RB

Algemene regels  

RB 2072

Stichting Brandstofverlies verliest kort geding tegen Toyota

Vzr. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 17 maart 2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:1697 (Stichting Brandstofverlies tegen Louwman en Parqui)
Geen misleiding. Stichting Brandstofverlies vordert L&P te bevelen tot staken van misleidende informatie omtrent het brandstofverbruik van de Toyota Yaris, de afwijking tussen het beweerdelijke en echte verbruik zou groot zijn. De rechtbank oordeelt dat een koper door de vermeldingen op de label en overige reclamemateriaal in voldoende mate wordt gewezen op de technische gegevens en de geringe betekenis daarvan voor het praktijkverbruik. Aldus is geen sprake van misleiding. De voorziening wordt afgewezen.

4.11.    Gelet op het voorgaande staat vast dat autofabrikanten verplicht zijn om de uitkomsten van de voorgeschreven verbruikstests te vermelden. Nu deze tests worden verricht door onafhankelijke instanties waarop autofabrikanten geen invloed kunnen uitoefenen staat vast dat de gehanteerde testresultaten op zichzelf juist zijn. Door Stichting Brandstofverlies is niet betwist dat het bij de Toyota Yaris gepresenteerde label en het overige reclamemateriaal voldoen aan de eisen op grond van Verordening (EG) 715/2007 en Richtlijn 1999/94 EG. Op het label en het overige materiaal zijn de vermeldingen geplaatst als vermeld in 3.1 sub b en c.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat een koper door deze vermeldingen in voldoende mate wordt gewezen op het karakter van de technische gegevens en de geringe betekenis daarvan voor het praktijkverbruik. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat van de door Stichting Brandstofverlies gestelde misleiding geen sprake is.

Lees de uitspraak:
ECLI:NL:RBZWB:2014:1697 (link)
ECLI:NL:RBZWB:2014:1697 (pdf)

RB 2068

Misleidende en ongeoorloofde vergelijkende reclame zijn twee zelfstandige inbreuken

HvJ EU 13 maart 2014, zaak C-52/13 (Posteshop) - dossier
Reclamerecht. Verzoek om een prejudiciële beslissing Consiglio di Stato. Uitlegging van richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame. Nationale regeling die niet alleen reclame die tegelijkertijd misleidend en ongeoorloofd vergelijkend is verbiedt, maar ook als twee onderscheiden onrechtmatige gedragingen aanmerkt, is toegestaan.

HvJ EU verklaart voor recht:

Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame moet aldus worden uitgelegd dat zij, wat de bescherming van handelaren betreft, betrekking heeft op misleidende reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame als twee zelfstandige inbreuken, en dat misleidende reclame niet tegelijk ook ongeoorloofde vergelijkende reclame hoeft te zijn om te kunnen worden verboden en bestraft.

Gestelde vraag:

„Moet richtlijn [2006/114] aldus worden uitgelegd dat zij, wat de bescherming van handelaren betreft, betrekking heeft op reclame die tegelijkertijd misleidend en ongeoorloofd vergelijkend is, dan wel op twee onderscheiden onrechtmatige gedragingen, die ook elk op zich relevant zijn, te weten misleidende reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame?”
RB 2067

Vacaturemelding als reclamestunt heeft vertrouwen in reclame geschaad

RCC 25 februari 2014, dossiernummer 2014/00048 (grap vacature Overtoom)
Strijd met artikel 5 NRC. Misleidend. Aanbeveling. Het betreft een radiocommercial waarin Ghislaine Duymelings, “CEO van Overtoom”, de luisteraar vraagt te helpen bij het zoeken naar een Change Manager, een specialist die de nieuwe naam van adverteerder (“Manutan”) bekend gaat maken. Hierna vraagt de voice-over of men Ghislaine Duymelings wil helpen “met deze vacature” en wordt men uitgenodigd een filmpje te bekijken en het “bijzonder uitdagende assessment” te doen op de in de radiocommercial genoemde website.

Als men online solliciteert, ontvangt men een verontschuldiging met de mededeling dat het om een reclamestunt gaat. In een tijd van grote werkloosheid en economische onzekerheid is dit een buitengewoon smakeloze en misleidende reclame, aldus klager. De voorzitter oordeelt dat de adverteerder het vertrouwen in reclame heeft geschaad als bedoeld in artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code.

