RB

Producten  

RB 1854

De buurtfunctie van een tankstation en alcoholverkoop

Rechtbank Noord-Nederland 18 juli 2013,ECLI:NL:RBNNE:2013:4407 (Tankstation Klok Hoogeveen tegen Minister VWS)
Verbod alcohol te verstrekken en tankstations. Bij (primair) besluit van 16 maart 2012 heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 900,- wegens schending van het in artikel 22, eerste lid, onder a, van de Drank- en Horecawet neergelegde verbod om alcohol te verkopen.

Voor wat betreft het onderscheid dat het verbod maakt tussen tankstations enerzijds en wegrestaurants en supermarkten anderzijds, overweegt de rechtbank voorts als volgt. Er is gekozen om wegrestaurants niet onder het verbod te laten vallen, nu wegrestaurants over het algemeen een multifunctioneel karakter hebben. De core business van supermarkten, namelijk de verkoop van levensmiddelen, is wezenlijk anders dan die van tankstations, die zich immers primair richten op de verkoop van brandstof voor voertuigen. Uit de Handelingen 1999-2000, nr. 5 blijkt dat onderzoek is verricht naar de functie die winkels bij tankstations als buurtwinkel hebben in de binnenstad, maar dat uit dit onderzoek is gebleken dat die “buurtfunctie” beperkt is. Het beroep is ongegrond.

3.5. Niet betwist is dat het verstrekkingsverbod op zichzelf een gerechtvaardigd doel dient, namelijk het terugdringen van alcoholmisbruik in het verkeer. Uit de Memorie van Toelichting (MvT) bij de Wijziging van de Drank en Horecawet (TK 1997-1998, 25 969, nr. 3) blijkt dat het verstrekkingsverbod is ingesteld omdat de verkoop van alcoholhoudende drank door benzinestations en daaraan verbonden winkels niet is te rijmen met het bestrijden van het rijden onder invloed. Uit de MvT volgt dat het verstrekkingsverbod niet enkel ten doel heeft het directe gebruik van alcohol te beperken maar ook ten doel heeft het psychologische effect dat uitgaat van de verkoop van alcohol bij benzinestations te bestrijden. Daarbij is toegelicht dat de combinatie van alcoholverkoop op plaatsen waar benzine verkocht wordt, afbreuk doet aan het beeld omtrent alcohol en verkeer dat onder meer de overheid tracht ingang te doen vinden.

3.6. Naar het oordeel van de rechtbank is het verstrekkingsverbod geschikt om het beoogde doel te bereiken. De enkele stelling van eiseres dat het verstrekkingsverbod in het stuk van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, getiteld ‘rijden onder invloed van alcohol’ van december 2011 niet wordt genoemd als reden voor de daling van alcoholgebruik, danwel de stelling dat ook anderszins nooit is aangetoond dat een verbod op verkoop van alcoholhoudende dranken bij pompstations leidt tot een veiligere verkeerssituatie, kan niet tot het oordeel leiden dat het verbod reeds daarom ongeschikt is om het beoogde doel, te weten terugdringing van alcoholmisbruik in het verkeer, te bereiken. Het gaat immers ook om het bereiken van een psychologisch effect, hetgeen zich moeilijk laat meten.

3.7. Naar het oordeel van de rechtbank is de maatregel voorts proportioneel te achten ten opzichte van het beoogde doel. De enkele omstandigheid dat verweerder ook andere maatregelen had kunnen nemen maakt niet dat het verstrekkingsverbod niet proportioneel is. Daarbij is van belang dat de wetgever, gelet op hetgeen is aangegeven in de MvT, namelijk dat verwacht mag worden dat het verbod zal leiden tot een bruto winstdaling van 1% bij de benzinestations - een verlies dat geen onoverkomelijke problemen zal opleveren - de gevolgen van het verstrekkingsverbod voor tankstationhouders heeft meegewogen.

