RB

Producten  

RB 1749

Juistheid geclaimde werking niet aannemelijk gemaakt

RCC 3 mei 2013, dossiernr. 2013/00135 (Tancosan)
Misleidende reclame. Digitale marketing. Betreft claims op de websites van Tancosan.com. Volgens de websites is Tancosan een voedingssupplement dat het afweersysteem ondersteunt en zorgt voor een goede weerstand en een hoog energieniveau. Klaagster heeft echter geen wetenschappelijke onderbouwing kunnen vinden waaruit blijkt dat deze claims waar zijn. Volgens haar bevatten de uitingen niet genoeg informatie en bovendien onjuiste gegevens, waardoor zij misleidend zijn.

Naar het oordeel van de Keuringsraad, zouden de claims niet van een toelatingsstempel zijn voorzien, indien zij zouden zijn voorgelegd. Naar het oordeel van de Commissie is niet duidelijk, op grond van welke ingrediënten van Tancosan wordt beweerd dat dit product het immuunsysteem van het lichaam verbetert en leidt tot een hoger energieniveau. Adverteerder is niet geslaagd in het aannemelijk maken van de juistheid van de geclaimde werking. De Commissie acht de reclame-uitingen derhalve in strijd met artikel 7 NRC en beveelt adverteerder niet meer op dergelijke wijze reclame te maken.

1) De Commissie stelt voorop dat de klacht in het bijzonder is gericht tegen de mededelingen in de bestreden uiting die inhouden of impliceren dat Tancosan het immuunsysteem (de “weerstand”) van het lichaam ondersteunt of verbetert respectievelijk leiden tot een “hoger energieniveau”. De Commissie acht de claims niet van een dusdanige aard, dat sprake is van medische claims. Wel is sprake van gezondheidsclaims in de zin van artikel 3 lid 1 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) in verbinding met artikel 2 lid 5 van de EU-verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen nr. 1924/2006 (verder: de Claimsverordening). Bij EU-verordening nr. 432/2012 van 16 mei 2012 is - ter uitvoering van (artikel 13 van) de Claimsverordening - een lijst van toegestane gezondheidsclaims voor levensmiddelen vastgesteld.
 
2) Niet duidelijk is geworden op grond van welke specifieke ingrediënten van Tancosan wordt beweerd dat dit product het immuunsysteem van het lichaam verbetert en leidt tot een hoger energieniveau. Adverteerder verwijst weliswaar naar een als bijlage bij zijn  verweerschrift genoemde opgave van “ingrediënten, WHO monografieën en referenties (selectie van Pubmed), maar de Commissie heeft bij gebreke aan stukken waaruit duidelijk de samenstelling van Tancosan blijkt, niet kunnen verifiëren of de genoemde ingrediënten in Tancosan in werkzame hoeveelheid aanwezig zijn. Voor zover er vanuit wordt gegaan dat Tancosan de in de bijlage genoemde ingrediënten bevat, geldt het volgende.
 
3) Als relevante ingrediënten worden genoemd: Echinacea, Eleutherocci, Allium, Matricaria, Pau p’arco, Peumus boldus, Viola tricolor, Agropyron repens, Triticum repens en Drosera rotundifolia. De Commissie heeft geconstateerd dat met betrekking tot de hier aan de orde zijnde ingrediënten geen claims zijn vermeld op de als bijlage bij Verordening 432/2012 gevoegde lijst van toegestane gezondheidsclaims. Wel zijn met betrekking tot Echinacea, Allium, Matricaria, Peumus boldus, Viola tricolor, Agropyron repens, Triticum repens en Drosera rotundifolia claimsvermeldingen gedaan die voor een deel betrekking hebben op de geclaimde werking van Tancosan. De Commissie constateert dat deze claims thans nog “on hold” staan.
 
4) De Commissie zal op grond van het voorgaande de uiting wegens het gebruik van de bestreden claims toetsen aan de artikelen 7 en 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu klaagster gemotiveerd de juistheid en eerlijkheid van de reclame heeft aangevochten, dient adverteerder de juistheid van de geclaimde werking van Tancosan aannemelijk te maken. Adverteerder is hierin niet geslaagd.

