden uiting is niet duidelijk leesbaar. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd artikel 9 lid 1 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Klager heeft meegedeeld dat er wegens de kerstvakantie bovendien kinderen van 12 tot 18 nog televisie kijken op het tijdstip van uitzenden van de bestreden televisiereclame. Naar aanleiding van deze stelling overweegt de Commissie dat het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret geen verbod bevat om voor een bepaald tijdstip reclame te maken voor elektronische sigaretten. De Commissie ziet verder ook geen aanleiding om voorwaarden te stellen aan het tijdstip van uitzenden van de bestreden reclame, daargelaten dat deze reclame, zoals hiervoor overwogen, in strijd is met artikel 2 NRC.

In de bestreden radioreclame is geen waarschuwing opgenomen. Gelet hierop acht de Commissie deze uitingin strijd met artikel 9 lid 1 van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC."

RB 2653

Vergelijkende claims AirFluSal in strijd met Gedragscode Geneesmiddelenreclame

CGR Codecommissie 5 februari 2016, RB 2653; K15.010 (GlaxoSmithKline tegen Sandoz)
Uitspraak ingezonden door Machteld Hiemstra, Simmons & Simmons. GSK en Sando zijn ondernemingen die zich bezig houden met de productie, verhandeling en distributie van geneesmiddelen en zijn vergunninghouders zoals in de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Sandoz brengt sinds medio 2015 AirFluSal op de markt, de generieke versie van het merkgeneesmiddel Seretide Diskus van GSK. Deze laatste klaagt over verschillende claims die Sandoz voert ten aanzien van AirFluSal op onder andere een informatiekaartje en in advertenties. De superioriteitsclaims van Sandoz worden volgens GSK door geen enkele vergelijkende klinische studie ondersteund. Zij verzoekt de Codecommissie Sandoz te bevelen het gebruik van de reclamen-uitingen en de claims te staken. De Codecommissie beoordeelt de innovatie claim als vergelijkend en misleidend, nu enig wetenschappelijke onderbouwing daarvan ontbreekt. De geclaimde zichtbare feedback en therapietrouw op zowel de informatiekaart als in de advertentie is eveneens misleidend. De claim is feitelijk onjuist, nu niet duidelijk wordt vermeld dat het noodzakelijk is de strips af te scheuren. De stelling van GSK dat juist het tegenovergestelde van therapietrouw wordt bereikt wordt echter van de hand gewezen, nu dit niet bijdraagt aan het oordeel of de claim juist is. De woorden ‘een nieuwe deur’ zijn niet vergelijkend of misleidend. Sandoz wordt bevolen de met de Gedragscode strijdige uitingen te staken en een rectificatiebrief te verzenden aan haar relaties.

6.8 Met GSK is de Codecommissie eens dat de claim “de bekende combinatie van salmeterol en fluticason, in een nieuwe, innovatieve inhalator: de Forspiro®.” een vergelijking oproept met de Seretide Discus van GSK. Evenzeer moet deze claim als een superioriteitsclaim worden beschouwd. Aan de term “innovatief” moet bij gebruik daarvan in het onderhavige verband niet alleen de betekenis van vernieuwend, maar ook van baanbrekend of grensverleggend worden toegekend, hetgeen impliceert dat de inhalator ten opzichte van andere inhalatoren, zoals de Seretide Discus, een nieuwe therapeutisch relevante functionaliteit bezit, zoals bijvoorbeeld een effectievere werking, een hoger gebruiksgemak of een hogere bijdrage aan therapietrouw. Nu enige wetenschappelijke onderbouwing daarvan ontbreekt, moet de vergelijking reeds om die reden als niet wetenschappelijk aantoonbaar juist worden geacht en moet deze in strijd worden geacht met het bepaalde in artikel 5.2.2.8 van de Gedragscode.

6.11 De Codecommissie stelt vast dat, gegeven de uitleg die Sandoz geeft, voor de geclaimde zichtbare feedback over het aantal per dag gebruikte doses dus kennelijk essentieel is dat per dag de gebruikte strips worden afgescheurd. Nergens in de SmPC of de bijsluiter wordt dit echter vermeld. (…)

6.14 Gezien het hiervoor overwogene is de claim “De Forspiro® laat uw patiënten direct zien of ze vandaag wel of nog niet geïnhaleerd hebben.” feitelijk onjuist, niet in overeenstemming met de SmPC en misleidend en is evenzeer feitelijk onjuist en misleidend de door Sandoz met de uitingen gewekte indruk dat de Forspiro ® innovatief is ten aanzien van gebruiksgemak of therapietrouw. Dit is in strijd met het bepaalde in de artikelen 5.2.2.3 en 5.2.2.8 van de Gedragscode.

6.17 Met betrekking tot de stelling van GSK dat met de AirFluSal Forspiro ® het tegenovergestelde van therapietrouw wordt bereikt, omdat AirFluSal Forspiro alleen beschikbaar is voor de dosering 50/500 µg salmeterol/fluticason en de patiënt zal moeten overschakelen naar een ander middel wanneer de dosering moet worden getitreerd naar de laagste mogelijke dosis (wat ook bij gebruik van AirFluSal Forspiro dient plaats te vinden), hetgeen de therapietrouw niet ten goede komt overweegt de Codecommissie het volgende. Niet ter discussie staat dat AirFluSal Forspiro uitsluitend beschikbaar is in de dosis 50/500 µg salmeterol/fluticason. Die dosering is op zichzelf duidelijk vermeld in de advertentie en ook in de overige promotiematerialen. Ook staat niet ter discussie dat bij de behandeling van patiënten met astma of COPD steeds getitreerd moet worden naar de laagst mogelijke dosering waarbij de symptomen effectief onder controle blijven. Dit staat ook met zoveel woorden in de SmPC en de K15.010 GSK/Sandoz 14 verkorte productinformatie van AirFluSal Forspiro. Als titratie naar een lagere dosering gewenst is, zal een patiënt die AirFluSal Forspiro gebruikt daarom moeten overschakelen naar een ander middel, met een andere inhalator. De Codecommissie is echter van oordeel dat dit aspect niet bijdraagt aan het oordeel dat de onderhavige claim in strijd met de Gedragscode moet worden geacht. Therapietrouw ziet in het algemeen (primair) op het gebruik van het middel volgens voorschrift bij de in de SmPC vermelde indicatie. In zoverre hoeft overschakeling naar een ander product niet af te doen aan therapietrouw.

