VMT Levensmiddelenwetgeving
Donderdag 8 december houdt VMT haar traditionele decemberbijeenkomst waar de gehele voedingsmiddelenketen breed bijgepraat wordt over recente en toekomstige wijzigingen van de Levensmiddelenwetgeving. Deze (vierde) editie vindt plaats in Meeting Plaza te Maarssen.
Evenals voorgaande jaren verlenen vertegenwoordigers van overheid, brancheorganisaties en individuele bedrijven hun medewerking aan de wetgevingsbijeenkomst voor de levensmiddelenindustrie en zijn toeleveranciers.
Sprekers zijn in de meeste gevallen nauw betrokken bij het tot stand komen van de wet- en regelgeving. Zij kennen dus als geen ander de standpunten van Europese en nationale overheden, industrie en belangenorganisaties. Daarmee is deze dag uitgegroeid tot een vast ijkpunt voor het up-to-date zijn van uw wetgevingskennis en netwerk.
Levensmiddelenwetgeving 2011
Stand van zaken en impact voor de voedingsmiddelenindustrie
- Standpunten en speerpunten ministerie van VWS
- Etiketteren volgens de voedselinformatieverordening
- Case: hoe de voedselinformatieverordening vertalen naar uw etiket?
- Komt de Reclame Code Commissie met een SRC-check voor claims?
- Het nieuwe keuzelogo: van aanvraag tot gebruik
- Maakt Vital Grid een eind aan ‘may contain’?
- Hoe vult de nieuwe VWA haar toezicht in?
Het programma, klik hier (of onder lees verder)
Inschrijven klik hier
Programma
09.30 Opening en introductie door de dagvoorzitter Petra de Best, advocaat-partner, AKD
09.35 Visie en inzet ministerie VWS bij belangrijke dossiers Wat kunnen we in 2012 verwachten op het gebied van levensmiddelenwetgeving? Wat zijn algemene ontwikkelingen en welke specifieke onderwerpen zullen naar voren komen? Waar liggen de prioriteiten van de Nederlandse overheid? Onderwerpen die zullen worden behandeld zijn onder meer: novel foods, additieven, claims, voedingsprofielen, etiketteringsverordening, inbedding drempelwaarden voor allergenen uit Vital Grid en die van het Voedselkeuzelogo in de Nederlandse wetgeving. Inge Stoelhorst, beleidsmedewerker / teamcoördinator Voeding, Directie Voeding, Gezondheidsbescherming en Preventie (VGP), ministerie van VWS
10.20 Het Europese besluitvormingsproces voor voedingsmiddelendossiers De Europese Commissie, Europese Raad van ministers en het Europees Parlement bepalen gezamenlijk de inhoud van nieuwe Europese wetgeving. Sinds februari 2010 heeft het EP duidelijk meer invloed in dit besluitvormingsproces gekregen. Hoe zijn de stemverhoudingen en welke zaken bepalen de komende tijd de agenda? Een en ander zal worden geïllustreerd aan de hand van concrete dossiers, zoals de informatievoorzieningsverordening en de herziening van de richtlijn voor dieet- en medische voeding (Parnuts). Esther de Lange, lid Europese Volkspartij, Europees Parlement
10.50 Pauze
11.20 Noodzaakt EHEC tot aanpassing wet- en regelgeving? De voedingstuinbouwsector is dit jaar getroffen door de EHEC crisis. Alle inspanning van de sector ten spijt twijfelden consumenten over de veiligheid van groenten en fruit. Wat kunnen we leren van de crisis? Voldoet het huidige uitgebreide kader van nationale en EU wetgeving op het gebied van voedselveiligheid of zijn er aanpassingen noodzakelijk? Dr Nicolette Quaedvlieg, Programmamanager Voeding en Gezondheid, Productschap Tuinbouw
11.50 De voedselinformatieverordening: heden en toekomst Nieuwe regels voor etikettering: ins en outs. Na jaren onderhandelen heeft de Europese Raad van ministers eind september de nieuwe verordening voor voedselinformatie aangenomen. De consument zal daardoor in de toekomst beter worden geïnformeerd over wat hij eet en drinkt. Wat verandert er wanneer? Wat blijft? En wat staat nog open? De meest recente ontwikkelingen op een rij. Joyce de Stoppelaar, programmamanager Voeding en Levensmiddelenwetgeving, NZO
12.30 Lunch
13.30 Voedingsenzymen wel/niet op positieve lijst en etiket De indieningstermijn van dossiers voor de goedkeuring van op de markt zijnde voedingsenzymen is 11 september 2011 geopend. Deze duurt slechts twee jaar. De industrie moet maar liefst acht documenten gebruiken. Daarover zijn nog veel onduidelijkheden. Het is dan ook zeer de vraag of producenten de deadline halen. De etiketteringsregels voor enzymen uit dezelfde EG verordening 1332/2008 hebben nog niet voor problemen gezorgd. Dat zou wel eens kunnen veranderen wanneer Commissie en lidstaten de dossiers gaan beoordelen Daniëlle Praaning, voorzitter van de Food Enzymes Committee van Amfep (Association of Manufacturers and Formulators of Enzyme Products) / Principal Expert Regulatory Affairs DSM Food Specialties B.V.