Dat geen sprake is van een echte vacature maar van een grap, wordt naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende duidelijk gemaakt. De inhoud van de radiocommercial heeft onmiskenbaar het karakter van een personeelsadvertentie. Er wordt gesproken over een vacature en er wordt een vacante functie genoemd met taakomschrijving (een “specialist die onze nieuwe naam bekend gaat maken”). Voorts wordt men uitgenodigd het “bijzonder uitdagende assessment” op de in de radiocommercial genoemde website te doen. Uit de toon waarop naar dit assessment wordt verwezen, zou kunnen worden afgeleid dat er misschien geen echte vacature is. Indien men vervolgens naar de in de radiocommercial genoemde website gaat om duidelijkheid hierover te verkrijgen, ziet men echter, naar de voorzitter ambtshalve constateert, informatie die op het eerste gezicht niet anders kan worden opgevat dan als een bevestiging dat het om een echte vacature gaat. Dit heeft ertoe heeft geleid dat adverteerder, zoals zij erkent, diverse sollicitaties heeft ontvangen.

Op grond van het voorgaande heeft adverteerder het ludieke karakter van de bestreden uiting onvoldoende duidelijk gemaakt en heeft zij daardoor het vertrouwen in reclame geschaad als bedoeld in artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Of de reclame tevens in strijd is met de goede smaak en het fatsoen dan wel misleidend is, zoals klaagster stelt, kan bij deze uitkomst verder in het midden blijven. Adverteerder heeft overigens meegedeeld dat zij geen gebruik meer maakt van de “vacature methode” omdat zij niemand meer “op het verkeerde been” wil zetten. Gelet hierop wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 5 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2066

Uiting 'niemand goedkoper' is te absoluut

Vz. RCC 25 februari 2014, Dossiernummer 2013/00898 (www.automurre.nl)
Misleidend. Prijs. Aanbeveling. Het betreft adverteerders website www.automurre.nl, waarop onder meer staat “Tankstation Murre. Niemand op Walcheren is goedkoper van Auto Murre!”. Adverteerder claimt het goedkoopste tankstation op Walcheren te zijn. Klager heeft adverteerder al enkele malen gezegd dat dit niet juist is, waarna adverteerder hem verzocht dit door middel van een foto te bewijzen, met bewijs te komen, zodat de dag daarna met de prijs mee wordt gegaan. Het ligt echter op adverteerders weg om aan te tonen dat een door hem gebezigde claim juist is. De uiting is te absoluut en daardoor misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
Adverteerder stelt dat niemand “goedkoper” is en sluit daarmee uit dat er op Walcheren benzinestations zijn waar de brandstof goedkoper is. Klager stelt echter verschillende malen te hebben geconstateerd dat door andere benzinestations op Walcheren lagere brandstofprijzen worden gehanteerd. Hij heeft, zo stelt hij, adverteerder daarvan op de hoogte gesteld en tevens foto’s gemaakt en deze, overeenkomstig adverteerders verzoek, op facebook geplaatst. Dit heeft echter niet tot aanpassing van de door adverteerder gehanteerde prijzen geleid. Adverteerder heeft op die stellingen van klager niet gereageerd, zodat zij aannemelijk worden geacht. Nu adverteerder vervolgens de juistheid van de door hem gebezigde claim niet heeft aangetoond, acht de Commissie deze misleidend.

Blijkens het voorgaande is voor de gemiddelde consument onjuiste informatie verstrekt ten aanzien van de prijs als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC) waardoor de gemiddelde consument ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2062

Etiket heeft een gebruiksaanwijzing, handschoenen niet verplicht

RCC 19 februari 2014, dossiernr. 2014/00047 (HG schimmel zonder bescherming)
Afwijzing. Gebruiksaanwijzing, geen wettelijke plicht. Afwijzing. Het betreft een televisiereclame voor de “HG schimmel-, vocht- & weerplekkenreiniger”. Daarin rust een man, die van plan is om de badkamer met adverteerders reiniger te gaan schoonmaken, zich uit met een zijn volledige lichaam bedekkend oranje pak, een gezichtsmasker met verlichting en een hogedrukreiniger, die op zijn rug wordt gebonden en waarvan hij de spuitlans in zijn hand houdt. Als hij zich helemaal heeft ingepakt en de badkamer in gaat, treft hij daar een vrouw die de tegels in de badkamer al schoon heeft gemaakt en zegt zij, met een klein lachje: “Doe toch niet zo raar, ik ben toch allang klaar!”. Vervolgens ziet men hoe zij de badkamertegels reinigt terwijl zij zegt: “Schimmel in de badkamer is makkelijk, veilig en snel te verwijderen. Even sprayen en de schimmel verdwijnt bijna direct!”.