RB 2652

Reclame Chiropractie strijdig met NRC door ongerechtvaardigd appelleren aan angstgevoelens

RCC 19 januari 2016, RB 2652; Dossiernr: 2015/01180 (Chiropractie De Eem)
Misleiding. Gezondheid. Uiting: Het betreft een advertorial op https://destadamersfoort.nl, met de aanhef: “Chiropractie De Eem ‘verkeerde houding is gevolg, geen oorzaak’”.
Daarin staat onder meer: “Chiropractie is een bewezen, effectieve therapie voor rugklachten bij volwassenen en kinderen. Disfuncties tijdens de vroege kinderjaren hebben invloed op het ontstaan van rugklachten. Het is dan ook aan te raden om kinderen tijdens de jaren van opgroeien na te kijken en zo nodig te behandelen om zo latere klachten te voorkomen.”

en

"Wel of geen rugklachten bij volwassen wordt bepaald door factoren die spelen tijdens de kinderjaren en de jaren van opgroeien", legt chiropractor ..... uit. “We moeten kijken naar de leeftijd waarop een eerste aanval heeft plaatsgevonden, dan zien we een interessant patroon. Het blijkt dat rugklachten al op jonge leeftijd beginnen en bij het opgroeien sterk en regelmatig toenemen met de leeftijd." Chiropractie is er ook voor hele jonge kinderen. “De jongste patiënt in onze praktijk was twee dagen oud. De meeste huilbaby's die we behandelen zijn tussen de drie en tien weken oud”, aldus ....... “Binnen gemiddeld vier behandelingen is er meer dan 90% verbetering. Uiteindelijk gaat het huilen van onbehandelde huilbaby's ook wel over, maar is het onderliggende probleem niet opgelost. In de loop van de jaren kan zich dat op een andere manier manifesteren. Bij sommige kinderen van twee tot drie jaar oud kunnen nog steeds problemen bestaan zoals hoofdpijn, voedsel intolerantie, onverklaarbare temperatuursverhoging en darmstoornissen. Verder blijken kleuters met slaapstoornissen en nachtelijke angsten die ik in mijn praktijk heb behandeld bijna allemaal huilbaby's te zijn geweest evenals hoofdpijnkinderen. Ook in die gevallen is het raadzaam om alsnog een chiropractor te raadplegen. In onze praktijk hebben we ervoor gekozen om zachte technieken te gebruiken. Met behulp van een apparaatje kunnen we lichte trillingen opwekken langs de spieren van het achterhoofd en hoog in de nek. Deze uitgesproken voorkeur voor zachte technieken geldt voor de behandeling van jonge kinderen en tevens voor volwassenen. In alle gevallen wordt een mechanische impuls toegediend, die wordt omgezet in een zenuwsignaal, waardoor de besturing van het bewegingssysteem wordt bijgesteld. Op deze manier is het mogelijk om bewegingsdisfuncties te corrigeren en overbelastingsklachten op te heffen.”

Klacht: De adverteerder presenteert zijn chiropractische behandeling van zeer jonge kinderen - 3-10 weken oud - als een zeer effectieve behandeling bij onophoudelijk huilen ("Binnen gemiddeld vier behandelingen is er meer dan 90% verbetering"). Daarmee misleidt de adverteerder de gemiddelde consument. Er is namelijk helemaal geen bewijs dat chiropractische behandeling met wat voor technieken dan ook effectief is bij huilbaby's. Er is ook helemaal geen bewijs dat het onophoudelijk huilen wordt veroorzaakt door rugklachten en/of overbelastingsklachten, zoals in de advertentie gesuggereerd wordt. Verder misleidt de adverteerder de gemiddelde consument door hem angst aan te praten: onbehandelde huilbaby's zouden later allerhande problemen kunnen krijgen. Ouders, die zich toch al vaak geen raad weten met een huilbaby, wordt hiermee een schuldgevoel aangepraat, wat een zeer onverkwikkelijke manier van nieuwe klanten werven is. De advertentie is al met al misleidend, oneerlijk en in strijd met de Nederlandse Reclame Code.

Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht onder meer het volgende meegedeeld.

In dossier 2015/00978 heeft de voorzitter van de Reclame Code Commissie een advertentie van een chiropractische kliniek als misleidend en oneerlijk aangemerkt. In deze advertentie ging het onder meer, net als in de onderhavige zaak, om de behandeling van huilbaby's.

Uit de uitspraak van de voorzitter kan een criterium worden afgeleid dat ook voor de behandeling van de onderhavige zaak relevant is: nu het om zeer jonge kinderen gaat-  3-10 weken oud - moet worden beoordeeld of naar de huidige stand van de wetenschap onomstreden is dat chiropractische behandeling van huilbaby's met zachte technieken, c.q. een trilapparaatje daadwerkelijk een positief effect sorteert. Het antwoord op deze vraag moet ontkennend luiden.

De effectiviteit van chiropraxie is uitgebreid onderzocht, onder meer door het onafhankelijke Belgische Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg. In zijn rapport “Stand van zaken voor de osteopathie en de chiropraxie in België” van eind 2010 concludeert het Kenniscentrum dat er alleen enig bewijs is voor effectiviteit van chiropraxie bij lagerugpijn en nekpijn. "Voor andere indicaties is er geen bewijs van doeltreffendheid", aldus de onderzoekers.