RB 1748

Voorbehoud slechts in de vorm van een 'tip' opgenomen

RCC 2 mei 2013, dossiernr. 2013/00210 (Telfort)
Misleidende reclame. Digitale marketing. Betreft de uiting op www.telfort.nl betreffende de overstap naar 'Internet, TV en bellen van Telfort'. Op deze website staat onder meer 'Stap naadloos over naar Telfort' en 'Geen dag zonder internet'. De klacht richt zich op deze beloften. Klaagster stelt dat deze in de praktijk niet worden waargemaakt.

Naar het oordeel van de Commissie wordt in de uiting onvoldoende duidelijk gewezen op het voorbehoud, dat slechts in de vorm van een 'tip' is opgenomen. De uiting gaat gepaard met onjuiste informatie en daarin wordt onduidelijke informatie verstrekt ten aanzien van de voordelen van de aangeprezen overstap naar Telfort. De Commissie acht de uiting misleidend.

In de bestreden uiting wordt op verschillende plaatsen melding gemaakt van een naadloze overstap naar Telfort. De gemiddelde consument zal deze mededeling aldus begrijpen dat vanaf het moment dat het contract bij een andere provider is beëindigd gebruik kan worden gemaakt van internet, televisie en telefonie krachtens het nieuwe contract bij Telfort. In de praktijk blijkt dit niet - in ieder geval niet altijd - het geval te zijn. Wordt overgestapt van een kabelexploitant naar Telfort, dan kan alleen indien de ingangsdatum van het nieuwe contract bij Telfort twee weken voor de einddatum van het contract bij de kabelexploitant wordt gezet, worden gegarandeerd dat men bij de overstap niet zonder internet komt te zitten. Naar het oordeel van de Commissie wordt in de uiting onvoldoende duidelijk gewezen op dit voorbehoud, dat slechts in de vorm van een “tip” aan het einde van stap 2 van het stappenplan voor de overstap is opgenomen.

(...)

Gelet op het voorgaande gaat de bestreden uiting gepaard met onjuiste informatie en wordt  daarin onduidelijke informatie verstrekt ten aanzien van de voordelen van de aangeprezen overstap naar Telfort als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht zij de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1745

Onjuiste prijsvergelijking tussen inktcartridges

RCC 25 april 2013, dossiernr. 2013/00188 (Yanex inktcartridges)
Uiting per e-mail. Prijsvergelijking. De meest verkochte cartridges. Verzendkosten boven €30 bestelling gratis, geen mededeling over gedaan, een nadelige omrekeningsfout, merken noemen tegenover 'huismerken'. Uiting: "Laatste kans: 25% korting op inkt en toner!”) aan klanten verzonden nieuwsbrief van ReplaceDirect.
 
Boven de prijsvergelijking staat: “Yanec inkt: kan de vergelijking aan!* De 10 meest verkochte cartridges van Nederland in prijs vergeleken”. In de uiting wordt onder meer geconcludeerd dat de totaalprijs van de 10 vergeleken cartridges bij 123inkt.nl € 99,02 bedraagt en daarmee € 31,89 hoger is dan de totaalprijs bij ReplaceDirect. De asterisk in de kop boven de vergelijking verwijst naar een disclaimer waarin een omrekening van prijzen van cartridges met afwijkende inhoud wordt aangekondigd.

123inkt.nl heeft bezwaren tegen de uiting. Er wordt strijd met artikel 13 NRC aangenomen, een ongeoorloofde, misleidende reclame.

2. Door 123inkt.nl is gemotiveerd bestreden dat de prijsvergelijking daadwerkelijk betrekking heeft op “de 10 meest verkochte cartridges van Nederland”. In dat geval ligt het op de weg van ReplaceDirect om de juistheid van de uiting aannemelijk te maken. Daarin is adverteerder niet geslaagd, nu ter onderbouwing geen verkoopcijfers of de betreffende lijst van GFK en/of van de prijsvergelijkers, waarop volgens adverteerder de top 10 is gebaseerd, zijn getoond of overgelegd. Hierdoor is niet aannemelijk gemaakt dat de in de vergelijking betrokken cartridges de tien meest verkochte cartridges van Nederland betreffen. De uiting gaat op dit punt gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC.