3.8. Voor wat betreft het onderscheid dat het verbod maakt tussen tankstations enerzijds en wegrestaurants en supermarkten anderzijds, overweegt de rechtbank voorts als volgt.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 22 van de Drank- en Horecawet (Nota naar aanleiding van het verslag, 1998-1999, 25 696, nr. 6 en 7) blijkt dat er niet voor is gekozen om wegrestaurants onder het verbod te laten vallen, nu wegrestaurants over het algemeen een multifunctioneel karakter hebben. Er komen niet alleen chauffeurs en hun mede-passagiers, maar ook bezoekers van besloten privé-bijeenkomsten (zoals trouwerijen), met name in de zalen van de hotels langs de snelweg. Daarbij is toegelicht dat er, met name als het gaat om bijeenkomsten van persoonlijke aard (veelal trouwerijen en condoleances), minder de associatie met verkeer is dan bij alcoholverkoop in benzinestations.
Ten aanzien van de vergelijking met supermarkten is door verweerder toegelicht dat de bijzondere associatie met het verkeer die wezenlijk en direct aanwezig is bij een bezoek aan tankstations ontbreekt bij een bezoek aan supermarkten. De core business van supermarkten, namelijk de verkoop van levensmiddelen, is wezenlijk anders dan die van tankstations, die zich immers primair richten op de verkoop van brandstof voor voertuigen. Uit de Handelingen 1999-2000, nr. 5 blijkt dat onderzoek is verricht naar de functie die winkels bij tankstations als buurtwinkel hebben in de binnenstad, maar dat uit dit onderzoek is gebleken dat die “buurtfunctie” beperkt is.
RB 1847

Zeer kleine, vrijwel onleesbare letters

RCC 27 juni 2013, dossiernr. 2013/00389 (Prepaidkorting.nl)
Prijsvermelding. Verpakking en etikettering. Onduidelijk. Aanbeveling. Het betreft een sticker op de verpakking van een Samsung GALAXY telefoon. Daarop staat onder meer: “Van € 15,- tot € 50,- RETOUR bij een prepaid pakket”.

De klacht - Om gebruik te kunnen maken van deze cash-back aanbieding moeten vrijwel “onneembare hindernissen” worden overwonnen. Op de rand van de sticker wordt -in piepkleine letters- verwezen naar de website “prepaidkorting.nl” en meegedeeld dat de actie geldig is tot en met 31 maart 2013. Na het vinden van de website is het nog een hele rompslomp (formulier invullen, voucher en aankoopbon uitprinten, streepjescode uit verpakking knippen en dit allemaal opsturen). Klager, die primair bezwaar maakt tegen de kleine letters, vraagt zich af hoe mensen zonder printer, computer en vergrootglas ooit van de aanbieding gebruik kunnen maken.

Het oordeel van de Commissie
Adverteerder heeft niet weersproken dat de bestreden sticker zich op de buitenkant van de doos bevond en dat klager op basis van de cashback-actie zoals vermeld op de bestreden sticker tot aanschaf van het bewuste toestel is overgegaan. Het verweer dat de sticker pas kan zijn gezien na aankoop wordt derhalve verworpen. Langs de rand van de bestreden sticker staat in zeer kleine, vrijwel onleesbare letters: “Actie is geldig tot en met 31 maart 2013. Ga voor aanvragen, voorwaarden en het specifieke voordeel voor jouw toestel naar prepaidkorting.nl. Max. 1 aanvraag per persoon”. Gelet hierop acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van het bestaan van een specifiek prijsvoordeel als in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Voor zover klager moet worden geacht mede bezwaar te maken tegen het feit dat men over een computer en printer dient te beschikken om van de actie gebruik te maken, wijst de Commissie de klacht af. Dat een computer en printer nodig zijn, betekent op zichzelf genomen niet dat de bestreden uiting in strijd is met de NRC. 

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst zij de klacht af.

RB 1846

'Moeilijk om niet te winnen' is te positief

RCC 8 juli 2013, dossiernr. 2013/00438 (Try- en Winweken)
Voornaamste kenmerken product. Onjuiste informatie. Kansspelen. Aanbeveling. Het betreft een radio- en een televisiecommercial met de volgende tekst: “Het zijn Try- en Winweken bij Holland Casino. Loop je nu binnen, dan maak je gratis kans op 100.000,-. Daarnaast hebben we zoveel extra prijzen dat het moeilijk is om niet te winnen. Loop nu dus binnen, want… Het gebeurt alleen bij Holland Casino. Kijk voor meer informatie op hollandcasino.nl”