De klacht
De uiting is misleidend omdat daarbij, anders dan op het etiket verplicht wordt gesteld, geen handschoenen worden gedragen. Ook moet er goed geventileerd worden en moet men de spay niet inademen. De in de uiting getoonde beelden zijn met deze voorschriften in strijd en om die reden acht klaagster de uiting misleidend.

Het verweer
Het gebruik van rubber dan wel plastic handschoenen is geen wettelijke verplichting maar een advies. Het gebruik van adverteerders product zonder handschoenen levert absoluut geen gevaar op voor de gezondheid. Op het etiket wordt ook geadviseerd om tijdens gebruik goed te ventileren. Dit is eveneens een advies omdat sommige gebruikers de chloorlucht als minder prettig ervaren. De op het etiket staande gebruiksvoorschriften en adviezen voldoen aan de wettelijke eisen.

Het “unique selling point” van het product is juist het gebruiksgemak en dit heeft adverteerder in deze “over-the-top”-commercial, die al ruim 2 jaar wordt uitgezonden, willen benadrukken.

De re- en dupliek.
Klaagster en adverteerder hebben bij repliek respectievelijk dupliek hun standpunt gehandhaafd en nader toegelicht.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat zij in deze beslissing alleen oordeelt over de uiting waarnaar klaagster in eerste instantie verwijst en niet over de nieuwe commercial waarnaar klaagster in haar repliek verwijst.

Klaagsters bezwaar betreft het feit dat de op het etiket staande gebruiksaanwijzingen, zoals het dragen van handschoenen, in de uiting niet in acht zijn genomen. De Commissie acht echter aannemelijk dat adverteerder, zoals hij stelt, wettelijk verplicht is deze tekst op het etiket te plaatsen maar dat, zoals het woord “gebruiksaanwijzing” al zegt, het etiket aanwijzingen geeft hoe men het product het beste kan gebruiken. Deze aanwijzingen impliceren echter niet dat de gebruiker verplicht is het product overeenkomstig deze aanwijzingen te gebruiken.

Voorts overweegt de Commissie dat bij de in de reclame-uiting getoonde scène, waarin de man zich van top tot teen inpakt voordat hij de tegels in de badkamer met adverteerders product wil schoonmaken, sprake is van voor de gemiddelde consument kenbare overdrijving.

Op grond van het bovenstaande overwegingen acht de Commissie de klacht ongegrond.

De beslissing

Op grond van het voorgaande wijst de Commissie de klacht af.

RB 2060

Verborgen voorwaarde afsluiten energiecontract voor cashback Nikon-spiegelreflexcamera

CVV 27 januari 2014, dossiernummer 2013/00976 (cash back Nikon-spiegelreflexcamera)
Misleidend. Verborgen houden essentiële informatie. Het betreft de reclamefolder waarin onder meer een Nikon-spiegelreflexcamera wordt aangeboden. De camera wordt duidelijk aangeboden voor € 299, aangezien “nu 299” groot en in het rood is gedrukt. Daaronder staat in kleinere letters “Bezuinigingsprijs!” gevolgd door de nog kleinere tekst “*na €75,- bezuinigings cashback”. Nergens in de folder staat concreet wat de voorwaarden van de actie zijn.

Klager vermoedt dat de in deze folder gedane aanbieding vergelijkbaar is met die waarover de Commissie in dossier 2013 00608 oordeelde [Zie RB 1939] en dat ook in dit geval het afsluiten van een energiecontract voorwaarde is om de camera voor € 299,- te kunnen kopen. Gelet hierop acht klager - succesvol- de in de uiting vermelde (bezuinigings)prijs misleidend.