14.00 Het nieuwe keuzelogo: van aanvraag tot gebruik en internationaal aspect Het Vinkje van Stichting Ik Kies Bewust is onderdeel van een wereldwijd initiatief om consumenten te helpen betere producten te kiezen en daarmee producenten te stimuleren hun producten te verbeteren. De internationale ontwikkelingen rondom voedselkeuzelogo’s zal worden geschetst. Daarnaast zullen de achtergronden van het Nederlandse logo worden beschreven als ook de praktische implicaties van deelname aan de Stichting: hoe wordt iemand lid, wat kost het, hoe krijgt de producent het logo op zijn product, wat kan en mag hij daarover communiceren enzovoorts. Léon Jansen, coördinator Wetenschap en Borging, Stichting Ik Kies Bewust
14.30 Hoe de nieuwe drempelwaarden voor allergenen uit Vital Grid toepassen? Samen met het Amerikaanse ‘Food Allergy Research and Resources Program’ heeft TNO het Australisch-Nieuw Zeelandse Allergen Bureau geholpen met het opstellen van een nieuwe richtlijn voor allergeenetikettering voor Australië en Nieuw Zeeland. Deze zal naar verwachting navolging genieten in Europa en Nederland, bijvoorbeeld in de vorm van een zelfregulering door bedrijven of een convenant. In de Australisch-Nieuw Zeelandse richtlijn voor allergeenetikettering staat een overzicht van actiegrenzen waarboven een inname van allergenen gevaarlijk wordt en fabrikanten het allergeen op het etiket moeten vermelden. Hoe laag/hoog zijn deze actiegrenzen en hoe dienen fabrikanten deze te vertalen naar hun eigen producten? Geert Houben, business line manager Voedselveiligheid, TNO
15.00 Pauze
15.30 Zelfregulering: ‘Better safe than sorry’, SRC check ook voor voedingsmiddelen! Zelfregulering werkt goed als de nadruk ligt op het voorkomen dat regels worden overtreden en als er wordt samengewerkt met de toezichthouder(s). Om in reclame overtredingen te voorkomen, is het natuurlijk ook nodig dat de adverteerder weet wat wel en wat niet is toegestaan. Stichting Reclame Code (SRC) heeft recentelijk de SRC Check gelanceerd: waar moet de fabrikant rekening mee houden bij het maken van reclame, inclusief reclame voor voedingsmiddelen? En kan de fabrikant de SRC check ook gebruiken als hij de voedings- of gezondheidsclaims op zijn product wil plaatsen? Prisca Ancion-Kors, directeur SRC en Christine Grit, manager Voeding & Gezondheid FNLI
16.00 Hoe vult de nieuwe VWA haar toezicht in? ‘Risicogebaseerd’ is al enige tijd het uitgangspunt voor de overheid om het toezicht op naleving van de wet- en regelgeving te organiseren, zeker in tijden van krimp. Minder overlap tussen inspecties, minder toezichtlast voor bedrijven, meer rekening houden met private systemen en meer uitgaan van vertrouwen bij goedwillende bedrijven. Traditionele instrumenten zoals audits en inspecties worden aangevuld met begrippen als systeemtoezicht, zelfcontrolesystemen, certificatie en horizontaal toezicht. De nVWA gaat niet alles zelf meer controleren, maar maakt – gebaseerd op risico’s - keuzes in het toezicht. In deze presentatie wordt met voorbeelden ingegaan op de toekomst van het risicogebaseerd toezicht en wat dit voor bedrijven kan gaan betekenen. Hans Beuger, programmamanager Levensmiddelen en Voedselveiligheid, nVWA
16.45 Afsluitende borrel
Type fiets
RCC 10 oktober 2011, Dossiernr. 2011/00753 (Dutch Lady Bike)
Reclamerecht. Herkomstfunctie van een merk. lager acht reclame misleidend over de kwaliteit en herkomst, omdat de "Dutch Lady Bike in China wordt gemaakt. Dutch Bike wordt gebruik om het type fiets te omschrijven.