Het genoemde rapport van het Federaal Kenniscentrum somt op p. 21-22 de onderzoeken naar manipulaties bij huilbaby's op. Het rapport gebruikt hier de term 'kolieken bij zuigelingen' en de veelgebruikte Engelse term is infantile colic. Het rapport komt tot de volgende, duidelijke conclusie:
"Er is geen wetenschappelijk bewijs dat manuele therapieën een gunstig effect hebben op kolieken of aanverwante aandoeningen bij zuigelingen."

Dat geldt voor alle manuele therapieën, dus ook voor chiropraxie, c.q. het gebruik van zachte technieken en/of trilapparaatjes.

In 2012 verscheen nog in de Cochrane database de systematische review “Manipulative therapies for infantile colic”. De auteurs rapporteren wel enige positieve resultaten als gevolg van manuele interventies - dus niet alleen van chiropraxie - maar relativeren die resultaten ook weer:
"However, most studies had a high risk of performance bias due to the fact that the assessors (parents) were not blind to who had received the intervention. When combining only those trials with a low risk of such performance bias, the results did not reach statistical significance."

Professor Ernst, voormalig hoogleraar Complementaire en Alternatieve Geneeskunde aan de Universiteit van Exeter, meent dan ook dat de resultaten van deze studie als volgt kunnen worden samengevat:
"The current best evidence suggests that the small effects that emerge when we pool the data from mostly unreliable studies are due to bias and therefore not real. This systematic review therefore fails to show that manipulative therapies are effective."

In 2010 verscheen ook nog “Effectiveness of manual therapies: the UK evidence report” van Bronfort e.a. in opdracht van de UK General Chiropractic Council. Het rapport bespreekt aandoeningen waarvoor manuele therapieën als chiropraxie en osteopathie werkzaam zouden zijn en aandoeningen waarvoor het bewijs van werkzaamheid onzeker is of ontbreekt.

Ten aanzien van huilbaby's/kolieken zijn de conclusies negatief:
"In children, the evidence (...) is not effective for infantile colic (...) when compared to sham manipulation."

De Committees of Advertising Practice (CAP), de Britse collega's van de Reclame Code Commissie, accepteren slechts bepaalde claims van chiropractoren in hun advertenties. Het dagelijks bestuur van de CAP heeft, mede op basis van het rapport van Bronfort e.a., de aandoeningen opgesomd waarvan chiropractoren mogen claimen dat ze die kunnen behandelen. Huilbaby's staan daar niet tussen. Een advertentie waarin chiropractische diagnose en behandeling van huilbaby's zou worden aangeprezen, zou dan ook naar alle waarschijnlijkheid worden afgekeurd.

In zijn uitspraak in dossier 2015/00978 heeft de voorzitter van de Reclame Code Commissie zes onderzoeken beoordeeld die door de adverteerder waren ingebracht en waaruit zou voortvloeien dat chiropractische behandeling wél effectief is bij huilbaby's/kolieken.

Kort samengevat heeft de voorzitter geoordeeld dat deze onderzoeken zowel op zichzelf beschouwd als in onderling verband en samenhang onvoldoende bewijs voor effectiviteit opleveren (overwegingen 7.1 en 7.2).

Concluderend, voor de claim van 90% verbetering na gemiddeld vier behandelingen bestaat geen wetenschappelijke onderbouwing. Voor zover verbetering na behandeling geconstateerd wordt, is deze ook heel goed toe te schrijven aan het natuurlijk verloop. De adverteerder geeft immers toe dat het huilen ook vanzelf wel ophoudt.

Angst aanpraten

Los van het feit dat voor chiropractische behandeling van huilbaby's (met of zonder trilapparaatjes) geen deugdelijk bewijs van effectiviteit bestaat, is bijzonder kwalijk aan de advertentie dat ouders angst en een schuldgevoel worden aangepraat. De adverteerder claimt immers dat het onbehandeld laten van een huilbaby op latere leeftijd heel nare gevolgen kan hebben ("maar is het onderliggende probleem niet opgelost"), waarbij hoofdpijn, voedselintolerantie, onverklaarbare temperatuursverhoging, darmstoornissen, slaapstoornissen en nachtelijke angsten worden genoemd. Bezorgde ouders worden zo op een onverkwikkelijke manier ertoe bewogen toch maar van de diensten van een chiropractor gebruik te maken.

Zoals gezegd is er geen reden aan te nemen dat rugklachten, overbelastingsklachten of wat voor klachten met de wervels dan ook verantwoordelijk zijn voor het onophoudelijk huilen bij baby's en kan niet worden volgehouden dat naar de huidige stand van de wetenschap onomstreden is dat chiropractische behandeling van huilbaby's met zachte technieken, c.q. een trilapparaatje daadwerkelijk een positief effect sorteert. A fortiori kan niet worden volgehouden dat het naar de huidige stand van de wetenschap onomstreden is dat het onbehandeld laten van een huilbaby op latere leeftijd kan leiden tot de door de adverteerder genoemde aandoeningen. Daar is, integendeel, geen enkel bewijs voor. Mogelijk verwijst de adverteerder hier naar het KISS-syndroom, wat staat voor Kopfgelenkt induzierte Symmetrie Störungen. Voor het bestaan van dit syndroom, dat zou slaan op scheefstand van de bovenste drie nekwervels en verantwoordelijk zou zijn voor aandoeningen zoals door de adverteerder genoemd, bestaat geen bewijs. Veelzeggend is dat het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) syndroom noch therapie erkent.

Concluderend, ook vanwege het aanpraten van angst en schuldgevoelens bij bezorgde ouders is de advertentie misleidend en daarmee oneerlijk.


Commissie: De Commissie stelt het volgende voorop.