3. Nu de bestreden uiting een vergelijking op prijs betreft en de levertijd en de kwaliteit van de inktcartridges niet in de vergelijking zijn betrokken, wordt de klacht voor zover die deze punten betreft, afgewezen. De verzendkosten maken wel deel uit van de prijsvergelijking. Vast is komen te staan dat ReplaceDirect bij bestellingen van minder dan € 30,- wel verzendkosten in rekening brengt. Door de vergelijking te presenteren als een bestellijst waarvan het totale bedrag meer dan € 30,- betreft, is de mededeling “verzendkosten gratis” bij de ‘bestelling’ van ReplaceDirect correct. Om de gemiddelde consument echter niet op het verkeerde been te zetten ten aanzien van het berekenen van verzendkosten door de vergeleken aanbieders, had naar het oordeel van de Commissie in de uiting duidelijk moeten worden gemaakt dat bij adverteerder alleen bij bestellingen vanaf € 30 de verzending gratis is. Niet kan worden volstaan met de algemene vermelding over “gratis verzending” aan het eind van de mailing, waarnaar in de prijsvergelijking ook niet worden verwezen.  Door het ontbreken van (een verwijzing naar) de mededeling betreffende verzendkosten in de uiting is sprake van een omissie van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 onder c NRC.

4. Adverteerder heeft de prijzen van de inktcartridges van de drie aanbieders die qua inhoud (volume) van elkaar verschillen omgerekend naar één inhoudsmaat. De Commissie acht deze methode op zich correct. Als niet weersproken is echter komen vast te staan dat bij twee van de aldus omgerekende prijzen (nummers 4 en 5 in de vergelijking) een voor 123inkt.nl nadelige fout is gemaakt. Op dit punt gaat de prijsvergelijking dus gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC.

5. Vast is komen te staan dat de prijsvergelijking betrekking heeft op huismerken inktcartridges van de drie aanbieders. Doordat in de vergelijking achter de door ReplaceDirect aangeboden artikelen de merknamen HP, Canon, Epson en Brother zijn gezet, terwijl deze merknamen ontbreken bij de artikelen die door de andere twee aanbieders worden verkocht, kan bij de gemiddelde consument de indruk ontstaan dat adverteerder originele cartridges van de betreffende merken levert - althans cartridges die in feite van de genoemde fabrikanten afkomstig zijn, maar verkocht worden onder het huismerk Yanec - terwijl bij de andere aanbieders sprake is van “echte” huismerken. Aldus wordt in de uiting onduidelijke informatie verstrekt over de voornaamste kenmerken van de aangeboden producten als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 NRC.

6. Gelet op het voorgaande gaat de bestreden uiting gepaard met onjuiste informatie en wordt daarin voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 NRC. Tevens is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c NRC. Omdat de Commissie van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor in strijd met het bepaalde in artikel 13 aanhef en onder a NRC.

7. Het is de Commissie niet gebleken dat de vergelijkende reclame adverteerder een oneerlijk voordeel oplevert ten gevolge van de goede naam van 123inkt.nl. Klagers beroep op artikel 13 onder g NRC wordt daarom afgewezen.

RB 1743

Volgens etikettering een bijzonder doel, dan moet er toevoeging plaatsvinden

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 27 februari 2013, zaak C-137/13 (Herbaria Kräuterparadies GmbH tegen Freistaat Bayern)
Prejudiciele vragen gesteld door Bayerische Verwaltungsgericht München (Duitsland).
Etikettering. Biologische producten. Herbaria Kräuteurparadies heeft een voedingssupplement ‘Herbaria Blutquick’ in de handel gebracht, een fruitsapmengeling met kruidenextracten. Zij wordt echter gesommeerd de beschermde verwijzing naar biologische landbouw van het etiket te verwijderen.

De vrijstaat Beieren heeft dit verordonneerd omdat het product een schending is van artikel 23, lid 4, sub a-i van Vo. (EG) 834/2007 juncto artikel 19, lid 2, sub b, van verordening (EG) nr. 834/2007 en artikel 27, lid 1, sub f, van verordening (EG) nr. 889/2008. Vitaminen en mineralen zijn bij vervaardiging van biologische producten alleen toegelaten als zij volgens de wet aan het product moeten worden toegevoegd en dat is hier niet het geval.