Commissie:
Naast een afbeelding van een typisch Nederlandse (oma)fiets, staat de naam “Dutch Lady Bike 28 (…)”. In de omschrijving staat onder meer:
“Type: Dutch Lady Bike; Color: black”
De Commissie acht het aldus aannemelijk dat de gemiddelde consument de term ‘Dutch Lady Bike’ in de uiting zal toeschrijven aan een bepaald type fiets en niet aan de herkomst en de kwaliteit van de fiets.
Een of ander smeerseltje
RCC 4 oktober 2011, dossiernr. 2011/00758 (VSM Pure Lijfkracht)
Uiting betreft een tv-commercial over Arniflor "Arniflor vermindert op natuurlijke wijze de zwelling en daarmee de pijn. Pure lijfkracht noemen we dat.” Klager meent dat pure lijfkracht niet gaat over het toepassen van een of ander smeerseltje.
Verweer: het is een homeopatisch geneesmiddeld en ingeschreven bij College ter Beoordeling van Geneesmiddelen en magals zodanig worden aangeprezen. Tevens is het door KOAG/KAG goedgekeurd.
Commissie keurt klacht af:
De Commissie heeft geconstateerd dat het aangeprezen product Arniflor van VSM een door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen geregistreerd homeopathisch geneesmiddel is. Krachtens de Bijzondere Reclamecode onder a dient publieksreclame voor geneesmiddelen te zijn voorzien van een geldig toelatingsstempel, afgegeven door de KOAG. Vast is komen te staan dat de bestreden reclame-uiting van een dergelijk toelatingsstempel is voorzien.
Goedkeuring door de KOAG betekent niet zonder meer dat de bestreden pay-off “Pure Lijfkracht” niet als misleidend in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC) zou kunnen worden beoordeeld. De Commissie is echter van oordeel dat van misleiding geen sprake is, nu de aanduiding “Pure Lijfkracht” duidelijk doelt op de ondersteuning door het homeopathische middel Arniflor van het zelfherstellend vermogen van het lichaam bij blauwe plekken en kneuzingen. De klacht wordt daarom afgewezen.
Ledenwerving NPL
In navolging van RCC 24 augustus 2011. In Veronica Magazine staat een geluksnummer waarmee aan ´gratis kans´ kan worden geactiveerd, echter dit lijkt in een later stadium meer op een ledenwervingsactie voor de Nationale Postcode Loterij. Omissie (dan wel te laat gegeven essentiële informatie).
Naar door adverteerders is erkend, diende men, om op de in de uiting genoemde website www.veronicamagazine.nl-zomer ‘gratis kans’ te maken op ‘grandioze prijzen’, op deze site eerst het ‘opt-in’ vakje met de tekst: “De Nationale Postcode Loterij mag mij per telefoon benaderen voor acties van de loterij” aan te vinken.
Het voorgaande wordt niet in de bestreden reclame-uiting vermeld. Weliswaar is onderin de uiting, naast het logo van Veronica Magazine, tevens het logo van de Postcode Loterij afgebeeld en staat in kleine letters tussen de logo’s in dat men, om mee te doen ‘al je gegevens’ moet invullen ‘om kans te maken op één van de prijzen’, maar niet blijkt daaruit dat men, om naar deze prijzen mee te kunnen dingen, verplicht wordt om ermee in te stemmen om door NPL telefonisch te worden benaderd voor haar acties.
De Commissie is van oordeel dat deze informatie voor de consument essentieel is om een goed geïnformeerd besluit te nemen met betrekking tot de keuze om al dan niet mee te dingen naar de prijzen en dat deze informatie daarom in de uiting had moeten staan.
RCC: omissie dan wel te laat verstrekken van essentiële informatie.