Bij verweer is namens adverteerder meegedeeld dat de uitspraken van ....als “puur informatief” moeten worden gezien. Dit verweer wordt verworpen. De betreffende uitspraken maken deel uit van de bestreden advertorial en daarmee van een reclame als bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Ter zitting heeft de voorzitter aan klager gevraagd tegen welke tekstgedeelten in de bestreden advertorial klager specifiek bezwaar maakt. Klager heeft daarop geantwoord dat het gaat om de volgende mededelingen:
1. “Binnen gemiddeld vier behandelingen is er meer dan 90% verbetering” en

2. “Uiteindelijk gaat het huilen van onbehandelde huilbaby's ook wel over, maar is het onderliggende probleem niet opgelost. In de loop van de jaren kan zich dat op een andere manier manifesteren. Bij sommige kinderen van twee tot drie jaar oud kunnen nog steeds problemen bestaan zoals hoofdpijn, voedsel intolerantie, onverklaarbare temperatuursverhoging en darmstoornissen. Verder blijken kleuters met slaapstoornissen en nachtelijke angsten die ik in mijn praktijk heb behandeld bijna allemaal huilbaby's te zijn geweest evenals hoofdpijnkinderen. Ook in die gevallen is het raadzaam om alsnog een chiropractor te raadplegen”. In onze praktijk hebben we ervoor gekozen om zachte technieken te gebruiken. Met behulp van een apparaatje kunnen we lichte trillingen opwekken langs de spieren van het achterhoofd en hoog in de nek. Deze uitgesproken voorkeur voor zachte technieken geldt voor de behandeling van jonge kinderen en tevens voor volwassenen. In alle gevallen wordt een mechanische impuls toegediend, die wordt omgezet in een zenuwsignaal, waardoor de besturing van het bewegingssysteem wordt bijgesteld. Op deze manier is het mogelijk om bewegingsdisfuncties te corrigeren en overbelastingsklachten op te heffen."

Met betrekking tot elk van voornoemde tekstgedeelten overweegt de Commissie het volgende.

Ad 1. Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat adverteerder zich kan voorstellen dat de uitspraak reacties oproept, omdat die tot op heden niet voldoende kan worden onderbouwd met wetenschappelijke literatuur. Verder heeft adverteerder meegedeeld dat er in de in 2014 herziene versie van het door klager genoemde “UK evidence report” uit 2010 sprake is van het bijstellen van conclusies, in die zin dat de herziene versie positiever is “in haar bewoordingen over het bewijs dat manuele interventie een positief effect heeft bij overmatig huilen door baby’s”. Volgens adverteerder is het correct dat  chiropractische interventie een positief effect heeft bij baby’s die overmatig huilen. Adverteerder tekent daar echter bij aan dat de op eigen ervaring gebaseerde cijfers (nog) niet te onderbouwen zijn en deze om die reden niet genoemd hadden moeten worden.

Gegeven dit verweer erkent adverteerder dat de mededeling “Binnen gemiddeld vier behandelingen is er meer dan 90% verbetering” niet juist is. In zoverre gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.


Ad 2. In dit onderdeel van de tekst wordt de indruk gewekt dat adverteerder bewegingsdisfuncties kan corrigeren en overbelastingsklachten kan opheffen door het gebruik van zachte technieken, meer in het bijzonder het gebruik van een apparaatje waarmee trillingen kunnen worden opgewekt. Verder wordt gesuggereerd dat door deze behandeling problemen bij kinderen van twee tot drie jaar oud zoals hoofdpijn, voedselintolerantie, onverklaarbare temperatuursverhoging en darmstoornissen kunnen worden voorkomen en dat bij kleuters slaapstoornissen, nachtelijke angsten en hoofdpijn kunnen worden voorkomen, indien men “huilbaby’s” de in de uiting bedoelde chiropractische behandeling laat ondergaan. Verder wordt gesuggereerd dat een zodanige chiropractische behandeling geraden is, in geval kleuters slaapstoornissen, nachtelijke angsten en/of hoofdpijn hebben.

Klager heeft onder verwijzing naar wetenschappelijke literatuur betwist dat de in de uiting bedoelde chiropractische behandeling bovengenoemde, in de uiting gesuggereerde werking heeft. Het lag op de weg van adverteerder om deze werking aannemelijk te maken. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet, althans niet voldoende geslaagd.

De verwijzing in het verweer naar de artikelen:
“Miller J.E. (…), Efficacy of chiropractic manual therapy on infant colic: a pragmatic single-blind, randomized controlled trial (…) 2012 Oct (…)”,

“Clar C, (…)  Clinical effectiveness of manual therapy for the management of musculoskeletal and non-musculoskeletal conditions: a systematic review and update of UK evidence report. Chiror Man Therap. 2014 Mar 28 (…)”,

“Miller JE, (….) Long-term effects of infant colic: a survey comparison of chiropractic treatment and nontreatment groups. (….) 2009 Oct: (…)”,

“Kaymaz N., (….) Attention deficit and hyperactivity disorder and infantile colic. (….) 2015 Oct; (…)” en

“Rao MR, (…) Long term cognitive development in children with prolonged crying. Arch Dis Child)…’ 2004 Nov; (..)”

biedt niet voldoende grondslag voor de conclusie dat het gebruik van zachte technieken, meer in het bijzonder het gebruik van een apparaatje waarmee trillingen kunnen worden opgewekt, de werking heeft die daaraan in de bestreden uiting wordt toegeschreven. De Commissie neemt daarbij in aanmerking dat klager ter zitting heeft gewezen op verschillende “Limitations” (beperkingen), verbonden aan het onderzoek genoemd in het eerste artikel (door klager overgelegd als “A”) en op een “summary” van het tweede artikel. In deze summary is volgens de in klagers pleitnota opgenomen noot 3 sprake van “Inconclusive (favourable) evidence for spinal manipulation in treating infantile colic”. De Commissie neemt ook in aanmerking dat klager er ter zitting op heeft gewezen dat de twee als laatste door adverteerder genoemde artikelen (door klager overgelegd als bijlagen C respectievelijk D) betrekking hebben op ADHD respectievelijk IQ en fijne motoriek en niet op hoofdpijn, voedselintolerantie, onverklaarbare temperatuursverhoging, darmstoornissen, slaapstoornissen en nachtelijke angsten. Verder heeft klager er op gewezen dat het hierboven als derde genoemde artikel uit 2009 onder meer betrekking heeft op slecht slapen en ’s nachts wakker worden (niet op hoofdpijn, voedselintolerantie, onverklaarbare temperatuursverhoging, darmstoornissen), maar dat de betreffende “study”, zoals vermeld in noot 4 in de pleitnota, “many limitations” kent.

