RB
RB 3869
25 november 2024
Artikel

Laatste plekken: Jurisprudentielunch Merken-, Modellen- en Auteursrecht op woensdag 27 november 2024

 
RB 3867
11 november 2024
Uitspraak

HvJ EU: Parfümerie Akzente

 
RB 3866
8 november 2024
Artikel

Carly van der Beek treedt toe als Senior Associate bij Pinsent Masons Nederland

 
RB 474

Foute mededeling door uitgever in reclame

Vandaag heeft de Reclame Code Commissie (RCC) wederom een waarschuwing gepubliceerd. Dit keer gaat het om een aanbod van HUB Uitgevers voor een van hem afkomstig betaald blad NetOpus. Dit aanbod werd aan alle abonnees van het gratis tijdschrift TechNet Magazine gemaild, samen met de mededeling dat TechNet Magazine zou ophouden te bestaan. Echter laatste informatie is onjuist. Het behoeft daarom ook niet veel uitleg dat de RCC deze manier van reclamemaken in strijd acht met de regel dat reclame in overeenstemming dient te zijn met de wet, de waarheid, de goede smaak en het fatsoen.

Lees hier de hele uitspraak.

(bron: Reclame Code Commissie)

RB 473

Het uitblijven van een vervolgopdracht

Gerechtshof Amsterdam, 2 maart 2010, zaaknr. 200.015.797/01, Proctor Media Projects B.V.  tegen Dullaert & Dumas Film & TV Producties B.V. (met dank aan Marcel de Zwaan, Bremer & De Zwaan).

Mediarecht. Scenario-opdracht. Hof stelt Proctor alsnog in het gelijk in geschil over schade na uitblijven vervolgopdracht.

Gerechtshof Amsterdam, 2 maart 2010, zaaknr. 200.015.797/01, Proctor Media Projects B.V.  tegen Dullaert & Dumas Film & TV Producties B.V. (met dank aan Marcel de Zwaan, Bremer & De Zwaan).

Mediarecht. Scenario-opdracht. Hof stelt Proctor alsnog in het gelijk in geschil over schade na uitblijven vervolgopdracht.

Proctor ontwikkelt in opdracht een scenario voor de kindertelevisieserie Spetter, geproduceerd door D&D voor het Dolfinarium Harderwijk. D&D deed een aan Proctor verleend right of first refusal (de mogelijkheid om af te zien van het schrijven van scenario’s voor vervolgseries) niet gestand, omdat het Dolfinarium niet tevreden zou zijn geweest met de kwaliteit van de scripts. De Rechtbank Amsterdam (7 mei 2008, niet gepubliceerd) wees de vorderingen van Proctor aanvankelijk af, bij gebreke van een causaal verband tussen de schade en de  niet gestand gedane optie.

Het Hof vat de verplichtingen van de producent jegens de scenarioschrijver ruimer op. Proctor had redelijkerwijs kunnen begrijpen dat slechts in beginsel de vervolgopdracht zou worden verstrekt en, dat, hoewel het Dolfinariu aanvaelijk wel tevreden was, de producent had de scenarioschrijver had moeten informeren over de bezwaren om de scenarist in de gelegenheid te stellen die bezwaren weg te nemen, en dat de producent had met de opdrachtgever de bezwaren nader had moeten onderzoeken. Causaal verband tussen de toerekenbare niet nakoming van deze verplichtingen en de door Proctor geleden schade wordt wel aanwezig geacht.

Lees het arrest hier.

RB 472

Afwijzing Gezondheidsclaims

Gezondheidsclaims zijn omstreden. Dat blijkt wederom uit de statistiek die EFSA, de European Food Safety Authority, onlangs heeft gepubliceerd. Het aantal bewezen claims is wederom gedaald naar dit keer negen van de 416 klachten. De afwijzingen zijn vooral gestoeld op de argumenten dat de claims onvoldoende bewezen of te weinig omlijnd zijn en ook dat het betrokken product ontoereikend getest is bij mensen.

De NPD, de Nederlandse Branchevereniging, vind een dergelijke handhaving te strikt en overweegt nadere stappen te ondernemen. Immers er zijn tientallen gezondheidsclaims afgewezen, waarvan de werking in gerenommeerde tijdschriften is gepubliceerd en door experts is bevestigd. Dit kan volgens EFSA desalniettemin onvoldoende zijn.