In de beroepsprocedure stelt verzoekster dat de Europese wetgever met het vereiste van artikel 27, lid 1, sub f, van de verordening tot doel had de toevoeging van mineraalstoffen en vitaminen onder voorwaarden toe te laten. Aan voedingsmiddelen die volgens de etikettering een bijzonder doel inzake voeding hebben, moeten vitaminen en mineraalstoffen toegevoegd zijn om aan de wettelijke vereisten te voldoen. Verzoekster verzekert om die reden niet te kunnen afzien van de toevoeging van ijzerglucomaat en vitaminen. Verweerder ontkent dat er een wettelijk voorschrift voor de toevoeging bestaat, maar slechts een toelating. Het streven is in ieder geval volgens Vo. 834/2007 de additieven in de biologische landbouw tot een minimum te beperken.

Verzoekster geeft aan in verband met dit geschil ‘Herbaria Blutquick’ in het vervolg als dieetvoeding in de handel te brengen, maar ook dat is volgens verweerder alleen mogelijk als de verwijzing naar biologische landbouw wordt verwijderd.

De verwijzende Duitse rechter stelt het HvJEU de volgende vragen:

1. Moet artikel 27, lid 1, sub f, van verordening (EG) nr. 889/2008 aldus worden uitgelegd dat het gebruik van de genoemde stoffen slechts wettelijk is voorgeschreven, wanneer een Unierechtelijk of een met het Unierecht verenigbaar nationaal voorschrift voor het levensmiddel, waaraan de genoemde stoffen moeten worden toegevoegd, de toevoeging van de genoemde stoffen direct voorschrijft of althans een minimumgehalte voor de toe te voegen genoemde stoffen vastlegt?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: moet artikel 27, lid 1, sub f, van verordening (EG) nr. 889/2008 aldus worden uitgelegd dat het gebruik van de genoemde stoffen ook wettelijk is voorgeschreven, ingeval het in de handel brengen van een levensmiddel als voedingssupplement respectievelijk met gebruik van gezondheidsclaims zonder toevoeging van ten minste één van de genoemde stoffen misleidend en bedrieglijk voor de consument zou zijn, omdat het levensmiddel wegens te geringe concentratie van een van de genoemde stoffen zijn doel als voedingsmiddel respectievelijk zijn met de gezondheidsclaims tot uitdrukking gebrachte doel niet kan vervullen?

3. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: moet artikel 27, lid 1, sub f, van verordening (EG) nr. 889/2008 aldus worden uitgelegd dat het gebruik van de genoemde stoffen ook wettelijk is voorgeschreven, ingeval een bepaalde gezondheidsclaim alleen voor levensmiddelen mag worden gebruikt, die een bepaalde, zogenaamd significante hoeveelheid van ten minste één van de genoemde stoffen bevatten?

RB 1733

Tijdelijke karakter activiteiten niet relevant

College van Beroep voor het Bedrijfsleven 2 april 2013, LJN BZ7807 (Eureka tegen Minister)
Rechtspraak.nl
: Boete wegens overtreding artikel 11 in verbinding met artikel 10 van de Tabakswet, in verbinding met artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b en/of c, van het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten. Naar het oordeel van het College heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat in dit geval geen sprake is van een inrichting waarin voorzieningen worden aangeboden op de terreinen van maatschappelijke ondersteuning en een inrichting voor kunst en cultuur. Op de beheerder van de inrichting rust de verplichting maatregelen te treffen ter voorkoming van hinder en overlast van roken, waaronder ten minste het instellen, aanduiden en handhaven van een rookverbod als bedoeld in artikel 10 van de Tabakswet.

Met samenvatting van Robert Kreuger, masterstudent Internet, IE en ICT VU Amsterdam.

Voor de vraag of een inrichting voor maatschappelijke ondersteuning en/of kunst en cultuur onder het ‘Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksprodukten’ valt is beslissend dat door de inrichting feitelijk voorzieningen worden aangeboden op het terrein van de bevordering van de sociale samenhang in en de leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Een tijdelijk karakter van de voorzieningen doet hier niet aan af.