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Gegeven bovenbedoelde onjuiste informatie is de Commissie bovendien van oordeel dat de advertorial, waar in het kader van de aanprijzing van de in de uiting bedoelde chiropractische behandeling wordt gesteld:
“Bij sommige kinderen van twee tot drie jaar oud kunnen nog steeds problemen bestaan zoals hoofdpijn, voedsel intolerantie, onverklaarbare temperatuursverhoging en darmstoornissen”

en

“Verder blijken kleuters met slaapstoornissen en nachtelijke angsten die ik in mijn praktijk heb behandeld bijna allemaal huilbaby's te zijn geweest evenals hoofdpijnkinderen” zonder te rechtvaardigen redenen appelleert aan gevoelens van angst als bedoeld in artikel 6 NRC. 

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met de artikelen 7 respectievelijk 6 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2646

Reclame KPN onrechtmatig wegens ontbreken essentiële informatie contractsduur

RCC 17 december 2015, RB 2646; Dossiernr: 2015/00803 (KPN)
Misleidende omissie. Uiting: Het betreft de website www.kpn.com voor zover hierop een telefoon met abonnement wordt aangeboden, waarbij klager in het bijzonder verwijst naar de combinatie van een iPhone 6 en een internet/sms abonnement waarbij men onder “Looptijd” kan kiezen uit “1 jaar” of “2 jaar”. Op de desbetreffende pagina staat de totale prijs per maand en een eenmalig te betalen bedrag boven de knop “bestellen”.

Klacht: Er wordt geadverteerd met telefoonabonnementen voor 1 of 2 jaar. Het blijkt echter volgens de algemene voorwaarden in feite een contract voor onbepaalde tijd te zijn. De looptijd van 1 of 2 jaar is slechts een minimumduur. Klager acht dit misleidend. Indien men een overeenkomst voor 1 jaar sluit, mag men volgens hem erop vertrouwen dat de overeenkomst na dit jaar stopt in plaats van voor onbepaalde tijd te worden voortgezet. Ook andere telefoonproviders maken op dezelfde wijze als adverteerder misleidende reclame.

 

Commissie:

1) Uitgangspunt bij de beoordeling door de Commissie is artikel 8.4 NRC. Hierin is opgenomen dat op duidelijke en begrijpelijke wijze de volgende essentiële informatie moet worden verstrekt:

(…)

m. de duur van de overeenkomst, voor zover van toepassing, of, wanneer de overeenkomst voor onbepaalde duur is of stilzwijgend vernieuwd wordt, de voorwaarden voor het opzeggen van de overeenkomst;

(…)

2) In de bestreden reclame-uiting ontbreekt de essentiële informatie dat de overeenkomst gedurende de minimumduur niet kan worden opgezegd, alsmede de informatie dat de overeenkomst na de minimumduur stilzwijgend wordt voortgezet. De Commissie acht de reclame-uiting dan ook in strijd met artikel 8.4 aanhef en onder m NRC.

Dat KPN de ontbrekende informatie in haar algemene voorwaarden heeft opgenomen, maakt het voorgaande niet anders. Artikel 8.4 van de NRC is gegrond op Richtlijn 2011/83/EU en in die richtlijn is opgenomen, zoals ook door de voorzitter overwogen, dat de consument de bedoelde informatie kan zien en lezen onmiddellijk voordat hij de bestelling plaatst, zonder de pagina die hij hiervoor gebruikt te moeten verlaten (zie hoofdstuk 5.2.1 pagina 37 onderaan Leidraad betreffende Richtlijn 2011/83/EU). In de genoemde richtlijn is niet de eis opgenomen dat de gemiddelde consument door het ontbreken van de informatie ertoe wordt gebracht (of kan worden gebracht) een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Dit maakt dat de Commissie eveneens voorbij dient te gaan aan het bezwaar van KPN dat het de gemiddelde consument duidelijk is dat de contractsduur minimaal 1 of 2 jaar is en dat hij daarna de overeenkomst maandelijks kan opzeggen.

3) Dat KPN niet afwijkt van de wijze van adverteren door andere bedrijven in de branche en dat het hier een gangbare wijze betreft van communiceren in de markt, maakt het oordeel van de Commissie niet anders. Dit bezwaar van KPN is reeds meegewogen in de beslissing van de voorzitter dat een termijn van drie maanden om de aanbeveling op te volgen redelijk voorkomt. Genoemde termijn geeft de branche de mogelijkheid de reclame-uitingen aan te passen.

4) Tot slot passeert de Commissie het bezwaar van KPN dat in de beslissing van de voorzitter geen rekening is gehouden met het belang van de consument dat hij na de initiële contractsperiode niet abrupt geconfronteerd wenst te worden met beëindiging van zijn abonnement. De beslissing betreft uitsluitend de informatie die dient te worden verstrekt, maar heeft verder geen consequenties voor de inhoud van de contractuele verplichtingen.

De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter.

RB 2643

Ondanks goedkeuring KOAG-KAG, is 'bewezen effectieve ingrediënten' misleidend

Vzr. Rechtbank Amsterdam 27 januari 2016, RB 2643 (Boehringer Ingelheim tegen Omega Pharma)
Uitspraak ingezonden door Ebba Hoogenraad en Sarah Arayess, Hoogenraad & Haak. Boehringer is met 28% marktleider met hoestproducten met de merken Bisolvon en Bisolnex. Omega Pharma heeft het hoestproduct onder het merk Bronchostop en adverteert met de door Boehringer gewraakte uiting 'Voor elke hoest'. Deze en een aantal andere vorderingen zijn echter afgewezen. De claim “bewezen effectieve ingrediënten” is volgens de voorzieningenrechter wel misleidend, ondanks goedkeuring van de Keuringsraad van de KOAG/KAG. De voorzieningenrechter veroordeelt Omega Pharma zich te onthouden van reclame-uitingen waarin wordt gesteld of gesuggereerd dat Bronchostop bewezen effectieve ingrediënten bevat onder last van een dwangsom.