De klacht - Klager is de afgelopen tijd een paar keer naar het casino gegaan en heeft daar ervaren dat de mededeling in de uiting dat “het moeilijk is om niet te winnen” niet is bewaarheid. De uiting zet aan tot gokken, nu adverteerder doet voorkomen alsof iedereen wint. Dit is niet het geval en om die reden acht klager de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Uitgangspunt in deze is dat het adverteerder, als ieder ander, in beginsel is toegestaan zijn diensten aan te prijzen en daarbij is een zekere mate van overdrijving toegestaan. In het onderhavige geval heeft adverteerder zich echter te positief uitgelaten over de winkans. Uitgaande van het feit dat er in de Try- en Winweken in totaal 6200 extra prijzen waren en adverteerder 12 vestigingen heeft, betekent dit dat er in totaal 516 extra prijzen per vestiging waren. Daarbij in aanmerking nemende dat de actie 5 weken duurde, waren er per vestiging iets meer dan 100 extra prijzen per week, of wel 14 per dag. Bij een bezoekersaantal van gemiddeld 1000 per dag, acht de Commissie het misleidend te stellen dat “het moeilijk is om niet te winnen”. Daarvoor is de toename van de winkans in de bewuste weken te gering. Deze te gunstige voorspiegeling van de kans op het winnen van een prijs, zal mensen mogelijk aansporen tot een (extra) bezoek, maar dit betekent niet dat bezoekers in de uitingen worden aangespoord tot onmatige deelname.
Blijkens het voorgaande is de Commissie van oordeel dat in de reclame-uitingen onjuiste informatie wordt verstrekt als bedoeld in artikel II.3 van de Reclamecode voor Kansspelen die worden aangeboden door vergunninghouders ingevolge de Wet op de Kansspelen (RVK) 2012. Daarbij zij opgemerkt dat de RVK per 1 juli 2013 is gewijzigd, maar omdat de gewraakte uitingen voordien openbaar zijn gemaakt, is deze code daarop niet van toepassing.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uitingen in strijd met artikel II.3 RVK en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijk wijze reclame te maken.

RB 1845

Niet vermelden minimumleeftijd is misleidend

RCC 9 juli 2013, dossiernr. 2013/00405-1 (DZC ’68)
Kansspelen. Omissie. Kinderen. Aanbeveling. Het betreft drie uitingen
1. Een uiting op www.dzc68.nl/vriendenbal/geef-de-jarige-een-prachtcadeau.html. Daarin staat onder de aanhef: “HEB JIJ AL EEN CADEAUTJE VOOR DE JARIGE DZC ’68?” onder meer: “Speel voor € 11,- mee met de VriendenLoterij, de helft (kennelijk dient hierachter te staan: “van”) de lotprijs gaat naar de clubkas” (..) Je verkoopt tenminste één Vriendenlot voor de VriendenBal aan een familielid, kennis of buur. Met hun persoonlijke code maken zij kans op een extra prijs tijdens de VriendenBal-spektakel op 25 mei bij DZC’68”.
2. Een flyer met de aanhef: “De VriendenBal TeamCompetitie (VBTC)” en bijbehorend machtigingsformulier.
3. Een aan klager verzonden e-mail met de aanhef: “Hoi Jelle”, klagers 9-jarige zoon, met als onderwerp: “Vriendenbal” en met als bijlage de hiervoor onder 2 genoemde flyer.

De klacht - Via voetbalverenigingen zet de VriendenLoterij jeugdigen aan tot overmatige deelname aan kansspelen. Door de onderhavige reclame worden ook zeer jeugdige spelers met het fenomeen van kansspelen in aanraking gebracht.