CVB bekrachtigd beslissing van RCC, in citaten:
1. In de onderhavige uiting wordt de lezer opgeroepen zijn “wincode” op de actiewebsite van adverteerder te activeren. In de uiting staat niet dat activeren uitsluitend mogelijk is indien men toestemming aan de NPL geeft om telefonisch door haar te worden benaderd voor acties. Deze voorwaarde staat evenmin bij de in de uiting vermelde verkorte actievoorwaarden. Als gevolg hiervan zal de consument niet op het bestaan van deze voorwaarde bedacht zijn. Deze voorwaarde blijkt ook niet uit de vermelding van de naam van de NPL in de uiting. Weliswaar kan de consument uit dit laatste afleiden dat de actie in combinatie met de NPL wordt georganiseerd, maar niet dat men voor deelname aan de actie moet instemmen met telefonische benadering door de NPL. Pas door de actiewebsite te bezoeken en/of de actievoorwaarden op internet te bekijken, kan men zien dat deze voorwaarde wordt gesteld.
2. Het College onderschrijft het oordeel van de Commissie dat de reclame-uiting op grond van het voorgaande misleidend is. De voorwaarde dat men toestemming aan de NPL moet geven om telefonisch door haar benaderd te worden voor acties, dient naar het oordeel van het College te worden beschouwd als een belangrijke beperking ten aanzien van de mogelijkheid om aan de actie mee te doen, en derhalve als essentiële informatie die reeds in de reclame-uiting had dienen te worden vermeld.
3. Dat sprake is van essentiële informatie volgt ook uit de omstandigheid dat de consument door bedoelde voorwaarde wordt gedwongen in te stemmen met telemarketing door de NPL, óók indien hij zich heeft aangemeld voor het zogenaamde Bel-me-niet Register. De voorwaarde impliceert derhalve dat in voorkomende gevallen ten gunste van de NPL een uitzondering wordt gemaakt op het verbod als bedoeld in artikel 11.7 lid 9 van de Telecommunicatiewet, welke bepaling luidt als volgt: “Het is verboden om communicatie als bedoeld in het vijfde lid over te brengen aan een abonnee die door opname van zijn contactgegevens in het register te kennen heeft gegeven deze ongevraagde communicatie niet te willen ontvangen.”
4. Het College acht het aannemelijk dat het ontbreken van informatie over bedoelde voorwaarde van invloed kan zijn op het besluit van de gemiddelde consument om aan de actie deel te nemen, en dientengevolge ertoe kan leiden dat die consument aan de actie besluit deel te nemen terwijl hij dat niet zou hebben gedaan indien hij reeds in de reclame-uiting over bedoelde voorwaarde juist zou zijn geïnformeerd. In dat geval stelt de consument zich bloot aan een indringende wijze van reclame maken met als mogelijk gevolg dat hij gaat deelnemen aan de Nationale Postcode Loterij. Dat de informatie over de voorwaarde wel op de actiewebsite en in de volledige actievoorwaarden staat, kan aan het misleidende karakter van de reclame-uiting die het gevolg is van het ontbreken van deze informatie niet in betekenende mate afdoen.
Als gevolg van verbodsbepaling
In navolging van IEF 5345 (HR) en hier (Hof DH 2005). Merkenrecht. Na tussenarresten en bezoek aan Hoge Raad. Vervallenverklaring van merkrechten Hugo Boss wegens uitblijven van normaal gebruik gedurende een onafgebroken tijdvak van vijf jaar. Richtlijnconforme uitleg van het begrip ‘geldige reden’ voor de periode vanaf 1 januari 1993. Als gevolg van EU regelgeving is tabaksreclame verboden althans aan banden gelegd, Hugo Boss had een geldige reden voor het niet (normaal gebruik), zodat de merken niet vervallen.
2.7. Voor wat betreft het tijdvak na 1 januari 1993 heeft het hof in het tussenarrest (rov 2.17) overwogen dat Hugo Boss zich terecht heeft beroepen op een geldige reden voor het niet (normaal) gebruik van haar (in 1987 en 1993 gedeponeerde) merken in de Benelux in de periode tot de nietigverklaring van de Richtlijn Tabaksreclame op 5 oktober 2000. De restricties van de richtlijn zijn vervolgens opgenomen in de Nederlandse wetgeving, zodat de geldige reden hier te landen van kracht bleef. (...) dit is enerzijds het gevolg van nieuwe Europese regelgeving waarin ("rechtstreeks en onrechtstreeks") tabaksreclame vergaand aan banden wordt gelegd (Richtlijn 2003/33/EG van 26 mei 2003) en anderzijds het gevolg van verbodsbepalingen althans restricties voor rechtstreekse en onrechtstreekse tabaksreclame in de nationale wetgevingen van beide landen.