Dat het afsluiten van een energiecontract voorwaarde is om de camera voor € 299,- te kunnen kopen, is essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een besluit over een transactie te nemen en waarop de consument duidelijk geattendeerd dient te worden. Aangezien de Commissie adverteerder reeds eerder heeft aanbevolen niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken, heeft de Commissie thans besloten deze uitspraak conform artikel 17 lid 1 onder h van het Reglement betreffende de Reclame Code Commissie en het College van Beroep als alert onder de aandacht te brengen van een breed publiek. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2059

Commercial Opel Ampera oplaadpunt misleidend: veronderstelt werkende oplaadpaal

CVB 18 februari 2014, dossiernummer 2013/00869 (Opel Ampera laadpunt)
CVB bevestigt aanbeveling RCC. Essentiële informatie. Misleiding. Het betreft de radiocommercial waarin de elektrisch aangedreven Opel Ampera wordt aangeprezen. Daarin wordt onder meer gezegd: “Bovendien krijgt u een oplaadpunt thuis en op het werk”. Na aanschaf van een Opel Ampera bleken er kosten te worden berekend voor het installeren van de oplaadpunten indien het budget wordt overschreden. Op grond van de uiting verkeerde klager in de veronderstelling dat hij bij aankoop van een Opel Ampera een werkende laadpaal zou krijgen. In werkelijkheid krijgt men voor het installeren van een laadpunt thuis een budget van € 400,- en voor een laadpunt op het werk een budget van € 500,-. Omdat dit niet in de uiting wordt vermeld, acht klager deze misleidend.

Volgens de Commissie was sprake van het verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De Commissie achtte de reclame-uitingen in strijd met artikel 7 NRC en beveelde adverteerder aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2058

Moet duidelijk kenbaar zijn dat het product 'refurbished' is

RCC 6 februari 2014, dossiernummer 2013/00687 (Refurbished toestel)
Misleidend en oneerlijk. Levertijd. Garantie. Onduidelijke informatie. De klacht richt zich succesvol tegen de volgende uiting: “’Ready to go’ Delivery: Dit toestel wordt inclusief hoogwaardige kwaliteit oplader en accu geleverd. (…)” Onder het kopje “Levering” staat onder meer: “Origineel product: Op onze website worden enkel 100% originele merkproducten en OEM (Original Equipment Manufacturer) producten aangeboden.” “Product & Garantie: Op dit product zit 30 dagen volledige omruilgarantie, [..] Het gaat hier om zogenaamde tot in complete nieuwstaat gereviseerde modellen die met een nieuwe garantietermijn worden geleverd”. “Bedenktijd: Op dit product zit een bedenktijd van 7 werkdagen [..]”

De Commissie oordeelt dat het gaat om essentiële informatie (refurbished toestel) die niet duidelijk is vermeld, waardoor niet duidelijk is welke garantietermijn van toepassing is. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Het feit dat, naar adverteerder stelt, het aanbieden van refurbished toestellen algemeen geaccepteerd is, betekent niet dat men, indien men een dergelijk toestel aanbiedt, dit niet duidelijk moet vermelden. Dit is, zoals de voorzitter overwoog, essentiële informatie die aan geïnteresseerden direct kenbaar moet worden gemaakt. In de onderhavige uiting staat dit pas onder het kopje “Levering” en dan ook nog in het midden van de onder het subkopje “Product & Garantie” staande tekst, na informatie over de aard en de duur van de garantie(periode). Hierdoor is ook niet dan wel onvoldoende duidelijk welke garantie(termijn) op het aangeboden product van toepassing is.

Blijkens het voorgaande is voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code NRC. Voorts kan de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Tevens is de uiting, gelet op het vorenstaande, voor wat betreft het gebruik van het woord “garantie” in strijd met artikel 12 NRC.

RB 2055

Vergelijking LouseBuster met resultaat luizenshampoo misleidend

RCC 12 februari 2014, dossiernummer 2013/00842 (luizenkliniek.nl)
Met hete lucht doden hoofdluis. Vergelijking met andere methoden. Aanbeveling. Klager, die producent is van luizenmiddelen en een farmaceutisch bedrijf heeft, heeft succesvol geklaagd over de website www.luizenkliniek.nl, met name de subpagina “Luizenmiddelen” en de homepagina met de aanhef “Kliniek voor professionele behandeling van hoofdluis”. Volgens klager bevat de website onjuiste informatie alsmede opmerkingen jegens farmaceutische bedrijven die te kwalificeren zijn als smaad en laster.