De klacht (vervolg) - Aangezien een voetbalclub voor een groot deel uit leden onder de 18 jaar bestaat, zal  de onderhavige reclame snel deze doelgroep aanspreken, zeker gelet op de tekst op de website: “Je verkoopt tenminste één Vriendenlot voor de VriendenBal aan een familielid, kennis of buur. Met hun persoonlijke code maken zij kans op een extra prijs tijdens de VriendenBal-spektakel op 25 mei bij DZC’68”. Deze tekst suggereert dat ieder lid van DZC ’68 deze loten mag verkopen. Naar de mening van klager had uitdrukkelijk moeten worden vermeld dat alleen leden van 18 jaar en ouder de loten mogen verkopen. In de e-mail staat weliswaar dat alleen 18-plussers de loten mogen verkopen, maar door de aanhef “Hoi Jelle” en de tekst van de e-mail wordt klagers 9-jarige zoon bij een en ander betrokken. Het machtigingsformulier dat deel uitmaakt van de flyer zet aan tot overmatig “mimespelen” (de Commissie neemt aan dat is bedoeld: meespelen) door niet de optie te bieden om eenmalig deel te nemen aan het kansspel en daarna automatisch te stoppen.

Het oordeel van de Commissie
Ad 1. a. In de bestreden uiting op de website is niet vermeld dat alleen loten mogen worden verkocht door personen van 18 jaar en ouder. Derhalve is er sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Gelet hierop en nu er sprake is van reclame voor een kansspel, is de uiting tevens in strijd met artikel II.3 van de Reclamecode voor Kansspelen (RvK).
b. Voor zover de klacht mede moet worden opgevat in die zin dat de uiting op de website is gericht op minderjarigen, en in zoverre in strijd is met de RvK, en wel met artikel III.1,  acht de Commissie deze ongegrond, nu de uiting niet specifiek op minderjarigen is gericht.
Ad 2. Voor zover de klacht is gericht tegen de flyer, acht de Commissie deze ongegrond. In punt 5 van de flyer is uitdrukkelijk vermeld dat men 18 jaar dient te zijn om mee te mogen spelen. Voor zover de flyer is uitgereikt aan spelers onder de 18 jaar is daarbij - volgens de mededeling van beide verweerders - door de teamleider meegedeeld dat het een brief voor de ouders betrof. De Commissie ziet geen aanleiding om de juistheid van deze mededeling in twijfel te trekken. Dat in het machtigingsformulier niet de mogelijkheid wordt geboden om eenmalig deel te nemen aan het kansspel en daarna automatisch te stoppen, betekent nog niet dat de uiting aanzet tot overmatige deelname aan de VriendenLoterij.
Ad 3. In de e-mail wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de situatie dat de geadresseerde 18 jaar of ouder is, in welk geval men wordt uitgenodigd een lot te verkopen, en het geval dat men nog geen 18 jaar is, in welk geval aan de ouder(s) wordt gevraagd een lot te verkopen. Noch het feit dat noch de wijze waarop klagers zoon van 9 jaar aldus bij de onderhavige loterij wordt betrokken, betekent dat de uiting in strijd is met de NRC.                                    

De beslissing
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen onder Ad 1 a acht de Commissie de uiting op de website in strijd met de artikelen 7 NRC en II.3 RvK. Zij beveelt verweerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 1840

'2e gratis alle varianten' is onduidelijk

RCC 4 juli 2013, dossiernr. 2013/00409 (Etos lenzenvloeistof)
Prijsvermelding. Onduidelijk. Aanbeveling. Het betreft een reclamefolder. Deze bevat het aanbod “2e GRATIS Etos lenzen en -vloeistof alle varianten. Bijvoorbeeld All-in-one lenzenvloeistof. Voor zachte lenzen 250 ml, 2 stuks € 6.08, € 3.04”. Bij deze tekst zijn twee flessen All-in-one lenzenvloeistof voor zachte lenzen afgebeeld en twee verpakkingen met zachte lenzen.
 