2.8. De conclusie luidt derhalve dat Hugo Boss een geldige reden had voor het niet (normaal) gebruik van haar in 1987 en 1993 voor tabakswaren gedeponeerde merken, zodat die merken hierdoor niet zijn vervallen en daartoe strekkende vordering van Reemtsma niet toewijsbaar is. Grief III van Hugo Boss slaagt derhalve en het vonnis van de rechtbank kan niet in stand blijven. De overige grieven kunnen, ook bij een gegrondbevinding, niet tot een andere uitkomst leiden en behoeven daarom geen behandeling.
Haal je ouders over
RCC 22 september 2011, Dossiernr. 2011/00675 (The Oddshop, www.haaljeoudersover.nl)
Reclamerecht. Kinder en jongerencode. Een reclameuiting op de website www.haaljeoudersover.nl, en twee commercials voor vakanties die zijn te boeken bij prijsvrij.nl. In de commercial wordt gezegd "Maar ja, hoe krijg je je ouders zover om hierin te trappen. Verderop in het reclameblok zit een echte 'haal-je-ouders-over-reclame", en "Zitten je ouders klaar? Daar komt ie … En, hebben ze hem gezien? Zo niet, ga naar haaljeoudersover.nl en stuur ze de reclame."
Klacht: Minderjarigen worden aangespoord om persoonlijke gegevens van hun ouders door te geven aan adverteerder, hetgeen in strijd is met artikel 2b van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC), en in strijd met privacy regelgeving.
RCC meent dat KJC van toepassing is, omdat de uitingen geheel of gedeeltelijk tot kinderen zijn gericht. Dergelijke reclame mag er niet rechtstreeks toe aanzetten hun ouders of anderen te overreden tot de aankoop van producten waarvoor reclame wordt gemaakt. De website en de commercial is in strijd met deze bepaling. De RCC begrijpt dat de campagne humoristisch is bedoeld, en acht het aannemelijk dat de gemiddelde ouder deze reclame ook zo opvat. Dit is echter geen goede grond om van de KJC af te wijken, gezien de groep die door de KJC wordt beschermd (kinderen van 12 jaar en jonger).
Slotsom: campagne is in strijd met artikel 2 sub b KJC. RCC beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige klacht afgewezen.
Alliance of European Life Sciences Law Firms
Drie Europese advocatenkantoren gespecialiseerd in life sciences richten internationale alliantie op
Axon Lawyers, Lawford Davies Denoon en Lützeler Klümper & Wachenhausen, drie advocatenkantoren gespecialiseerd in de life sciences sector, hebben de oprichting van hun nieuwe Alliance of European Life Sciences Law Firms bekendgemaakt. Dit vond plaats op 29 september j.l. in Amsterdam tijdens de openingsreceptie van het Nederlandse nichkantoor Axon Lawyers.
Moment dat de folder werd gedrukt
RCC 16 december 2010, dossiernr. 2010/00793-I (Geldigheid strippenkaart per 18 november beëindigd)
Misleidende informatie over invoering OV-Chipkaart en uiting in folder: "De Stadsregio Arnhem Nijmegen heeft de minister toestemming gevraagd om de geldigheid van alle strippenkaarten in de regio’s Arnhem en Nijmegen te beëindigen per 18 november 2010" Op het moment van drukken was de (gewijzigde) informatie juist, klacht wordt ongegrond verklaard.
Klacht: Onlangs heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat besloten om voor Oost-Nederland de verplichte invoering van de OV-chipkaart op te schorten tot 1-02-2011. Het was de wens van o.a. de Provincie Gelderland en de Stadsregio KAN (Knooppunt Arnhem-Nijmegen) om de strippenkaart per 18 -11-2010 af te schaffen, maar dit is niet gehonoreerd. Desondanks verspreidt de regionale (KAN)busvervoerder Breng nog folders met de mededeling dat het mogelijk in november al zover is. Aldus wordt misleidende informatie verspreid.
Verweer: Er wordt geadviseerd niet te veel strippenkaarten op voorraad te nemen, grote promotiecampagne was reeds gepland en materiaal kon niet worden aangepast.