RB 2642

HvJ EU: gemiddelde Europese consument uitgangspunt bij bescherming geografische aanduiding Calvados

HvJ EU 21 januari 2016, C-75/16, RB 2642; ECLI:EU:C:2016:35 (Verlados tegen Calvados)
Verordening Bescherming geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken. Bescherming geografische aanduiding 'Calvados'. Een in Finland geproduceerde drank wordt verhandeld onder de benaming ‘Verlados’. Deze naam is afgeleid van het dorp en het landgoed Verla, waar de drank wordt vervaardigd. De controle-instantie heeft verboden de drank genaamde ‘Verlados’ te verhandelen wegens overeenkomsten met ‘Calvados’. Viiniverla doet een beroep tot nietigverklaring van dit besluit. De Finse rechter stelt prejudiciële vragen over de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, de overeenstemming tussen ‘Verlados' en ‘Calvados’ en het begrip ‘voorstelling’ in de zin van art. 16 onder b van de Verordening. Het Hof oordeelt dat ook inzake geografische aanduidingen de maatstaf van de gemiddelde consument geldt en dat, ook indien er geen risico tot verwarring bestaat, het gebruik van een benaming als ‘voorstelling’ in de zin van artikel 16 onder b niet kan worden toegestaan.

25      Uit inmiddels vaste rechtspraak inzake consumentenbescherming blijkt dat op dit gebied in de regel moet worden uitgegaan van de vermoedelijke verwachtingen van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument (zie met name arresten Mars, C‑470/93, EU:C:1995:224, punt 24; Gut Springenheide en Tusky, C‑210/96, EU:C:1998:369, punt 31; Estée Lauder, C‑220/98, EU:C:2000:8, punt 30; Lidl Belgium, C‑356/04, EU:C:2006:585, punt 78; Severi, C‑446/07, EU:C:2009:530, punt 61; Lidl, C‑159/09, EU:C:2010:696, punt 47, alsmede Teekanne, C‑195/14, EU:C:2015:361, punt 36).

26      De beoordeling of een voor de aanduiding van een product gebruikte term zodanig is dat deze een beschermde benaming kan voorstellen in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008, dient eveneens aan de hand van dit op het evenredigheidsbeginsel gebaseerde criterium plaats te vinden (zie in deze zin arrest Estée Lauder, C‑220/98, EU:C:2000:8, punt 28).

27      Wat betreft de twijfel van de verwijzende rechter of bij de toetsing aan het begrip „voorstelling” in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 van belang is dat de benaming „Verlados” verwijst naar de plaats waar het in het hoofdgeding aan de orde zijnde product wordt vervaardigd – waarmee de Finse consument bekend is –, dient eraan te worden herinnerd dat artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 de in bijlage III bij die verordening geregistreerde geografische aanduidingen beschermt tegen elke „voorstelling” op het gehele grondgebied van de Unie. Gelet op de noodzaak om op dit grondgebied een daadwerkelijke en eenvormige bescherming van die geografische aanduidingen te waarborgen, dient met de Italiaanse regering en de Commissie te worden geoordeeld dat het begrip „consument”, waarop de in punt 21 van dit arrest genoemde rechtspraak betrekking heeft, ziet op de Europese consument, en niet enkel op de consument van de lidstaat waarin het product wordt vervaardigd dat de beschermde geografische aanduiding voor de geest roept.

28      Gelet op een en ander dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 aldus moet worden uitgelegd dat de nationale rechter voor de vaststelling of sprake is van een „voorstelling” in de zin van die bepaling, dient uit te gaan van de waarneming van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, waarbij dit laatste begrip moet worden opgevat als betrekking hebbend op Europese consumenten en niet slechts op consumenten van de lidstaat waarin het product wordt vervaardigd dat de beschermde geografische aanduiding voor de geest roept.


48      Gelet op een en ander dient op de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 aldus moet worden uitgelegd dat de verwijzende rechter voor de beoordeling of de benaming „Verlados” in geval van vergelijkbare producten een „voorstelling” in de zin van die bepaling oproept van de beschermde geografische aanduiding „Calvados”, rekening dient te houden met de fonetische en visuele gelijkenis tussen die benamingen, alsmede met eventuele gegevens die erop wijzen dat die gelijkenis niet berust op toeval, om op die manier na te gaan of de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument, bij het zien van de naam van een product, als referentiebeeld het product waarvoor de beschermde geografische aanduiding geldt voor de geest zal komen.

52      Gelet op een en ander dient op de derde vraag te worden geantwoord dat artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 aldus moet worden uitgelegd dat het gebruik van een benaming dat in de zin van die bepaling als „voorstelling” van een in bijlage III bij die verordening opgenomen geografische aanduiding is aangemerkt, ook dan niet kan worden toegestaan wanneer er geen risico van verwarring bestaat.

Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 16, onder b), van verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1576/89 van de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat de nationale rechter voor de vaststelling of sprake is van een „voorstelling” in de zin van die bepaling, dient uit te gaan van de waarneming van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument, waarbij dit laatste begrip moet worden opgevat als betrekking hebbend op Europese consumenten en niet slechts op consumenten van de lidstaat waarin het product wordt vervaardigd dat de beschermde geografische aanduiding voor de geest roept.