De Commissie oordeelt dat op de gewraakte pagina’s van de website het resultaat van de door verweerder aangeprezen behandelmethode, die hieruit bestaat dat in verweerders luizenkliniek luizen door professionals worden bestreden met behulp van de LouseBuster, waarmee hoofdluizen en neten worden gedood door middel dehydratatie, wordt vergeleken met het resultaat van de luizenshampoos/lotions waarmee hoofdluizen en neten worden bestreden. Aanbieders van luizenshampoos en/of -lotions kunnen zich door de wijze waarop verweerder zich over deze producten uitlaat aangesproken voelen. De Commissie beschouwt de bewuste webpagina’s om die reden als vergelijkende reclame en beveelt verweerder niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Commissie oordeelt op grond van het overwogene onder B 5 en 13 in strijd met artikel 6 NRC, op grond van het overwogene onder B 2, 4, 5, 7, 8, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20 en 21 in strijd met artikel 13 sub a NRC en op grond van het overwogene onder B1 in strijd met artikel 13 e NRC.

Ad B 1.
In de gewraakte zinsneden laat verweerder zich op onfatsoenlijke wijze uit over de handelwijze van concurrenten, daar waar hij de farmaceutische industrie ervan beschuldigt dat zij misbruik maakt van paniek die uitbreekt bij het ontdekken van hoofdluis door haar “macht en miljoenen” aan te wenden om de consument “te laten geloven” dat insecten het best zijn te bestrijden met pesticiden. Verweerder beschuldigt zijn concurrenten ervan de consument te manipuleren en schaadt daardoor de goede naam van hen, waaronder die van klager. Dat klagers naam niet in de uiting wordt genoemd, maakt dit niet anders. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 13 sub e NRC.

Ad B 2.
Verweerder baseert zich in de gewraakte mededeling met betrekking tot de resistentie op de situatie in het buitenland en op zijn eigen veronderstelling dat de in het buitenland geconstateerde resistentie ook ten aanzien van de luis in Nederland geldt. Dit wordt echter niet vermeld zodat de gemiddelde consument ten onrechte zal denken dat ook in Nederland hoofdluis en insecten massaal resistent zijn (geworden) tegen pesticide. Echter, in Nederland zijn -aldus de LCI-richtlijn Hoofdluis- ”beperkt cijfers over resistentieontwikkeling beschikbaar waaruit blijkt dat therapiefalen vaker optreedt na behandeling met permetrine dan met malathion”. Gelet op het vorenstaande acht de Commissie de gewraakte mededeling onjuist alsmede misleidend in de zin van de aanhef van artikel 8 NRC en om die reden in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 4.
Blijkens de LCI-richtlijn Hoofdluis bevatten de ter bestrijding van hoofdluis beschikbare middelen dimeticon, malathion en permetrine en kunnen deze “huidirritatie, overgevoeligheid en sensibilisatie als bijwerking hebben”. Voorts wordt “het gebruik van malathion en permetrine (…) afgeraden aan zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven” en bestaat “over het gebruik van dimeticon tijdens zwangerschap en borstvoeding (…) geen consensus”. Het feit dat het gebruik van een luizenmiddel bij sommigen wordt afgeraden en dat over de vraag of het gebruik van dimeticon tijdens zwangerschap en het geven van borstvoeding veilig is, geen consensus bestaat, rechtvaardigt niet de zo absolute en algemene mededeling dat luizenmiddelen, waaronder de gemiddelde consument middelen die dimeticon bevatten ook zal brengen, voor de gezondheid schadelijke stoffen bevatten. Nu adverteerder de juistheid van deze bewering niet heeft aangetoond dan wel aannemelijk heeft gemaakt, acht de Commissie deze zinsnede te absoluut en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 a NRC.

Ad B 5.
Verweerder heeft niet weersproken dat de concentratie waarin pesticide in hoofdluismiddelen aanwezig is niet te vergelijken is met c.q. geringer is dan de concentratie van pesticide in landbouwgif. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede onjuist en misleidend in de zin van de aanhef van artikel 8 NRC en daardoor in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Tevens getuigt de gewraakte mededeling van overdrijving waardoor deze ten onrechte gevoelens van angst jegens het gebruik van hoofdluismiddelen kan oproepen. Op grond daarvan acht de Commissie deze zinsnede ook in strijd met artikel 6 NRC.

Ad B 7.
De bewuste zinsnede is, anders dan de aanhalingstekens doen vermoeden, geen citaat maar geeft verweerders mening weer. De strekking van deze zinsnede is dat het gebruik van luizenmiddelen geen effect heeft en derhalve zinloos is. Aangezien luizenmiddelen luizen doden en derhalve wel degelijk effect hebben, acht de Commissie deze zinsnede misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC. Dat het advies is om na het gebruik van het luizenmiddel te (blijven) kammen, maakt deze conclusie niet anders.

