RB

Producten  

RB 1823

Ontwerpbesluit: werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen

Herplaatsing Staatscourant d.d. 7 juni 2013, nr. 14921 betreffende Advies Raad van State Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen. - In navolging van RB 1767
Het ontwerpbesluit strekt ertoe handvatten te bieden om concrete invulling te geven aan de verplichting voor vergunninghouders voor kansspelen om op zorgvuldige en evenwichtige wijze vorm te geven aan wervings- en reclameactiviteiten en om preventiebeleid te voeren, zoals vervat in artikel 4a van de Wet op de kansspelen (hierna: Wok). Een belangrijk doel is voorts om de kansspelautoriteit de noodzakelijke handvatten te geven om daar waar nodig handhavend op te kunnen treden.

De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het ontwerpbesluit, maar maakt een aantal opmerkingen over onder meer de effectiviteit en handhaafbaarheid van het ontwerpbesluit, de persoonlijke benadering van consumenten en de zorgplichtbepaling betreffende het preventiebeleid. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Effectiviteit en handhaafbaarheid
2. Persoonlijke benadering van consumenten
3. Beperkingen aan reclame-uitingen in de media naar tijd en methode
4. Zorgplichtbepaling betreffende preventiebeleid
5. Verhouding Wok, ontwerpbesluit en Wohp
6. Rapportageverplichting
7. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.

RB 1820

Uitgangspunt voorschrijven bepaald geneesmiddel, beïnvloedt voorschrijfgedrag,maar is geen reclame

CGR Codecommissie geneesmiddelen 24 mei 2013, Advies AA13.030
In 2012 heeft zorgverzekeraar [B] aan zorgaanbieders de voorwaarden meegedeeld waaronder zij bereid is overeenkomsten voor medisch specialistische zorg te sluiten. Onderdeel van die voorwaarden zijn de zogenoemde “ziektespecifieke inkoopspecificaties”, waarin de zorgverzekeraar met de zorgaanbiedende instelling overeenkomt welke behandelingen worden vergoed. Advies over de volgende vragen:

1) Is de voorwaarde van [B], waarin de mogelijkheid tot het afsluiten van een contract onder de Zorgverzekeringswet afhankelijk wordt gesteld van het voorschrijven van één bepaald geneesmiddel, te beschouwen als beïnvloeding van hetvoorschrijfgedrag en dus reclame zoals bedoeld in de CGR-code en de Geneesmiddelenwet? (zie verdere vragen lees verder)

De voorwaarde die aan de Stichting worden gesteld om een overeenkomst aan te gaan waarin de behandeling van een aandoening wordt vergoed, namelijk het als uitgangspunt voorschrijven van [geneesmiddel D] voor die behandeling en behandeling met [geneesmiddel E] slechts als reservemiddel na machtiging, beïnvloedt weliswaar in de praktijk het voorschrijfgedrag van de arts, maar is geen reclame in de zin van de Richtlijn, de Geneesmiddelenwet en de Gedragscode.

2) Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord, handelt [B] c.q. een arts in strijd met art. 2 van de CGR-code en art. 84 lid 3 Geneesmiddelenwet en/of het verbod op gunstbetoon, door een dergelijke voorwaarde in een overeenkomst op te nemen en aan te bieden c.q. te accepteren?
3) Maakt het voor de beantwoording van bovengenoemde vragen nog verschil dat de voorwaarde het off label gebruik van een geneesmiddel stimuleert, waardoor er immers sprake kan zijn van overtreding van art. 4.2 Gedragscode resp. art. 84 lid 2 Geneesmiddelenwet?
4) Is de Codecommissie het met mij eens dat het voor de beantwoording van bovengenoemde vragen geen verschil uitmaakt of [B] door de voorwaarde direct of indirect het voorschrijfgedrag beïnvloedt, in die zin dat de formele afspraak wordt gemaakt tussen zorgverzekeraar en het ziekenhuis waarin de arts werkzaam is, waarbij wel vaststaat dat de afspraak door het ziekenhuis moet worden “doorgegeven” aan de arts en ook die arts de financiële consequenties heeft van de afspraak?