Eureka is een sociaal-culturele vereniging gevestigd in Zwolle. De minister heeft bij besluit van 3 april 2009, kenmerk 200900883, aan Eureka een boete van € 300,- opgelegd wegens overtreding op 28 november 2008 van artikel 10, tweede lid, in verbinding met artikel 11, tweede lid, van de Tabakswet. De rechtbank verklaart het door Eureka ingestelde beroep tegen dit besluit gegrond. Echter, de aangevallen uitspraak wordt door het College vernietigd.

7. (...) Anders dan de minister is de rechtbank van oordeel dat de feitelijke activiteiten in dit geval niet doorslaggevend zijn, nu die, zoals onweerspoken door Eureka is gesteld, slechts van tijdelijke aard kunnen zijn.

Het College oordeelt:

8. “Beslissend is of zij, voor zover in dit kader van belang, een inrichting beheerde voor kunst en cultuur. Daarvoor dient te worden gekeken naar alle op dat moment van belang zijnde feiten en omstandigheden en komt geen beslissende betekenis toe aan het eventuele tijdelijke karakter van de toen bestaande activiteiten. Noch in de Tabakswet noch in het Besluit is voorzien in een afzonderlijke regeling voor activiteiten op het gebied van kunst en cultuur die – eventueel – van tijdelijke aard zijn.”

Op Eureka rust de verplichting maatregelen te treffen ter voorkoming van hinder en overlast van roken. Het tijdelijke karakter van de bestaande activiteiten is niet relevant voor de vraag of het een inrichting beheerde voor kunst en cultuur.

8. Het College kan dit oordeel van de rechtbank evenmin volgen.
Zoals volgt uit hetgeen hiervoor onder 4 is overwogen, is voor de beantwoording van de vraag of Eureka ten tijde van de inspecties in november 2008 en februari 2009 verplicht was maatregelen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Tabakswet te hebben getroffen, beslissend of zij, voor zover in dit kader van belang, een inrichting beheerde voor kunst en cultuur. Daarvoor dient te worden gekeken naar alle op dat moment van belang zijnde feiten en omstandigheden en komt geen beslissende betekenis toe aan het eventuele tijdelijke karakter van de toen bestaande activiteiten. Noch in de Tabakswet noch in het Besluit is voorzien in een afzonderlijke regeling voor activiteiten op het gebied van kunst en cultuur die – eventueel – van tijdelijke aard zijn.
Ook gelet op het vorenstaande kan de uitspraak van de rechtbank niet in stand blijven en komt deze voor vernietiging in aanmerking.

Beslissing
Het College:
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen:
- verklaart het beroep van Eureka ongegrond.

RB 1739

Voldoende blijk van een stelling 'gratis energie door de zon'

Vzr. RCC 22 april 2013, dossiernr. 2013/00246 (Gratis energie door de zon)
Solar PanelsMisleidende reclame. Zwarte lijst. Drukpers. Het betreft een advertentie in De Schelde Post waarin adverteerder zonnepanelen aanprijst onder de aanhef 'Gratis energie door de zon'. Klager is van mening dat deze mededeling misleidend is.

De voorzitter is van oordeel dat van misleiding geen sprake is. In zijn geheel bezien, blijkt uit de advertentie voldoende dat adverteerder slechts stelt dat door de zon geleverde energie gratis is.

RB 1737

De suggestie dat deze 'sexy' maakt

Vzr. RCC 18 april 2013, dossiernr. 2013/00223 (Intertoys) - 2013/00223A

Bijzondere Reclamecode. Kinderen en jongeren. Digitale marketing. De uiting betreft de website www.intertoys.nl waarop 'Parfum Sexy Dentelle' en 'Parfum Miss Sexy' worden aangeboden. Volgens klagers behoort een speelgoedwinkel geen product onder deze naam aan kinderen 'vanaf 10 jaar' aan te prijzen.

De voorzitter acht beide uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 3 Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC). Van de uitingen gaat de suggestie uit dat deze 'sexy' maakt en daardoor tot sociaal voordeel kan leiden.