Tegen deze teleurstellende uitkomst, die in het nieuws uitgebreid bediscussieerd wordt, valt wel het een en ander positieve te vermelden. Zo wordt door de afwijzing verduidelijkt, waaraan claims wel moeten voldoen. Dit was voordien niet het geval. Daarnaast is nog niet per situatie duidelijk waarom een klacht in dat specifieke geval is gesneuveld. Het zou zomaar kunnen dat de belangrijke claims zich wel staande wisten te houden, terwijl in twijfelachtige uitspraken oplossingen voor in de toekomst zijn opgenomen. Er is een kans aanwezig dat het nieuwe, strenge standpunt nog gerelativeerd zou moeten worden. Toch voordat hierover meer duidelijkheid zal ontstaan reageren adverteerders op dit moment preventief op deze uitslag. Zo is Danone van plan hun gezondheidsclaim van Immunofortis van de website te verwijderen voordat EFSA het effect van de samenstelling heeft betwist.

(bron: Hoogenraad en Haak en EVMI)

RB 471

Vuilnis kindercampagne onverantwoord

Het bedrijf No Added Sugar Ltd werd aangesproken op hun catalogus voor de laatste wintercollectie. De Advertising Standards Authority (ASA) moest dit bedrijf op de vingers tikken nadat tegen hen een klacht was ingediend.  De catalogus vertoonde immers plaatjes van kinderkleding in het thema “vuilnis”. Het onderwerp was uitgewerkt door kinderen dicht bij gekleurde vuilniszakken te laten zitten en hun voorwerpen te laten vasthouden, welke normaliter worden beschouwd als dagelijks huisvuil.  Maar liefst zes klagers beweerden dat een dergelijke reclame onverantwoord zou zijn nu kinderen dergelijk gedrag gemakkelijk zouden kunnen kopiëren. Dat wederom zou gevaarlijk en schadelijk kunnen zijn.

De ASA concludeerde dat, ondanks dat de catalogus gericht was tot de ouders, deze reclame niet acceptabel zou zijn. Dit beargumenteerde zij door te verklaren dat de betreffende catalogus in het huis aanwezig zou zijn, waarin de kinderen wonen en zo voor hen makkelijk grijpbaar zou zijn. Door de opmaak zouden de betrokken kinderen ook een interesse kunnen hebben in de catalogus en dus het gedrag in de campagne mogelijkerwijs kopiëren. De catalogus werd daarom ook uit de handel gehaald. Verder is No Added Sugar Ltd weggekomen met een waarschuwing.

Lees hier de hele uitspraak.

RB 470

Virtuele Trombose

Vzr. Rechtbank Arnhem, 9 februari 2010, LJN: BL6046, Federatie van Nederlandse Trombosediensten & Stichting Rode Kruis Trombosedienst "Neder-Veluwe” tegen Stichting Virtuele Trombosedienst.

Reclamerecht. Collectieve actie. Gedaagde (SVT)  is “nieuwkomer op de markt van trombosediensten” en niet aangesloten bij eiser, de Federatie van Nederlandse Trombosediensten (FNT).  De FNT stelt i.c. dat SVT zich in de vergelijking met de diensten van de bestaande, regionale trombosediensten heeft bediend van ongeoorloofd vergelijkende en misleidende reclame. FNT niet ontvankelijk, trombosedienst Neder-Veluwe wèl. Vorderingen gedeeltelijk toegewezen. Aanpassing ’maatman’ maatstaf. Ongeoorloofde vergelijkende reclame. Schade goede naam.

4.22.  Van misleidende reclame is niet gebleken. Wel is voldoende aannemelijk geworden dat een aantal mededelingen van SVT ofwel niet voldoet aan het in artikel 6:194a, lid 2, aanhef en onder c BW vereiste van een objectieve en controleerbare vergelijking, ofwel de reputatie van de bestaande regionale trombosediensten en dus ook de Regionale Trombosedienst Neder-Veluwe onnodig heeft geschaad in de zin van artikel 6:194a, lid 2, aanhef en onder e BW. De verbodsvordering zal daarom worden toegewezen, zoals hiervoor al weergegeven, en met een dwangsom worden versterkt. Deze dwangsom zal aan een maximum worden gebonden. Voor zover de vergelijking niet zou voldoen aan andere in artikel 6:194, lid 2 BW opgenomen voorwaarden, zal de verbodsvordering als onvoldoende onderbouwd of te onbepaald worden afgewezen.