De beoordeling

6. 1 Het voorgaande in aanmerking nemende kan de eerste door [X] gestelde vraag ontkennend worden beantwoord: de voorwaarde die [B] aan de Stichting stelt om een overeenkomst aan te gaan waarin de behandeling van [aandoening C] wordt vergoed, namelijk het als uitgangspunt voorschrijven van [geneesmiddel D] voor die behandeling en behandeling met [geneesmiddel E] slechts als reservemiddel na machtiging, beïnvloedt weliswaar in de praktijk het voorschrijfgedrag van de arts, maar is geen reclame in de zin van de Richtlijn, de Geneesmiddelenwet en de Gedragscode.

6.2 Daarmee behoeft de tweede vraag van [X] geen beantwoording meer.

6.3 Ook de derde vraag die [X] aan de Commissie heeft voorgelegd heeft als uitgangspunt dat sprake is van reclame als hiervoor bedoeld. Nu dat niet het geval is behoeft die vraag geen verdere behandeling. Overigens blijkt uit het hiervoor aangehaalde advies van [vereniging H] dat gebruik van [geneesmiddel D] voor [aandoening C] standaardprocedure is.

6.4 De vierde vraag van [X] berust op de kennelijke miskenning dat volgens de eigen beroepsgroep van [X] [geneesmiddel D] een veilig, effectief en doelmatig geneesmiddel is voor het overgrote deel van de patiëntengroep die kampt met de [aandoening C], zodat het uit een oogpunt van goede gezondheidszorg, waaronder te verstaan een optimaal gebruik van de beperkt beschikbare middelen voor die zorg, aangewezen is bij de wens tot vergoeding van een geneesmiddel uit de algemene middelen van dat geneesmiddel gebruik te maken, tenzij er bijzondere redenen zijn om van [geneesmiddel E] gebruik te maken, en op een zeker misverstand, namelijk dat de vrijheid van voorschrijven en het vergoedingsstelsel over hetzelfde spoor lopen. Vast staat dat het iedere arts op grond van zijn eigen afwegingen over goede zorg en onafhankelijkheid bij een behandeling van [aandoening C] vrij blijft staan altijd [geneesmiddel E] voor te schrijven, zij het dat dit middel dan slechts in bijzondere gevallen voor vergoeding door de zorgverzekeraar in aanmerking komt. Dat is de ene kant van de medaille van goede gezondheidszorg en de verantwoordelijkheid van de beroepsbeoefenaar daarbij. De andere kant is dat de zorgverzekeraar mag waken over de doelmatigheid van de aan hem toevertrouwde middelen voor de uitvoering van goede gezondheidszorg.

De vierde vraag ziet in dit verband op de relatie tussen de arts en de zorginstelling waarbinnen hij zijn zorg verleent.

In hoeverre de arts gebonden is aan voorschriften van zijn zorginstelling is een vraag van civiel recht, namelijk van (uitleg van) de overeenkomst die de arts met zijn zorginstelling heeft gesloten, waarin de vrijheid van handelen van de arts naar de maatstaven van goede gezondheidszorg gewaarborgd moet zijn. Of [B] de overeenkomst tot vergoeding van zorg afsluit met de zorginstelling of met de arts rechtstreeks is voor de beoordeling van de geoorloofdheid van het stellen van de in dit advies besproken voorwaarde echter niet van onderscheidend belang.

RB 1816

Geen sprake van een redelijke beschikbaarheid

RCC 10 juni 2013, dossiernr. 2013/00288 (Korting notebooks)
Misleidend. Geen sprake van redelijke beschikbaarheid. Aanbeveling. Het betreft een reclamefolder (week 12) van Dixons op de voorzijde waarvan kortingspercentages staan van 15 tot 60%. Op pagina 2 staat bij de afbeelding van een notebook: “notebooks tot 25% korting”.

De klacht - Volgens de in de winkel aan klager gegeven informatie bleek op geen enkele laptop 25% korting te worden gegeven. Ook navraag bij Dixons NL leverde niets op. Klager zou gelijk hebben, maar men kon hem niet verder helpen.