 

 

RB 1736

Beperken van de invloed van alcoholreclame

Antwoord op vragen van de leden Kooiman, Voordewind en Van der Staaij over het onderzoek 'Do time restrictions on alcohol advertising reduce youth exposure', Aanhangsel Handelingen II, 2012-2013, nr. 2061
2. Deelt u de mening dat de groep jongeren van 12-18 jaar zoveel mogelijk gevrijwaard dient te worden van de confrontatie met alcoholreclame via tv, radio en internet?

Eén van de onderdelen van het alcoholbeleid betreft het beperken van de invloed van alcoholreclame op jonge kinderen. Daarom is een aantal jaren geleden een verbod op alcoholreclame tot 21.00 uur ingesteld op radio en televisie. Uit de ‘Evaluatie van de alcoholreclamebeperking op radio en televisie in 2009-2010’ blijkt dat in ieder geval jonge kinderen minder worden geconfronteerd met alcoholreclame. Ook worden er via de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (zelfregulering) regels gesteld aan reclames, zodat deze niet gericht zijn op jongeren en ook minder jongeren bereiken.

 

Zo mag er bijvoorbeeld geen alcoholreclame worden uitgezonden rond programma’s waar veel jongeren naar kijken. Alcoholreclames worden bovendien vooraf getoetst door de STIVA toetsingscommissie. Ik ben mij er echter van bewust dat niet alle reclame bij jongeren vandaan kan worden gehouden. De vraag is ook of dat wenselijk is, aangezien wij leven in een samenleving waarin media een prominente tol spelen. Naast het tijdslot is het daarom goed om jongeren verstandig te leren omgaan met reclameuitingen. O.a. de inzet van Mediawijzer.net bevordert de bewustwording onder jongeren van prikkels die hen bereiken via de media en de weerbaarheid daartegen.

3. Wat vindt u ervan dat in het genoemde onderzoek de conclusie bevestigd wordt dat het huidige tijdslot voor alcoholreclame contraproductief is als instrument om de blootstelling aan alcoholreclame voor hoog-risico jongeren
te doen afnemen?
6. Bent u – gezien de conclusie dat het huidige tijdslot een contraproductief effect heeft voor de hoogrisicogroep – bereid het tijdslot uit te breiden of andere effectieve instrumenten in te zetten om de blootstelling van jongeren aan alcoholreclame te doen afnemen?

Voor de volledigheid wil ik benadrukken dat uit het door u aangehaalde onderzoek en het rapport ‘Evaluatie van de alcoholreclamebeperking op radio en televisie in 2009-2010’ ook blijkt dat het tijdslot juist voor jonge kinderen wel effectief is. Ik zal, zoals eerder aangegeven tijdens het debat over het initiatiefwetsvoorstel verhoging leeftijd alcohol, binnenkort met het ministerie van OCW bespreken op welke manier jongeren tussen de 12-18 jaar verder kunnen worden beschermd tegen de invloed van alcoholreclame. Daarbij wil ik kijken naar de hierboven genoemde instrumenten, zoals zelfregulering, mediawijzer en de tijdsgrens. Ik zal u hierover informeren.

 

RB 1735

Geen Europees verbod op eetwaren in de vorm van tabaksproducten

Antwoord vragen Hilkens over de invloed van nepsigaretten op jonge kinderen, Aanhangsel Handelingen II, 2012-2013, nr. 1950.
2. Bent u op de hoogte van het feit dat een overgrote meerderheid in het Europees Parlement voor een verbod op productie, invoer en verkoop van eetwaren en speelgoed in de vorm van tabaksproducten heeft gestemd? Bent u van mening dat de Shisha-pen hier ook onder zou moeten vallen? Zo nee, waarom niet?