Ad B 8.
De reden om de behandeling met luizenmiddel te herhalen is niet omdat luizenmiddelen niet effectief is, maar omdat deze middelen niet effectief zijn tegen de larven in de neten. Na een eerste behandeling kunnen uit de mogelijk nog achtergebleven neten luizen komen en een herhaalde behandeling dient ter bestrijding van deze nieuwe luizen. Voorts is de mededeling dat “het RIVM deze middelen niet adviseert” niet in de LCI-richtlijn Hoofdluis terug te vinden. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede onjuist en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 a NRC.

Ad B 13.
Afhankelijk van de werkzame stof van de verschillende luizenmiddelen, staan in de bijsluiters beperkingen ten aanzien van het gebruik en verweerder heeft niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat als de middelen volgens de respectievelijke bijsluiters worden gebruikt, deze de gezondheid in gevaar (kunnen) brengen. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsneden misleidend en daardoor in strijd met artikel 13 sub a NRC. De zinsneden zijn tevens in strijd met artikel 6 NRC nu daardoor in de uiting zonder te rechtvaardige redenen wordt geappelleerd aan gevoelens van angst.

Ad B 14.
Dit tekstgedeelte acht de Commissie onvolledig nu is vermeld dat dimeticon een chemische stof bevat, maar niet is vermeld dat dimeticon, anders dan men op grond hiervan zou verwachten, geen chemische, maar een mechanische werking heeft. Gelet hierop acht de Commissie deze mededeling onvolledig en daardoor misleidend en derhalve in strijd met artikel 13 sub a NRC.

De daarop volgende zinsnede, die luidt dat middelen op basis van dimeticon niet schadelijk zijn voor de gezondheid maar wel voor de hoofdhuid en het haar, acht de Commissie, gezien de in de LCI-richtlijn Hoofdluis genoemde mogelijke bijwerkingen, zoals ook onder ad B 4 overwogen, te absoluut en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 15.
Klager trekt de juistheid van de onder het kopje “Waarom zinloos?” staande zinsnede dat je “De neten (…) helaas nooit allemaal (kunt) uitkammen, maar wel een deel” in twijfel en verweerder heeft nagelaten om aan te tonen dan wel aannemelijk te maken dat deze mededeling juist is. Gelet hierop acht de Commissie deze mededeling misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 16.
De mededeling dat het aantal neten dat men met een kam kan verwijderen altijd groter is dan er gedood kan worden met een luizenmiddel kan weliswaar juist zijn, omdat volgens de LCI-richtlijn Hoofdluis een luizenmiddel geen neten doodt, maar gegeven het feit dat deze mededeling wordt gedaan onder de aanhef “Waarom zinloos?”, wordt de suggestie gewekt dat een luizenmiddel niet werkt. Dit is een misleidende suggestie en daarmee in strijd met artikel 13 sub a NRC, zoals onder B 7 reeds is overwogen.

Ad B 17.
De juistheid van de eveneens onder het kopje “Waarom zinloos?” staande mededeling dat “het combineren van kammen en een luizenmiddel (…) ook niet meer zekerheid” geeft, is door adverteerder niet aangetoond en bovendien in strijd met de LCI-richtlijn Hoofdluis, waarin deze gecombineerde behandeling “bewezen effectief” wordt genoemd.

Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede eveneens misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Dat in verband met de mededeling dat neten vast blijven zitten aan het haar geen melding is gemaakt van het bestaan van het middel Prioderm Foam, dat de lijm waarmee de neten aan het haar vastzitten oplost, betekent niet dat de uiting onvolledig is.

Ad B 18.
De gewraakte zinsnede wekt ten onrechte de indruk dat bij de bestrijding van hoofdluis een keuze zou moeten worden gemaakt tussen kammen en het gebruik van een luizenmiddel. Geadviseerd wordt immers naast een luizenmiddel ook te kammen. Voorts wordt de indruk gewekt dat men een luizenmiddel altijd 8 uur moet laten intrekken, terwijl er in ieder geval één middel is met een inwerktijd van 15 minuten. Waar ook hier weer gewezen wordt op de schadelijkheid van luizenmiddelen, verwijst de Commissie naar hetgeen zij hierboven onder Ad B 4 ten aanzien daarvan heeft overwogen. Op grond van het vorenstaande acht de Commissie deze zinsnede te absoluut en daardoor misleidend en in strijd met artikel 13 a NRC.