Het oordeel van de Commissie
Volgens het verweer bij e-mail van 3 mei 2013 heeft adverteerder in het kader van de onderhavige actie notebooks aangeboden van de merken Acer en Samsung, met kortingen van respectievelijk 25,06% en 33,85%. Daargelaten dat dit hogere kortingen zijn dan 25%, zoals in de bestreden folder is vermeld, acht de Commissie de in de vertrouwelijke informatie genoemde aantallen beschikbare notebooks van dien aard, dat er geen sprake is van een redelijke beschikbaarheid als bedoeld in punt 5 van bijlage 1 bij artikel 8.5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1815

Overal op je tablet is niet elke tablet

RCC 6 juni 2013. dossiernr. 2013/00295 (Alles-in-een Ziggo)
Voornaamste kenmerken product. Ontbrekende informatie. Aanbeveling. Onduidelijk dat niet alle tablets geschikt zijn. Het betreft een televisiereclame waarin onder meer wordt gezegd: “Alles-in-1 van Ziggo is veel meer dan televisie, internet en bellen. Zo kun je overal in huis tv kijken op je tablet of smartphone (…)”.

De klacht - Klager heeft een tablet aangeschaft, zodat hij gebruik kon maken van de in de televisiereclame aangeboden app. Hoewel het een tablet (merk Cresta) met de nieuwste Android versie 4.1 betreft, werkt de app niet. In de reclame is niet vermeld dat de app slechts voor een enkel merk tablet is gemaakt. De reclame is misleidend.

Het oordeel van de Commissie
Volgens het verweer is de in de bestreden uiting aangeboden TV app geschikt voor de meest gangbare tablets, maar valt niet uit te sluiten dat er bepaalde apparaten op de markt worden gebracht die zodanig zijn gebouwd of technisch ingericht dat het niet mogelijk is om TV te kijken op het betreffende apparaat. Bij dupliek heeft adverteerder meegedeeld dat aan dit onderwerp aandacht wordt besteed op de website.
Naar het oordeel van de Commissie wordt in de bestreden televisiereclame de indruk gewekt dat met het product “Alles-in-1 van Ziggo” zonder meer overal in huis tv “op je tablet” kan worden gekeken; niet duidelijk is dat die mogelijkheid mede afhangt van de  bouw/inrichting van de tablet waarover men beschikt. Er wordt in het geheel geen informatie over gegeven, ook niet door bijvoorbeeld een verwijzing naar informatie op de website over de toepassingsmogelijkheden.

De beslissing 
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1808

Vorm van beïnvloeding met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken

CvB RCC 19 juni 2013, dossiernr. 2013/00073 (hoofdpijn.nl)
Medicijnen. Vorm van beïnvloeding. Kennelijke doel. Aanbeveling. Het betreft een radiospotje met tag-on (hierna ook: radiocommercial), waarin het volgende wordt gezegd: “Wordt jouw dag regelmatig verpest door hoofdpijn? En helpen de pijnstillers van de drogist niet? Misschien heb je migraine. Doe de hoofdpijntest op hoofdpijn.nl. Je huisarts kan specifieke medicijnen tegen migraine voorschrijven die jouw dag weer mooi kunnen maken”. Tag-on: “Laat je dag niet verpesten door migraine. Meer weten? Ga naar hoofdpijn.nl”.

De klacht - In de uiting spoort het farmaceutische bedrijf MSD mensen ongevraagd aan om te testen of men migraine heeft, om vervolgens naar de dokter te gaan en impliciet om medicijnen tegen migraine te halen, zoals medicijnen van MSD. Dit is verkapte reclame voor een medicijn, onder het mom van het geven van informatie en zorg over de gezondheid van de luisteraar. Ten onrechte wordt gesuggereerd dat in geval van hoofdpijn medicijnen nodig zijn en dat indien de huidige medicijnen niet helpen, zwaardere medicijnen nodig zijn. Impliciet wordt een diagnose vastgesteld zonder de persoon en diens klachten en omstandigheden te kennen. De arts moet wel stevig in zijn schoenen staan om de “zelfdiagnose” van de cliënt af te wijzen. Hoofdpijn zou ook op een gezonde manier kunnen worden opgelost door bijvoorbeeld meer te slapen, minder hard te werken, meer te ontspannen en je stress en problemen op te lossen. Mogelijke normale reacties op ongezond leven worden nu onnodig gemedicaliseerd. Dit houdt de klachten in stand ten behoeve van het kunnen afzetten van meer medicijnen.