2)      Artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 moet aldus worden uitgelegd dat de verwijzende rechter voor de beoordeling of de benaming „Verlados” in geval van vergelijkbare producten een „voorstelling” in de zin van die bepaling oproept van de beschermde geografische aanduiding „Calvados”, rekening dient te houden met de fonetische en visuele gelijkenis tussen die benamingen, alsmede met eventuele gegevens die erop wijzen dat die gelijkenis niet berust op toeval, om op die manier na te gaan of de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde Europese consument, bij het zien van de naam van een product, als referentiebeeld het product waarvoor de beschermde geografische aanduiding geldt, voor de geest zal komen.

3)      Artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 moet aldus worden uitgelegd dat het gebruik van een benaming dat in de zin van die bepaling als „voorstelling” van een in bijlage III bij die verordening opgenomen geografische aanduiding is aangemerkt, ook dan niet kan worden toegestaan wanneer er geen risico van verwarring bestaat.

Gestelde vragen:

„1.      Dient bij de beoordeling of er sprake is van voorstelling in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 te worden uitgegaan van een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument?

2.      Welke betekenis dient in het kader van de beoordeling van een ter bescherming van de geografische benaming ‚Calvados’ gegeven verbod op het gebruik van de benaming ‚Verlados’ voor een op nationaal niveau onder die benaming in de handel gebrachte, uit appels gedistilleerde drank, te worden gehecht aan de volgende omstandigheden bij de uitlegging van het begrip ‚voorstelling’ in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008 en de toepassing van deze verordening:

a)      het eerste deel van de benaming ‚Verlados’, Verla, een Fins dorp is en als zodanig door de Finse consument kan worden herkend;
b)      het eerste deel van de benaming ‚Verlados’, Verla, verwijst naar de fabrikant van het product ‚Verlados’, Viiniverla;
c)      ‚Verlados’ een in het dorp Verla gefabriceerd plaatselijk product is waarvan per jaar gemiddeld een paar honderd liter wordt verkocht in het eigen restaurant en dat voorts in beperkte omvang op bestelling kan worden geleverd in de staatswinkel in de zin van de wet inzake alcoholhoudende dranken;
d)      de woorden ‚Verlados’ en ‚Calvados’ slechts één gezamenlijke lettergreep (‚dos’) hebben van de drie lettergrepen, maar anderzijds vier letters (‚ados’), oftewel de helft van alle letters van beide woorden, hetzelfde zijn?

3.      Indien er wordt geacht sprake te zijn van ‚voorstelling’ in de zin van artikel 16, onder b), van verordening nr. 110/2008, kan het gebruik van de benaming Verlados dan toch worden gerechtvaardigd door een van de bovengenoemde omstandigheden of een andere omstandigheid, zoals de omstandigheid dat bij de Finse consument in ieder geval niet de opvatting kan ontstaan dat het product ‚Verlados’ gefabriceerd zou zijn in Frankrijk?”

RB 2640

Reclame Sanex AtopiCare tegen Atopische huid in strijd met Geneesmiddelenwet

RCC 21 december 2015, RB 2640; Dossiernr: 2015/01138 (Sanex AtopiCare)
Reclamecode Cosmetische Producten. Uiting: Het betreft de volgende uitingen voor Sanex Advanced AtopiCare producten van Colgate:

A. een televisiecommercial, waarin door de voice-over wordt gezegd:

“Je huid kan je veel vertellen. Als ze rood is, of heel droog, of jeukt, vertelt je huid je misschien dat je een veel voorkomend probleem hebt. Atopische huid.

Nieuw: Sanex Advanced AtopiCare Bodylotion.

Klinisch bewezen. Kalmeert droge atopische huid, zorgt vanaf het eerste gebruik dat je huid de hele dag comfortabel aanvoelt.

Nieuwe Sanex Advanced AtopiCare.”

Tijdens het uitspreken van deze tekst zijn achtereenvolgens onder meer beelden te zien van een grote groep naakte mensen over wier huid een rode gloed komt, van een gestileerde weergave van rode cellen op een been, van het product AtopiCare bodylotion, van het insmeren van een been waarbij een gestileerde weergave van huidkleurige cellen verdwijnt en van een vrouw met een ‘normale’ huid die zich insmeert met de bodylotion.

B. de volgende uitingen op adverteerders website www.sanex.nl:

a) de homepagina waar staat:
“ATOPISCHE HUID?
1 op de 5 mensen hebben hier last van”.

b) de subpagina, die wordt bereikt door op de onder a) genoemde tekst te klikken, met als kop “98% bevestigt dat het jeuk en irritatie kalmeert*”. De asterisk verwijst naar de mededeling onderaan deze pagina: “* Consumenten onderzoek onder 146 vrouwen, Europa, 2014”.

Onder de hiervoor genoemde kop staat onder meer:
“Misschien ken je het wel. Je huid is erg droog en gevoelig en heeft de neiging om snel reactief te reageren of geïrriteerd te raken. Wat je misschien niet weet, is dat dit tekenen kunnen zijn van een atopische huid. Maar maak je geen zorgen, je bent niet de enige. Een atopische huid is een veelvoorkomende huidconditie.

1 op de 5 mensen heeft namelijk last van een atopische huid, hoewel 73% dit zelf niet eens weet. En jij? Er zijn een aantal belangrijke stappen die deel kunnen uitmaken van jouw huidverzorgingsroutine om zo je huid weer comfortabel te laten aanvoelen.

Stap 1-Reinigen
(..)

Stap 2-Hydrateren
(..)

Stap 3-Vergeet de huid onder de oksels niet
(..)”

Hieronder staat:
“’Toen mijn huid weer normaal was, voelde ik me weer een vrouw.’
    Elisabeth, 37”.

Klacht: De AtopiCare producten zijn cosmetische producten. Cosmeticaproducten vallen onder de Warenwet en mogen daarom geen medische claims bezigen. De AtopiCare producten worden echter op ontoelaatbare wijze gepositioneerd als medische producten die een atopische huid (kunnen) behandelen. Er worden claims gemaakt die conform de Indicatieve lijst Gezondheidsaanprijzingen van de Keuringsraad KOAG/KAG niet zijn toegestaan voor gezondheidsproducten, laat staan voor cosmetische producten. Ook de Europese Commissie is van oordeel dat producten die gepositioneerd worden als producten die een atopische huid kunnen behandelen of voorkomen, niet gekwalificeerd mogen worden als cosmetische producten.