Ontvankelijkheid: “4.4. FNT heeft aan haar vorderingen niet een collectieve (groeps)actie als bedoeld in artikel 3:305a BW ten grondslag gelegd en voor zover zij dit ter zitting in reactie op het verweer van SVT onder verwijzing naar haar statuten alsnog heeft willen doen, kan haar dat niet baten, reeds omdat zonder die statuten – die niet zijn overgelegd – niet kan worden beoordeeld of zij ingevolge die statuten de in dit kort geding aan de orde gestelde belangen van haar leden – om op te komen tegen misleidende en / of ongeoorloofde vergelijkende reclame – behartigt. FNT heeft evenmin concreet onderbouwd dat zij in het kader van haar eigen doelstelling – kwaliteitsbewaking en belangenbehartiging van de bij haar aangesloten leden / diensten – een voldoende eigen belang heeft om op de grondslag van de artikelen 6:194 en 6:194a BW in kort geding op te komen tegen (vermeende) kwaliteitsaanspraken van derden, nu zij zélf, anders dan haar leden, niet als een concurrent van SVT is aan te merken. FNT zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.”

4.5.  De Trombosedienst Neder-Veluwe kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter wèl worden ontvangen in haar vorderingen, omdat zij een rechtstreekse concurrent is van SVT en dus een eigen belang heeft op te komen tegen misleidende en ongeoorloofd vergelijkende reclame-uitingen ten aanzien van de door haar aangeboden trombosediensten. (…)

Misleidende reclame:  4.7.  De vraag die in dit verband voorligt is of de teksten die SVT gebruikt in haar OnePager en Q&A misleidende mededelingen bevatten in de zin van artikel 6:194 BW. Daarbij is van belang voor wie de mededelingen misleidend zouden kunnen zijn. Volgens vaste rechtspraak geldt dat uitgegaan wordt van de vermoedelijke verwachting van een gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument (vgl. HR 30 mei 2008, LJN BD 2820), de ‘maatman’-consument.

4.9.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter behoeft de maatstaf van de ‘maatman’- consument in dit geval aanpassing, omdat de kring van personen tot wie de gewraakte mededelingen zijn gericht uitsluitend bestaat uit apothekers. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat die apothekers op hun beurt die informatie weer doorgeven aan de consument van antistollingsmiddelen. De beroepsgroep van apothekers moet worden geacht te beschikken over specialistische kennis en ervaring op het gebied van medicijnen in het algemeen en antistollingsmiddelen in het bijzonder. Gelet hierop had het op de weg van de Trombosedienst Neder-Veluwe gelegen om aan de hand van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat deze groep van apothekers door de mededelingen in de OnePager en de Q&A is misleid, hetgeen zij heeft nagelaten. De gevolgtrekking die de voorzieningenrechter daaraan verbindt is dat er in dit kort geding niet van kan worden uitgegaan dat deze groep van apothekers is misleid. De vorderingen van de Trombosedienst Neder-Veluwe zullen daarom, voor zover gegrond op de artikelen 6:194 en 6:194a, lid 2, aanhef en onder a BW, worden afgewezen.