Commissie: De in de folder onder het kopje “Strippenkaart nog beperkt geldig’’ staande tekst is niet onjuist. Deze bevat de feitelijk juiste mededeling dat aan de minister toestemming is gevraagd om de geldigheid van de strippenkaart te beëindigen per 18 november 2010. Daarmee was, op het moment dat de folder werd gedrukt, niets miszegd. In verband met de onzekerheid over de geldigheidsduur van de strippenkaart wordt geadviseerd om in afwachting van het besluit van de minister daarover niet te veel strippenkaarten in voorraad te nemen. De consument wordt slechts gemaand tot een voorzichtig uitgavenpatroon, ten aanzien van de strippenkaart. Adverteerder heeft de tekst van de eerstvolgende folder aan de gewijzigde situatie aangepast, zoals ook blijkt uit een door adverteerder overgelegd exemplaar daarvan. Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de klacht ongegrond.
Verantwoorde (fruit)vulling
RCC 20 september 2011, Dossiernummer 2011/00543 (Fruitkick verpakking)
Met samenvatting van Alicia Schalkwijk, winnares internetscriptieprijs Geneesmiddelenverkoop op internet.
Reclamerecht. Misleiding. De reclame-uitingen op de verpakking van de Liga Fruitkick eXtra Framboos zijn niet misleidend.
Op de verpakking van de reep Liga Fruitkick eXtra Framboos (Fruitkick) worden beweringen gedaan die door klager misleidend worden bevonden. Ten eerste is op de voorzijde van de verpakking te lezen dat de Fruitkick voor 46% uit fruitvulling bestaat. Klager voert aan dat deze fruitvulling vooral bestaat uit vulstoffen en glucose-fructosestroop. Volgens klager ‘levert de fructose uit deze goedkope maissuiker veel calorieën, maar zorgt niet voor een gevoel van verzadiging’. In de Fruitkick zit volgens klager slecht 6,7% oftewel 1,8 gram fruit. Daarnaast staat er op de verpakking dat de Fruitkick 5% van de Dagelijkse Voedingsrichtlijn (GDA) aan voedingsvezels bevat. Klager acht deze bewering niet juist omdat de berekening van de adverteerder zou uitkomen op een vezelbehoefde van 26 gram per dag per persoon en dit volgens de richtlijn van de Gezondheidsraad 5 a 10 gram te weinig zou zijn. De vezels uit de Fruitkick bestaan zowel uit natuurlijke als geïsoleerde vezels. Klager betwist dat geïsoleerde vezels mogen worden meegerekend bij het vezelpercentage dat het product bevat. Ook de bewering van de adverteerder op de verpakking dat de Fruitkick 30% minder suikers bevat in vergelijking met andere fruitrepen is volgens de klager misleidend. Op de verpakking staat het opschrift dat de Fruitkick ‘door de combinatie van granen en fruit voor een goede balans van verantwoord en genieten’ zorgt. Dit vindt de klager eveneens misleidend, onder meer omdat de fruitreep voor 1/3 uit suiker bestaat.
Met betrekking tot de bewering betreffende de fruitvulling, oordeeltde de Commissie dat
de gemiddelde consument de term fruitvulling (…) opvat in die zin dat in de vulling fruit is verwerkt, in enige vorm en dat daarnaast mogelijke andere ingrediënten zijn gebruikt’. Mocht de consument toch de indruk hebben gekregen dat een reep Liga Fruitkick eXtra Framboos voor 46% uit puur fruit bestaat, dan wordt volgens de Commissie ‘die onjuiste indruk voldoende weggenomen door de ingrediëntenlijst op de achterzijde van de verpakking, voor welke lijst geldt dat van de gemiddelde consument mag worden verwacht dat hij deze lijst betrekt bij zijn aankoopbeslissing.
Ook de klacht omtrent het percentage en soort voedingsvezel is volgens de Commissie ongegrond. Adverteerder wijst erop dat de GDA een initiatief is van de CIAA (Confédération des industries agro-alimentaires de L’EU). In de referentiewaarden van het CIAA staat dat zowel voor mannen als vrouwen 25 gram vezels per dag worden aanbevolen. Verder heeft adverteerder aangetoond dat uit verschillende richtlijnen en een wetenschappelijk onderzoek polydextrose, een geïsoleerde vezels waar het in casu om gaat, wordt geschaard onder de definitie van voedingsvezel. Zodoende mag de adverteerder deze dus meetellen in het percentage voedingsvezels dat in de Fruitkick zit.