Naar het oordeel van de Commissie moet de wijze waarop in de radiocommercial “specifieke medicijnen tegen migraine” onder de aandacht van het publiek worden gebracht, namelijk door deze voor te stellen als mogelijke oplossing bij hoofdpijn in geval van migraine, meer in het bijzonder door de mededeling “die jouw dag weer mooi kunnen maken”, worden aangemerkt als een vorm van beïnvloeding met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen, dan wel het geven van de opdracht daartoe. Door MSD is niet weersproken dat er ook andere vormen van behandeling van migraine kunnen zijn, die tussen de arts en de patiënt kunnen worden besproken en in plaats van medicijngebruik in het individuele geval door de arts kunnen worden aanbevolen. Door eenzijdig in de radiocommercial te wijzen op de mogelijkheid van gebruik van een ander medicijn is sprake van beïnvloeding van het publiek met het kennelijke doel het voorschrijven, ter hand stellen of het gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen.

Dat in de uiting niet wordt gesproken over of verwezen naar een “specifiek medicijn tegen migraine” van een bepaalde aanbieder, zoals bijvoorbeeld het -naar ter vergadering door MSD is meegedeeld, enige door MSD op de markt gebrachte middel tegen migraine Maxalt®, met een marktaandeel van ongeveer 20%, leidt niet tot een ander oordeel. Aannemelijk is immers dat het door MSD op de markt gebracht middel zal meeliften met het met de verschafte informatie beoogde ruimere gebruik van middelen van deze aard.

Nu de onderhavige uiting via de radio bij uitstek (ook) voor anderen dan beroepsbeoefenaren als bedoeld in artikel 82, onder a Geneesmiddelenwet (zoals onder meer arts, apotheker, tandarts en verloskundige) is bestemd, is sprake van publieksreclame in de zin van de Geneesmiddelenwet. Omdat het bij ''specifieke medicijnen tegen migraine” gaat om geneesmiddelen die uitsluitend op recept ter hand mogen worden gesteld, is artikel 85 van de Geneesmiddelenwet en derhalve artikel 2 NRC overtreden.

De beslissing - Op grond van het voorgaande acht de Commissie de radiocommercial in strijd met artikel 2 NRC. Zij beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

Het oordeel van het College 

9. De grief kan niet slagen. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep - Bevestigt de beslissing van de Commissie.

RB 1807

Klacht: Amstel Radler reclame suggereert positief effect op lichaam en geest

Klacht bij RCC tegen Amstel Radler.
Ingezonden door Maarten van Heeren, LinkedIn-profiel.
Onjuiste informatie. Onjuist positief effect. Het betreft een klacht tegen de reclame voor Amstel Radler.

De klacht - De RVA wordt door Amstel met de verschillende vormen van reclame voor Amstel Radler met grove voet getreden, op vele vlakken. Er wordt een feitelijk onjuist positief effect op lichaam en geest gesuggereerd. Er wordt overmatig en onverantwoord alcoholgebruik getoond en gestimuleerd. En het gebruik van alcohol in het verkeer wordt gestimuleerd, of het gevaar daarvan gebagatelliseerd. Naast het stoppen van alle hierboven genoemde reclame-uitingen (de commercial, de website, de marketingdirecteur, de verpakking) is een rectificatie op zijn plaats, omdat de gedane suggesties pertinent onjuist zijn en daardoor een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid. Dit met name omdat de campagne al geruime tijd loopt en op agressieve wijze een nieuw product in de markt poogt te zetten. Oftewel, het kwaad is al geschied.