De klacht - Eén van de twee afgebeelde flessen vloeistof is no-rub vloeistof. Deze kost in de winkel € 4,57 in plaats van € 3,04. De uiting is misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Uit de bestreden uiting blijkt voldoende duidelijk dat het aanbod “2e GRATIS” inhoudt dat van alle varianten Etoslenzen en -vloeistof het tweede exemplaar gratis is, waarbij de uiteindelijk te betalen prijs afhankelijk is van het product dat men kiest. Duidelijk is ook dat in de uiting als voorbeeld de prijs is genoemd van een lenzenvloeistof; niet wordt gesuggereerd dat de ook in de reclame-uiting afgebeelde Dag en Maand Etos Zachte lenzen ook al verkrijgbaar zijn voor € 3,04.
Het bovenstaande neemt niet weg dat de Commissie de klacht gegrond acht. In de uiting is als voorbeeld (“Bijvoorbeeld”) de prijs van “All-in-one lenzenvloeistof voor zachte lenzen 250 ml” vermeld en wel: 3,04, terwijl daarnaast twee flessen All-in-one lenzenvloeistof voor zachte lenzen” zijn afgebeeld, met dit verschil dat de ene fles “All-in-one vloeistof” betreft en de andere fles  “All-in-one no rub vloeistof”. Door deze afbeelding wordt gesuggereerd dat voor twee van de afgebeelde flessen “All-in-one vloeistoffen voor zachte lenzen” € 3,04 moet worden betaald. Niet duidelijk is dat -naar adverteerder niet heeft weersproken- voor de versie “no rub” geen € 3,04, maar € 4,57 moet worden betaald.
In zoverre acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de prijs als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. 

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1836

“Gefeliciteerd, u krijgt een jaar lang gratis energie” is oneerlijk

Vz RCC 24 juni 2013, dossiernr. 2013/00262 (Gratis energie)
Voornaamste kenmerken product. Ontbrekende informatie. Prijsvermelding. Aanbeveling.
De klacht - Gezien de tekst van het onderwerp-veld van de aan klager gestuurde e-mail die luidt: “Gefeliciteerd, u krijgt een jaar lang gratis energie”, zal de ontvanger snel geneigd zijn het bericht te openen. Zo verging het ook klager, te meer daar hij regelmatig aan prijsvragen meedoet. Na opening van de e-mail blijkt men slechts kans te maken op een jaar lang gratis energie na beantwoording van een vraag. Voorts blijkt men zich te moeten aanmelden en lid te moeten worden.

Het oordeel van de voorzitter
Anders dan het in kop van de e-mail vermelde onderwerp doet vermoeden heeft de geadresseerde (nog) niets gewonnen. Deze onjuiste mededeling zal de gemiddelde consument ertoe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen als bedoeld in artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Hierdoor is de uiting misleidend en dientengevolge oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. 

De beslissing
Gelet op het vorenstaande acht de voorzitter de uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1823

Ontwerpbesluit: werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen

Herplaatsing Staatscourant d.d. 7 juni 2013, nr. 14921 betreffende Advies Raad van State Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. - In navolging van RB 1767
Het ontwerpbesluit strekt ertoe handvatten te bieden om concrete invulling te geven aan de verplichting voor vergunninghouders voor kansspelen om op zorgvuldige en evenwichtige wijze vorm te geven aan wervings- en reclameactiviteiten en om preventiebeleid te voeren, zoals vervat in artikel 4a van de Wet op de kansspelen (hierna: Wok). Een belangrijk doel is voorts om de kansspelautoriteit de noodzakelijke handvatten te geven om daar waar nodig handhavend op te kunnen treden.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen over onder meer de effectiviteit en handhaafbaarheid van het ontwerpbesluit, de persoonlijke benadering van consumenten en de zorgplichtbepaling betreffende het preventiebeleid. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Effectiviteit en handhaafbaarheid
2. Persoonlijke benadering van consumenten
3. Beperkingen aan reclame-uitingen in de media naar tijd en methode
4. Zorgplichtbepaling betreffende preventiebeleid
5. Verhouding Wok, ontwerpbesluit en Wohp
6. Rapportageverplichting
7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

RB 1820

Uitgangspunt voorschrijven bepaald geneesmiddel, beïnvloedt voorschrijfgedrag,maar is geen reclame

CGR Codecommissie geneesmiddelen 24 mei 2013, Advies AA13.030
In 2012 heeft zorgverzekeraar [B] aan zorgaanbieders de voorwaarden meegedeeld waaronder zij bereid is overeenkomsten voor medisch specialistische zorg te sluiten. Onderdeel van die voorwaarden zijn de zogenoemde “ziektespecifieke inkoopspecificaties”, waarin de zorgverzekeraar met de zorgaanbiedende instelling overeenkomt welke behandelingen worden vergoed. Advies over de volgende vragen:

1) Is de voorwaarde van [B], waarin de mogelijkheid tot het afsluiten van een contract onder de Zorgverzekeringswet afhankelijk wordt gesteld van het voorschrijven van één bepaald geneesmiddel, te beschouwen als beïnvloeding van hetvoorschrijfgedrag en dus reclame zoals bedoeld in de CGR-code en de Geneesmiddelenwet? (zie verdere vragen lees verder)

De voorwaarde die aan de Stichting worden gesteld om een overeenkomst aan te gaan waarin de behandeling van een aandoening wordt vergoed, namelijk het als uitgangspunt voorschrijven van [geneesmiddel D] voor die behandeling en behandeling met [geneesmiddel E] slechts als reservemiddel na machtiging, beïnvloedt weliswaar in de praktijk het voorschrijfgedrag van de arts, maar is geen reclame in de zin van de Richtlijn, de Geneesmiddelenwet en de Gedragscode.

2) Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, handelt [B] c.q. een arts in strijd met art. 2 van de CGR-code en art. 84 lid 3 Geneesmiddelenwet en/of het verbod op gunstbetoon, door een dergelijke voorwaarde in een overeenkomst op te nemen en aan te bieden c.q. te accepteren?
3) Maakt het voor de beantwoording van bovengenoemde vragen nog verschil dat de voorwaarde het off label gebruik van een geneesmiddel stimuleert, waardoor er immers sprake kan zijn van overtreding van art. 4.2 Gedragscode resp. art. 84 lid 2 Geneesmiddelenwet?
4) Is de Codecommissie het met mij eens dat het voor de beantwoording van bovengenoemde vragen geen verschil uitmaakt of [B] door de voorwaarde direct of indirect het voorschrijfgedrag beïnvloedt, in die zin dat de formele afspraak wordt gemaakt tussen zorgverzekeraar en het ziekenhuis waarin de arts werkzaam is, waarbij wel vaststaat dat de afspraak door het ziekenhuis moet worden “doorgegeven” aan de arts en ook die arts de financiële consequenties heeft van de afspraak?

De beoordeling

6. 1 Het voorgaande in aanmerking nemende kan de eerste door [X] gestelde vraag ontkennend worden beantwoord: de voorwaarde die [B] aan de Stichting stelt om een overeenkomst aan te gaan waarin de behandeling van [aandoening C] wordt vergoed, namelijk het als uitgangspunt voorschrijven van [geneesmiddel D] voor die behandeling en behandeling met [geneesmiddel E] slechts als reservemiddel na machtiging, beïnvloedt weliswaar in de praktijk het voorschrijfgedrag van de arts, maar is geen reclame in de zin van de Richtlijn, de Geneesmiddelenwet en de Gedragscode.

6.2 Daarmee behoeft de tweede vraag van [X] geen beantwoording meer.

6.3 Ook de derde vraag die [X] aan de Commissie heeft voorgelegd heeft als uitgangspunt dat sprake is van reclame als hiervoor bedoeld. Nu dat niet het geval is behoeft die vraag geen verdere behandeling. Overigens blijkt uit het hiervoor aangehaalde advies van [vereniging H] dat gebruik van [geneesmiddel D] voor [aandoening C] standaardprocedure is.

6.4 De vierde vraag van [X] berust op de kennelijke miskenning dat volgens de eigen beroepsgroep van [X] [geneesmiddel D] een veilig, effectief en doelmatig geneesmiddel is voor het overgrote deel van de patiëntengroep die kampt met de [aandoening C], zodat het uit een oogpunt van goede gezondheidszorg, waaronder te verstaan een optimaal gebruik van de beperkt beschikbare middelen voor die zorg, aangewezen is bij de wens tot vergoeding van een geneesmiddel uit de algemene middelen van dat geneesmiddel gebruik te maken, tenzij er bijzondere redenen zijn om van [geneesmiddel E] gebruik te maken, en op een zeker misverstand, namelijk dat de vrijheid van voorschrijven en het vergoedingsstelsel over hetzelfde spoor lopen. Vast staat dat het iedere arts op grond van zijn eigen afwegingen over goede zorg en onafhankelijkheid bij een behandeling van [aandoening C] vrij blijft staan altijd [geneesmiddel E] voor te schrijven, zij het dat dit middel dan slechts in bijzondere gevallen voor vergoeding door de zorgverzekeraar in aanmerking komt. Dat is de ene kant van de medaille van goede gezondheidszorg en de verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar daarbij. De andere kant is dat de zorgverzekeraar mag waken over de doelmatigheid van de aan hem toevertrouwde middelen voor de uitvoering van goede gezondheidszorg.