Ad B19.
Van deze mededeling gaat ten onrechte de suggestie uit dat een luizenmiddel geen enkel effect heeft, terwijl dit de luizen doodt. Wel wordt in de LCI-richtlijn Hoofdluis geadviseerd om naast het gebruik van een luizenmiddel ook nog 14 dagen te kammen. Dat men dit een half uur zou moeten doen, heeft verweerder echter niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop acht de Commissie deze zinsnede misleidend en in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 20.
De gewraakte zinsnede impliceert dat het gebruik van luizenmiddelen niet effectief is en dientengevolge ondeugdelijk is ter bestrijding van hoofdluis. Aangezien luizenmiddelen wel degelijk effectief zijn tegen luizen acht de Commissie deze mededeling misleidend en om die reden in strijd met artikel 13 sub a NRC.

Ad B 21.
Verweerder heeft de juistheid van deze stellige mededeling niet aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt. Gelet hierop acht de Commissie deze mededeling misleidend en om die reden in strijd met artikel 13 a NRC.

RB 2053

Zekere artistieke vrijheid voor ontwerper huisstijl

Ktr. Rechtbank Midden-Nederland 19 februari 2014, ECLI:NL:RBMNE:2014:590 (reclamebureau tegen Webstate)
Contractenrecht. Opdracht. Er komt aan opdrachtnemer voor het ontwerpen van een logo en huisstijl een zekere artistieke vrijheid toe vanwege de aard van de opdracht. Dat de conceptontwerpen niet voldoen aan de smaak en verwachtingen van opdrachtgever brengt geen tekortkoming mee. Er is geen sprake van onprofessionaliteit. De vordering tot betaling van het redelijke loon wordt toegewezen.

4.7 (...) Waar [eisende partij] een zekere artistieke vrijheid toekomt vanwege de aard van de opdracht, kan niet zonder meer gesproken worden van het niet opvolgen van aanwijzingen door Webstate. Niet gesteld of gebleken is dat [eisende partij] ontwerpen heeft gemaakt die evident afwijken van de door Webstate gegeven aanwijzingen. Dit brengt mee dat ook hierom niet blijkt van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.

4.8. [eisende partij] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat hij een redelijk loon in rekening heeft gebracht, een overzicht in het geding gebracht waaruit zijn werkzaamheden hebben bestaan, het aantal uren dat daaraan is besteed en op welke dagen de werkzaamheden zijn verricht. In dit licht bezien snijdt het verweer van Webstate dat een specificatie van de in rekening gebrachte vierentwintig uren voor “concepting, vormgeving en digitaal schetsen” ontbreekt, geen hout. Dat het overzicht net zo goed een ander aantal uren had kunnen vermelden vormt onvoldoende betwisting van de concreet onderbouwde stellingen van [eisende partij] op dit punt. Het verweer van Webstate wordt daarom verworpen.

4.9. Tegen de achtergrond van het voorgaande en gelet op alle omstandigheden van het geval acht de kantonrechter betaling van het gevorderde (door [eisende partij] aangepaste) loon redelijk. Gesteld noch gebleken is ten slotte dat er aan de zijde van [eisende partij] sprake is van besparingen uit de voortijdige beëindiging van de overeenkomst van opdracht die van het toe te wijzen loon zouden moeten worden afgetrokken. Het door [eisende partij] gevorderde loon van € 1.800,00, te vermeerderen met 21% btw, zal daarom worden toegewezen.

4.10. Anders dan Webstate bepleit, is geen sprake van onaanvaardbaarheid in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW, waarop zij zich kennelijk beroept, waar het de hoogte van het toe te kennen loon betreft. Zij merkt het door [eisende partij] geleverde werk weliswaar aan als onprofessioneel, maar kan hierin niet worden gevolgd. Dat het werk niet naar haar smaak is, elementen uit logo’s van andere bedrijven gelijkenis vertonen en de schetsen volgens Webstate de nodige creativiteit ontberen, brengt niet mee dat sprake is van onprofessionaliteit zoals Webstate stelt en dat sprake is van onaanvaardbaarheid indien loon wordt toegekend aan [eisende partij].

Lees de uitspraak
ECLI:NL:RBMNE:2014:590 (link)
ECLI:NL:RBMNE:2014:590 (pdf)