Lees verder

RB 1805

Initiatiefvoorstel verhoging alcoholleeftijd aangenomen

Beers and GlasswareLees het persbericht. Op 18 juni is het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Voordewind (ChristenUnie), Van der Staaij (SGP), Hilkens (PvdA) en Bruins Slot (CDA) beoogt op één na alle leeftijdsgrenzen van 16 jaar uit de Drank- en Horecawet te verhogen naar 18 jaar, aangenomen

Het gaat om:
1.  de verstrekkingsleeftijdsgrens voor zwakalcoholhoudende drank, zowel voor gebruik ter plaatse, als voor gebruik elders dan ter plaatse en zowel voor directe, als voor indirecte verstrekking;
2. de leeftijd waarop een jongere (zonder toezicht) als bezoeker aanwezig mag zijn in een slijtlokaliteit;
3. de leeftijd waaronder een jongere strafbaar is als hij in het openbaar alcohol bezit (met uitzondering van jongeren van 16 en 17 jaar die in de horeca of (sport)kantine werken).

De leeftijdsgrens van 16 jaar waarvan niet wordt voorgesteld die te verhogen tot 18 jaar is de minimumleeftijd van het dienstdoende personeel in horeca- en slijtlokaliteiten inclusief barvrijwilligers in (sport)kantines.

Voorgesteld wordt verder de preventie en handhaving op lokaal niveau te verankeren door in de wet op te nemen dat gemeenteraden periodiek aangeven wat het gemeentelijk beleid is ten aanzien van preventie van alcoholgebruik, met name onder jongeren. In het plan dient ook te worden vastgelegd hoe invulling wordt gegeven aan het handhavingsbeleid in deze.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.

Het initiatiefwetsvoorstel

RB 1804

Nieuwe bierfles en standaard bolglas van 25cl

Vz RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00344 (Nieuwe flesje palm)
Afwijzing. Afmetingen. Klager stelt dat het laten zien van een vol Palm glas na het uitschenken van het nieuwe flesje misleidend is. Het is volgens klager onmogelijk dat een glas vol geschonken wordt met een bierflesje, omdat het nieuwe flesje ruim 15% minder inhoud heeft.

Adverteerder stelt onder meer dat de in de commercial getoonde nieuwe bierfles en het gebruikte standaard bolglas allebei een inhoudsmaat van 25 cl hebben. De inhoudsmaten zijn op elkaar afgestemd en in de commercial wordt gewerkt met reguliere items. De passage waarbij het glas wordt ingeschonken is niet gemanipuleerd. Het glas kan met één fles in één keer worden volgeschonken.

Klager stelt dat met de in de reclame-uiting getoonde nieuwe bierfles in werkelijkheid het getoonde bierglas niet volgeschonken kan worden. Aldus stelt klager dat sprake is van misleidende reclame als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Adverteerder heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat de inhoudsmaat van de nieuwe bierfles en het getoonde standaard bierglas zodanig op elkaar zijn afgestemd, dat de inhoud van de nieuwe bierfles voldoende is om het bierglas - in één keer - vol te schenken. Niet gebleken is dat het inschenken van het glas op enigerlei wijze is gemanipuleerd. Derhalve is geen sprake van misleiding en [omissie]
 
Op grond van het voorgaande is niet gebleken van strijd met artikel 8 aanhef en onder b NRC. Ook overigens is niet gebleken van strijd met de Reclamecode voor Alcoholhoudende dranken (RVA) 2012. Dkan de klacht kan derhalve niet slagen.
RB 1802

Geen seksueel overschrijdend gedrag bij KPN Compleet

RCC 3 juni 2013, dossiernr. 2013/00348 (KPN Compleet) - dossier 2013/00348A
Subjectieve normen. Grenzen van het toelaatbare. Humoristische wijze. Voldoende duidelijk. Afwijzing. Het betreft een televisiecommercial voor “KPN Compleet”. In woord en beeld wordt meegedeeld dat de vader van een gezin “helemaal blij” wordt van KPN Compleet, waardoor hij ook blij is en blijft als om 6.00 uur de wekker gaat, hij in de stromende regen een autoband moet verwisselen, een hond in zijn mouw bijt en zijn jonge dochter met een punkvriendje thuiskomt. De vader moet voorts (als enige) hard lachen als dit vriendje de moeder van het gezin een tik tegen haar billen geeft.