Vergelijkende reclame: 4.15.  Naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoen de OnePager en de Q&A van SVT niet aan de eis van een objectieve vergelijking van wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken. Zowel wat betreft alle hierboven onder 4.13 genoemde mededelingen van SVT in de OnePager van juni 2009 als in de aangepaste versie daarvan van januari 2010 als ten aanzien van de hiervoor genoemde mededeling in de Q&A van juni 2009 geldt dat SVT deze mededelingen, waarin zij haar dienstverlening direct of indirect vergelijkt met de bestaande dienstverlening van de regionale trombosediensten, geenszins deugdelijk en controleerbaar heeft onderbouwd. Zij heeft nagelaten concrete feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit volgt dat de vergelijking zakelijk gesproken klopt, bijvoorbeeld door een controleerbare verwijzing naar een afdoende cijfermatige onderbouwing, literatuur, een rapport, richtlijn, marktonderzoek of onderzoek door consumentenpanels. Gelet op de bewijsregel van artikel 6:195 BW had dit – ook binnen het beperkte kader van een kort geding – op haar weg gelegen. Het betreft immers wezenlijke, relevante kenmerken van de trombosedienstverlening, omdat SVT door de in die mededelingen opgesomde voordelen apothekers ertoe probeert over te halen om de trombosediensten van SVT af te nemen. Ook is SVT er niet in geslaagd om de juistheid van de onder 4.13 genoemde mededelingen ter zitting voldoende te onderbouwen. Haar toelichting op de door haar als productie 14 overgelegde onderbouwing van de cijfers is daarvoor, in het licht van de uitgebreide betwisting daarvan door de Trombosedienst Neder-Veluwe, ontoereikend. Daar komt nog bij dat SVT bij het ongefundeerd wijzen op de voordelen van haar Trombose Zelfzorg systeem ten opzichte van de bestaande, regionale trombosediensten, nalaat om de apothekers er duidelijk op te wijzen dat deze voordelen niet alleen voor het door haar aangeboden Zelfzorg systeem gelden, maar voor het systeem van zelfmanagement in het algemeen. Deze wijze van reclame maken voldoet, ook wanneer deze reclame enkel is gericht tot apothekers, niet aan de in artikel 6:194a, lid 2, aanhef en onder c BW geformuleerde eisen.

4.16.  De verbodsvordering van de Trombosedienst Neder-Veluwe, zoals geformuleerd onder 3.1 a) onder (2), zal daarom worden toegewezen, echter uitsluitend voor zover deze ziet op artikel 6:194a, lid 2, aanhef en onder c BW.

Schade goede naam:  4.20.  De beweringen over het monopolistische karakter en de vermeende machtspositie van de bestaande trombosediensten zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan te merken als afbrekende mededelingen, waarvan de juistheid of in ieder geval de volledigheid in dit kort geding door SVT, tegenover de betwisting door de Trombosedienst Neder-Veluwe, niet aannemelijk is gemaakt. In dat verband verdient opmerking dat SVT juist de gewraakte passage over het monopolistisch karakter en de machtspositie in haar nieuwe OnePager van januari 2010 achterwege heeft gelaten. Omdat niet vast staat of en op welke wijze die nieuwe OnePager openbaar zal worden gemaakt, heeft De Trombosedienst Neder-Veluwe nog steeds belang bij de verbodsvordering onder 3.1. a) (1). Dit deel van de vordering zal dan ook, als hierna te melden, worden toegewezen.

Conclusie: 4.22.  Van misleidende reclame is niet gebleken. Wel is voldoende aannemelijk geworden dat een aantal mededelingen van SVT ofwel niet voldoet aan het in artikel 6:194a, lid 2, aanhef en onder c BW vereiste van een objectieve en controleerbare vergelijking, ofwel de reputatie van de bestaande regionale trombosediensten en dus ook de Regionale Trombosedienst Neder-Veluwe onnodig heeft geschaad in de zin van artikel 6:194a, lid 2, aanhef en onder e BW. De verbodsvordering zal daarom worden toegewezen, zoals hiervoor al weergegeven, en met een dwangsom worden versterkt. Deze dwangsom zal aan een maximum worden gebonden. Voor zover de vergelijking niet zou voldoen aan andere in artikel 6:194, lid 2 BW opgenomen voorwaarden, zal de verbodsvordering als onvoldoende onderbouwd of te onbepaald worden afgewezen.

Lees het vonnis hier.

RB 469

Met gebruik van opvallende bloemmotieven

Rechtbank Rotterdam, 15 januari 2010, LJN: BL3955, J.T. International Company Netherlands B.V. tegen minister VWZ

Reclamerecht. Presentatie van tabaksproducten op Pinkpop 2007 met gebruik van opvallende bloemmotieven op en voor de stand valt niet binnen de grenzen van een sobere uitstalling die de uitzondering op het reclameverbod beoogt mogelijk te maken en voldoet niet aan het vereiste dat een presentatie moet plaatsvinden tegen een neutrale achtergrond.