De medische positionering van AtopiCare producten volgt rechtstreeks uit de uitgesproken tekst van de televisiecommercial, waaronder de volgens de Indicatieve lijst Gezondheidsaanprijzingen niet toegestane termen “jeuk”, “irritatie van de huid” en “huidproblemen” (de ‘claims’). De medische positionering wordt verder versterkt door beelden van mensen met een rode huid en meer in het bijzonder het eerst tonen van een rode, atopische huid en daarna, na applicatie van de AtopiCare bodylotion, een ‘normale’, gezonde huid. Dit beeld, in combinatie met de voice-over, suggereert dat de AtopiCare producten een atopische huid behandelen en genezen. Dit zal ook door de maatman-consument zodanig worden opgevat.

Ook op de website van Colgate worden bovengenoemde claims gemaakt. Daarnaast is de volgende quote op de website geplaatst: “Toen mijn huid weer normaal was, voelde ik me weer vrouw”. Ook deze quote suggereert dat de AtopiCare producten een atopische huid kunnen behandelen en/of genezen, hetgeen niet is toegestaan.

Unilever acht de reclame-uitingen in strijd met de artikelen 2 en 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument ertoe wordt gebracht een besluit te nemen over een transactie dat hij anders niet had genomen, is de reclame ook misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Commissie:

1. Unilever maakt bezwaar tegen de televisiecommercial en uitingen op adverteerders website sanex.nl, waarin AtopiCare producten volgens Unilever op ontoelaatbare wijze worden gepositioneerd als medische producten die een atopische huid (kunnen) behandelen. Unilever acht de uitingen daardoor in strijd met de (Geneesmiddelen)wet en voor de gemiddelde consument misleidend.

De Keuringsraad heeft meegedeeld dat, indien de bestreden uitingen aan de Keuringsraad zouden zijn voorgelegd, deze voor zover ze primair medische claims bevatten niet van een toelating zouden zijn voorzien en niet zouden zijn toegestaan.

Colgate stelt zich op het standpunt dat AtopiCare producten cosmetische producten zijn in de zin van de RCP, en dat in de bestreden uitingen niet wordt gesteld of gesuggereerd dat het behandelen, voorkomen of genezen van een atopische huid de primaire functie van AtopiCare producten is.

De Commissie overweegt als volgt.

2. Krachtens de Cosmeticaverordening (Verordening (EG) nr. 1223/2009) en het daarop gebaseerde artikel 1 sub a RCP worden als cosmetische producten aangemerkt - voor zover hier van belang -: stoffen of mengsels die zijn bestemd om in aanraking te worden gebracht met de huid, met het uitsluitende of hoofdzakelijke oogmerk deze te reinigen, te parfumeren, het uiterlijk ervan te wijzigen en/of de huid te beschermen of in goede staat te houden of lichaamsgeuren te corrigeren. Uit de Handleiding bij de Cosmeticaverordening volgt dat het presenteren van een product als geschikt voor gebruik bij een atopische huid op zich niet betekent dat het product niet meer als cosmetische product kan worden aangemerkt. Indien echter in de presentatie een verband wordt gelegd tussen het product en het behandelen of voorkomen (“treat or prevent”) van een atopische huid, dan is geen sprake meer van een cosmetisch product. In dat geval ‘verkleurt’ de status van het product en valt het onder de Geneesmiddelenwet. Dit volgt uit de Guidance waar staat: “If a product falls within the definition of both, medicinal product and cosmetic product, the non-cumulation principle provides that the Medicinal Products Directive is applicable.”

3. Naar het oordeel van de Commissie wordt in zowel de televisiecommercial als de bestreden uitingen op de website voor de AtopiCare producten (bodylotion, douchegel, handcrème en deodorant) als hoofdzakelijk oogmerk (of primaire functie) een werking gesuggereerd die verder gaat dan het reinigen, parfumeren, wijzigen van het uiterlijk, beschermen of in goede staat houden van de huid of het corrigeren van lichaamsgeuren.

In de televisiecommercial wordt na beschrijving van het “veelvoorkomende probleem” van een atopische huid die “rood is, of heel droog, of jeukt” de AtopiCare bodylotion aangeprezen omdat deze de droge atopische huid “kalmeert”. Deze tekst wekt, vooral in combinatie met de beelden van achtereenvolgens een rode atopische huid, de betreffende bodylotion en het smeren van de bodylotion op een ‘normale’ huid, de indruk dat dit AtopiCare product de roodheid, droogheid en jeuk van de atopische huid behandelt en/of voorkomt.

Hetzelfde oordeel geldt voor de (combinatie van de) bestreden uitingen op de website.

Door de mededelingen dat 1 op de 5 mensen last heeft van een atopische huid, dat “98% bevestigt dat het (AtopiCare) jeuk en irritatie kalmeert” en de bewering van een consument dat zij zich weer vrouw voelde toen haar huid “weer normaal was”, wordt gesuggereerd dat de AtopiCare producten geschikt zijn voor de behandeling en genezing van een atopische huid.

4. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de AtopiCare producten worden gepresenteerd als producten die geschikt zijn voor het behandelen of voorkomen van een atopische huid. Dit heeft tot gevolg dat de Geneesmiddelenwet van toepassing is. Niet in geschil is dat voor de AtopiCare producten geen handelsvergunning in de zin van de Geneesmiddelenwet is verleend. Gelet hierop acht de Commissie de uitingen in strijd met artikel 84 lid 1 Geneesmiddelenwet en daardoor in strijd met artikel 2 NRC.

5. Nu de uitingen reeds om bovengenoemde redenen in strijd zijn met de NRC, komt de Commissie niet toe aan beoordeling van de vraag of de uitingen misleidend zijn.

De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.