Ja, hiervan ben ik eveneens op de hoogte. Echter is er geen Europees verbod op productie, invoer en verkoop van eetwaren in de vorm van tabaksproducten. Wel is er een Aanbeveling van de Raad (2003/54/EG) waarin Lidstaten onder meer worden aangespoord de verkoop van snoep en speelgoed die tabaksproducten gelijken te verbieden. Deze maatregel maakt deel uit van een breder pakket aan beleidsopties om het aanbod van tabak aan kinderen te beperken en reclame voor en promotie van tabaksproducten verder aan banden te leggen. Overigens beschouw ik Shisha-pennen noch als eetwaren, noch als speelgoed. Het zijn producten die tabaksproducten gelijken qua presentatie- en gebruiksvorm. Het verschil met tabaksproducten is dat deze producten noch tabak, noch nicotine bevatten. Bovendien vindt in Shisha-pennen geen verbrandingsproces plaats, maar slechts (elektronische) verhitting. Nederland heeft invulling gegeven aan de Aanbeveling door verkoop van tabaksproducten aan jongeren in te perken, bijvoorbeeld door het invoeren van een minimumverpakking voor sigaretten. Momenteel wordt de leeftijdsgrens voor de verkoop van tabak verhoogd van 16 naar 18 jaar.

3. Bent u van mening dat zelfregulering door de branche ten aanzien van dit soort producten voldoende bescherming van jonge kinderen biedt?

5. Welke mogelijkheden heeft u om de Shisha-pen te verbieden of een leeftijdsgrens te stellen voor de verkoop van de Shisha-pen? Welke van deze maatregelen gaat u nemen?

Op dit moment zie ik geen aanleiding om de Shisha-pen te verbieden of een leeftijdsgrens voor de verkoop in te stellen. Wel zal ik het RIVM vragen een inschatting te maken van de gezondheidsrisico's van dit product. Op grond daarvan zal ik bezien of verdere maatregelen nodig zijn. Zelfregulering door de branche, zoals advisering over leeftijdsgrenzen, kan ik in de tussentijd alleen maar aanmoedigen. Overigens maken ‘niet-tabaksproducten’ ook onderdeel uit van de herziening van de huidige Europese Tabaksproductenrichtlijn. Het is de bedoeling dat nicotinehoudende producten en kruidensigaretten die worden gerookt in de toekomst ten minste worden voorzien van een gezondheidswaarschuwing.

In Brussel heb ik gesignaleerd dat een product als de Shisha-pen daar niet onder valt, omdat geen verbrandingsproces plaatsvindt.

RB 1732

Niet vermelden van de typenummers is misleidend

RCC 6 november 2012, dossiernr. 2012/00857 (advertentie 100% prijsgarantie)

Met samenvatting van Robert Kreuger, masterstudent Internet, IE en ICT VU Amsterdam.

ALERT! Het niet vermelden van de typenummers van diverse elektronische producten voldoet niet aan de vereisten van duidelijkheid en volledigheid. Een adverteerder gebruikt in haar advertentie voor elektronische producten onder andere de zin: “Wij garanderen u absoluut de laagste prijs met onze 100% prijsgarantie op Mediamarkt en BCC.” Bij de door de adverteerder aangeboden producten worden geen typenummers genoemd waaruit de klacht naar voren komt dat de producten niet te vergelijken zijn met de producten van andere aanbieders.

 

 

De Commissie komt tot het oordeel dat zonder een typenummer bij een dergelijk product het voor de consument lastig is het product te identificeren en te vergelijken, hetgeen tot gevolg heeft dat het voor de gemiddelde consument moeilijk is om de ‘absoluut laagste prijs garantie’ te verifiëren. Aan de vereisten van duidelijkheid en volledigheid (ex artikel 8.2 NRC) is in deze niet voldaan. Vanwege het meerdere malen negeren van dergelijke eerdere aanbevelingen om niet op deze wijze reclame te maken zal de Commissie deze beslissing als “Alert” onder de aandacht van een breed publiek brengen.

Derhalve beslist de Commissie dat de reclame-uiting misleidend en daardoor oneerlijk is in de zin van artikel 7 NRC.

“Gelet op het voorgaande is de reclame onduidelijk ten aanzien van de uitvoering van het product zoals bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts kan, naar het oordeel van de commissie, door het ontbreken van de typenummers van de apparaten, de gemiddelde consument ertoe worden gebracht een besluit te nemen over een transactie dat hij anders niet had genomen, ongeacht of hij uiteindelijk tot aankoop van een product overgaat.”