De vierde vraag ziet in dit verband op de relatie tussen de arts en de zorginstelling waarbinnen hij zijn zorg verleent.

In hoeverre de arts gebonden is aan voorschriften van zijn zorginstelling is een vraag van civiel recht, namelijk van (uitleg van) de overeenkomst die de arts met zijn zorginstelling heeft gesloten, waarin de vrijheid van handelen van de arts naar de maatstaven van goede gezondheidszorg gewaarborgd moet zijn. Of [B] de overeenkomst tot vergoeding van zorg afsluit met de zorginstelling of met de arts rechtstreeks is voor de beoordeling van de geoorloofdheid van het stellen van de in dit advies besproken voorwaarde echter niet van onderscheidend belang.

RB 1816

Geen sprake van een redelijke beschikbaarheid

RCC 10 juni 2013, dossiernr. 2013/00288 (Korting notebooks)
Misleidend. Geen sprake van redelijke beschikbaarheid. Aanbeveling. Het betreft een reclamefolder (week 12) van Dixons op de voorzijde waarvan kortingspercentages staan van 15 tot 60%. Op pagina 2 staat bij de afbeelding van een notebook: “notebooks tot 25% korting”.

De klacht - Volgens de in de winkel aan klager gegeven informatie bleek op geen enkele laptop 25% korting te worden gegeven. Ook navraag bij Dixons NL leverde niets op. Klager zou gelijk hebben, maar men kon hem niet verder helpen.

Het oordeel van de Commissie
Volgens het verweer bij e-mail van 3 mei 2013 heeft adverteerder in het kader van de onderhavige actie notebooks aangeboden van de merken Acer en Samsung, met kortingen van respectievelijk 25,06% en 33,85%. Daargelaten dat dit hogere kortingen zijn dan 25%, zoals in de bestreden folder is vermeld, acht de Commissie de in de vertrouwelijke informatie genoemde aantallen beschikbare notebooks van dien aard, dat er geen sprake is van een redelijke beschikbaarheid als bedoeld in punt 5 van bijlage 1 bij artikel 8.5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1815

Overal op je tablet is niet elke tablet

RCC 6 juni 2013. dossiernr. 2013/00295 (Alles-in-een Ziggo)
Voornaamste kenmerken product. Ontbrekende informatie. Aanbeveling. Onduidelijk dat niet alle tablets geschikt zijn. Het betreft een televisiereclame waarin onder meer wordt gezegd: “Alles-in-1 van Ziggo is veel meer dan televisie, internet en bellen. Zo kun je overal in huis tv kijken op je tablet of smartphone (…)”.

De klacht - Klager heeft een tablet aangeschaft, zodat hij gebruik kon maken van de in de televisiereclame aangeboden app. Hoewel het een tablet (merk Cresta) met de nieuwste Android versie 4.1 betreft, werkt de app niet. In de reclame is niet vermeld dat de app slechts voor een enkel merk tablet is gemaakt. De reclame is misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Volgens het verweer is de in de bestreden uiting aangeboden TV app geschikt voor de meest gangbare tablets, maar valt niet uit te sluiten dat er bepaalde apparaten op de markt worden gebracht die zodanig zijn gebouwd of technisch ingericht dat het niet mogelijk is om TV te kijken op het betreffende apparaat. Bij dupliek heeft adverteerder meegedeeld dat aan dit onderwerp aandacht wordt besteed op de website.
Naar het oordeel van de Commissie wordt in de bestreden televisiereclame de indruk gewekt dat met het product “Alles-in-1 van Ziggo” zonder meer overal in huis tv “op je tablet” kan worden gekeken; niet duidelijk is dat die mogelijkheid mede afhangt van de  bouw/inrichting van de tablet waarover men beschikt. Er wordt in het geheel geen informatie over gegeven, ook niet door bijvoorbeeld een verwijzing naar informatie op de website over de toepassingsmogelijkheden.

De beslissing 
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.