Ook de bewering dat Liga Fruitkick eXtra Framboos 30% minder suiker bevat in vergelijking tot andere fruitrepen is volgens de Commissie een toelaatbare reclame-uiting. Adverteerder heeft aangetoond dat het fruitgehalte van 37 andere fruitrepen gemiddeld op 48,9 gram suikers per 100 gram ligt, in tegenstelling tot de Fruitkick die 34 gram suikers per 100 bevat, afgerond een verschil van 30%. In de bijlage van de Claimsverordening staat ‘de claim dat een levensmiddel een verlaagd gehalte aan een of meer ingrediënten heeft, (…) is alleen toegestaan als het desbetreffende gehalte van het product minimaal 30% lager is dan dat van een vergelijkbaar product’. De uiting is dus niet misleidend.
Doordat bovenstaande uitlatingen door de Commissie niet als misleidend worden bestempeld, is ook de zin ‘door de combinatie van granen en fruit voor een goede balans van verantwoord en genieten’ niet ontoelaatbaar.
De Commissie wijst de gehele klacht van de klager af en stelt adverteerder is het gelijk.
Optreden tegen boete Consumentenautoriteit
Rechtbank Rotterdam 5 oktober 2011, LJN BT6751 (Mikro-Electro B.V. tegen Consumentenautoriteit)
De Consumentenautoriteit (CA) heeft een aantal ondernemingen die consumentenelektronica verkopen beboet wegens overtreding van artikel 8.8 Whc jo 6:193c, 1 onder g BW wegens het, bij verkoopgesprekken of als een consument na de fabrieksgarantietermijn een defect product ter reparatie aanbiedt, verstrekken van misleidende informatie aan consumenten over zijn wettelijke rechten op kosteloos herstel of vervanging bij non-conformiteit. De CA heeft deze overtreding vastgesteld op basis van het door de ondernemingen gevoerde beleid, zoals dat is gebleken uit de met de directies gevoerde gesprekken. Verder heeft de CA aan de hand van verklaringen van een aantal filiaalleiders, een aantal mysteryshoppings en een aantal verklaringen van consumenten die een klacht bij ConsuWijzer hadden ingediend over de onderneming, vastgesteld dat uitvoering werd gegeven aan dit beleid. Verder heeft de CA aangekondigd de boetebesluiten conform zijn beleid te publiceren.
De voorzieningenrechter concludeert dat de boeterapporten voldoende grondslag bieden voor het opleggen van de boetes. Het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is dat de boetebesluiten rechtmatig zijn. Hierin is daarom geen beletsel gelegen om de boetebesluiten te publiceren. Ook in wat verzoeksters overigens hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de publicatie van de boetebesluiten onevenredig te achten. De verzoeken om voorlopige voorziening worden afgewezen.
Ook het feit dat verweerders onderzoek in de consumentenelektronicabranche in eerste instantie was gericht op de verkoop van bijkoopgaranties staat er naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter niet aan in de weg dat verweerder uit de onderzoeksgegevens conclusies heeft verbonden ten aanzien van de wijze waarop verzoekster omgaat met het verstrekken van informatie over garantie, conformiteit en het recht op herstel of vervanging, nu de onderzoeksresultaten op zich verweerders conclusies hierover kunnen dragen.
Nu naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter de aan het sanctiebesluit ten grondslag gelegde onderzoeksbevindingen voldoende basis bieden voor de vaststelling dat verzoekster door haar beleid feitelijk onjuiste of misleidende informatie als bedoeld in artikel 6:193c, eerste lid, aanhef en onder g, van het BW heeft verstrekt aan consumenten is er sprake van een overtreding van artikel 8.8 van de Whc, en met welke overtreding verzoekster de collectieve consumentenbelangen heeft geschonden of kon schenden. Daarmee staat naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter vast dat verweerder in beginsel de bevoegdheid toekomt om handhavend op te treden.
Verweerder heeft gekozen voor een boete, omdat de vastgestelde overtreding naar zijn aard aanzienlijke schade kan toebrengen aan het consumentenvertrouwen, en daarom is volgens verweerder een punitieve sanctie, mede gezien de speciale en generale preventieve werking daarvan gepast.