Door betaling van bedrag van € 95.000,- heeft eiseres een (particuliere) economische bijdrage aan de organisatie van Pinkpop 2007 gegeven die moet worden aangemerkt als sponsoring in de zin van artikel 5, eerste lid, van de Tabakswet. Van doorslaggevende betekenis is de omstandigheid dat door de betaling van dat geldbedrag exclusiviteit van de verkoop van haar merken tabaksproducten overeen is gekomen. 

 Lees het vonnis hier.

(bron: IEForum)

RB 468

Parodie of reclame

Uitspraak van de Reclame Code Commissie, 12 januari 2010, dossier 2009/00865

Het zelfregulerende orgaan 'Het Nieuwe Rijk'  kwam recentelijk met een nieuwe folder aanwapperen. Daarin adverteerde zij met de mogelijkheid om je eigen sofinummer te laten tatoeëren. Gewaagd of geslaagd? De Reclame Code Commissie (RCC) was er in ieder geval van overtuigd dat 'Het Nieuwe Rijk' te ver ging.

Anders dan verweerder stelde is de folder niet als parodie aan te merken. De folder viel onder het begrip reclame nu een denkbeeld werd aangeprezen dat was gericht op een breed publiek. Nu het ging om reclame had de RCC zich bevoegd verklaard.

Verder werd volgens de RCC de indruk gewekt dat de folder van de Rijksoverheid afkomstig zou zijn. De RCC heeft zelfs aangekaard dat in dit geval mogelijkerwijs sprake zou zijn van een inbreuk op enig Intellectueel Eigendomsrecht van de overheid. Gezien haar bevoegdheid ging zij op deze stelling niet verder in maar oordeelde dat gezien de opmaak van de folder deze als reclame onvoldoende herkenbaar is gemaakt wat wederom tot schending van Art. 1.1 NRC heeft geleid. Dat de strekking tot een ander oordeel zou hebben geleid, d.w.z. dat het zeer onwaarschijnlijk zou zijn dat de overheid zou aanzetten tot het laten tatoeëren van iemands sofinummer, is ontoereikend om de herkenbaarheid van de folder als reclame aan te tonen. Daarbovenop had de adverteerder zich in de folder niet geïdentificeerd. Dat was dan ook in strijd met Art. 2 van de Code Brievenbusreclame (CBR)

Tenslotte oordeelde de RCC dat de folder in het licht van Art. 2 NRC smakeloos en aanstootgevend was. Het tatoeëren verwees naar nazipraktijken wat onacceptabel was. 'Het Nieuwe Rijk' kon zich daarom ook niet beroepen op het recht van vrijheid van meningsuiting.

'Het Nieuwe Rijk' zelf is volstrekt oneens met dit oordeel. Zij wilden enkel de discussie verder aanwakkeren omtrent het afgeven van vingerafdrukken voor het verkrijgen van een identiteitskaart.

(bron: SOLV, Het Nieuwe Rijk)

RB 467

Strengere regels met betrekking tot voedselreclame

Een nieuwe code is van kracht, en wel met terugwerkende kracht tot 1 februari 2010. De code is op het punt van voedselreclame aangescherpt. De een vindt het niet nodig, de ander vindt het niet vergaand genoeg. De Consumentenbond weigert bijvoorbeeld op grond van een te soepele regeling de code te tekenen. Een tussenoplossing is desondanks tot stand gekomen welke wettelijke verboden dient tegen te houden.

Wat is veranderd?

Allereerst mag geen reclame meer worden gemaakt die gericht is op kinderen onder de zeven jaar. Zelfs als meer dan 25% van de kijkers, luisteraars of lezers van een op volwassen gerichte tv-zender, radiozender of tijdschrift bestaat uit kinderen onder de zeven jaar is voedselreclame verboden. Verder mag geen enkele voedselreclame, dus ongeacht de doelgroep, in een naschoolse opvang, peuterspeelzaal en kinderdagverblijf zichtbaar zijn. Indien een of meer van deze regels lijkt of lijken te zijn overtreden is het aan de klager om d.m.v. een algemeen in de markt geaccepteerd bereikonderzoek de overtreding aan te tonen. De verweerder behoort daaropvolgend de bereikcijfers te overhandigen.

Een paar grote jongens onder de voedselfabrikanten hanteren hun eigen beleid. Ook dat beleid is op vrijwillige basis gesloten. Het gaat hier om o.a. Coca Cola, Burger King, Mars, Danone, Ferrero, Pepsi, Unilever en Kellog. Zij adverteren slechts dan indien de doelgroep 12 jaar of ouder is. Dit is anders als het gaat om een door voedingsdeskundigen als verantwoord aangemerkt product.

(bron: Hoogenraad & Haak)

RB 466

Zeg nooit altijd, ook de trein komt wel eens niet op tijd.

Uitspraak van de Reclame Code Commissie, 5 januari 2010, dossier 2009/00849

Onlangs had de 'NS Reizigers' een tv-commercial laten uitzenden. De commercial had tot doel het gebruikmaken van de trein door zakelijke reizigers aan te sporen. In de spot werden 3 voorbeelden gegeven waarin personen door niet gebruik te maken van de trein telkens te laat op de plaats van bestemming verschenen. Dit werd afgesloten met de voice-over:

'Wie op tijd wil zijn, vertrouwt op de trein, Ga Mee.'

Een boze en ervaren reiziger, die regelmatig vertraging had opgelopen door van de trein gebruik gemaakt te hebben, diende een klacht in bij de Reclame Code Commissie (RCC). Volgens hem kwam de trein niet altijd op tijd. Dat werd echter wel gesuggereerd. De NS was daarentegen niet van mening dat zij met deze slogan de indruk zou hebben gewekt dat de trein altijd op tijd zou zijn gekomen.

De RCC hakte de knoop door met als conclusie dat de slogan te absoluut geformuleerd was. Dit was mede toe te schrijven aan de inhoud van de gehele commercial waarvan de slogan deel uit maakte. Door te visualiseren dat personen middels andere soorten personenvervoer telkens te laat zouden komen, toch niet met de trein, ging de commercial verder dan enkel te beweren dat de trein een betrouwbaar vervoermiddel zou zijn. De commercial wekte namelijk de suggestie dat de trein het meest betrouwbare vervoermiddel zou zijn, waardoor men de trein diende te kiezen boven een ander middel. Zakelijke reizigers werden daardoor bewogen een transactie af te sluiten die zij anders niet hadden gedaan. De reclame was dientengevolge misleidend.

Lees hier de hele uitspraak.

(bron: Hoogenraad & Haak)

RB 466

Zeg nooit altijd, ook de trein komt wel eens niet op tijd.

Uitspraak van de Reclame Code Commissie, 5 januari 2010, dossier 2009/00849

Onlangs had de 'NS Reizigers' een tv-commercial laten uitzenden. De commercial had tot doel het gebruikmaken van de trein door zakelijke reizigers aan te sporen. In de spot werden 3 voorbeelden gegeven waarin personen door niet gebruik te maken van de trein telkens te laat op de plaats van bestemming verschenen. Dit werd afgesloten met de voice-over:

'Wie op tijd wil zijn, vertrouwt op de trein, Ga Mee.'

Een boze en ervaren reiziger, die regelmatig vertraging had opgelopen door van de trein gebruik gemaakt te hebben, diende een klacht in bij de Reclame Code Commissie (RCC). Volgens hem kwam de trein niet altijd op tijd. Dat werd echter wel gesuggereerd. De NS was daarentegen niet van mening dat zij met deze slogan de indruk zou hebben gewekt dat de trein altijd op tijd zou zijn gekomen.

De RCC hakte de knoop door met als conclusie dat de slogan te absoluut geformuleerd was. Dit was mede toe te schrijven aan de inhoud van de gehele commercial waarvan de slogan deel uit maakte. Door te visualiseren dat personen middels andere soorten personenvervoer telkens te laat zouden komen, toch niet met de trein, ging de commercial verder dan enkel te beweren dat de trein een betrouwbaar vervoermiddel zou zijn. De commercial wekte namelijk de suggestie dat de trein het meest betrouwbare vervoermiddel zou zijn, waardoor men de trein diende te kiezen boven een ander middel. Zakelijke reizigers werden daardoor bewogen een transactie af te sluiten die zij anders niet hadden gedaan. De reclame was dientengevolge misleidend.

Lees hier de hele uitspraak.

(bron: Hoogenraad & Haak)