De klacht 2013/00348 - Klaagster werkt met cliënten die slachtoffer zijn van seksueel overschrijdend gedrag. Het ongewenst slaan tegen de billen van een ander is niet iets om te lachen. Het vriendje in de commercial zou moeten worden aangesproken op zijn gedrag in plaats van te worden aangemoedigd door het gelach van de vader. Met deze reclame geeft KPN het verkeerde voorbeeld aan mensen die niet bekend zijn met de grenzen van het toelaatbare, zowel pleger als slachtoffer.

De klacht 2013/00348A - De reclame-uiting is respectloos jegens vrouwen, druist in tegen algemene normen en waarden in Nederland, geeft het verkeerde voorbeeld en is seksistisch en dom.

Het oordeel van de Commissie in 00348

De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend acht als bedoeld in de artikelen 2 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter daarvan.
Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat in de onderhavige uiting de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. In de televisiecommercial wordt op een duidelijk overdreven en humoristisch bedoelde wijze tot uitdrukking gebracht dat de vader zo blij is met KPN Compleet, dat verschillende op zich ongewenste gebeurtenissen zijn humeur niet bederven. Nu voldoende duidelijk blijkt dat de vader lacht om situaties die in het algemeen niet als lachwekkend worden ervaren, ligt in de uiting niet de suggestie besloten dat het gedrag van het punkvriendje tegenover de moeder toelaatbaar is. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen de reclame zal waarderen, maar dit leidt niet tot een ander oordeel. Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie in 00348A

De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend acht als bedoeld in de artikelen 2 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter daarvan. Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat in de onderhavige uiting de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. In de televisiecommercial wordt op een duidelijk overdreven en humoristisch bedoelde wijze tot uitdrukking gebracht dat de vader zo blij is met KPN Compleet, dat verschillende op zich ongewenste gebeurtenissen zijn humeur niet bederven. Nu voldoende duidelijk blijkt dat de vader lacht om situaties die in het algemeen niet als lachwekkend worden ervaren, ligt in de uiting niet de suggestie besloten dat het gedrag van het punkvriendje tegenover de moeder toelaatbaar is. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen de reclame zal waarderen, maar dit leidt niet tot een ander oordeel. Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 1801

Verband tussen de Buteyko methode en andere ziektes

RCC 4 juni 2013, dossiernr. 2013/00356 (Buteyko Methode)
Misleiding. Onjuiste informatie. Onvoldoende wetenschappelijke onderbouwing. Aanbeveling. Het betreft de aanprijzing van de Buteyko Methode op adverteerders website www.buteyko-instituut.nl. Op de homepagina staat onder meer: “Maar als te veel ademen een gewoonte wordt, schaadt het de gezondheid. Men noemt dat Chronische hyperventilatie. Het ontregelt allerlei processen in het lichaam en veroorzaakt ziektes zoals: astma, (...), vele vage (en vaak onbegrepen) hyperventilatieklachten (en nog veel meer)” Door te klikken op de link “en nog veel meer” wordt een samenvatting getoond van “Buteyko’s lijst met meer dan 150 aandoeningen die verband houden met chronische, verborgen hyperventilatie”.

Voorts staat op de homepagina: “De Buteyko Methode herstelt de natuurlijke, ontspannen ademhaling. Het neemt daarmee de oorzaak van deze ziektes weg (…)” en: “Recent Medisch onderzoek, uitgevoerd door artsen in landen zoals Australië, Canada, Nieuw Zeeland en Engeland laat zien dat de methode echt werkt en een stevige wetenschappelijke basis heeft.” Op de website is onder de kop “Test Je Ademhaling” een beschrijving van de ademhalingstest “Controle Pauze” opgenomen alsmede een interpretatie van de testresultaten.

De klacht - Gesuggereerd wordt dat de genoemde ziektes en aandoeningen alleen veroorzaakt worden door een verkeerde ademhaling, die met de Buteyko methode kan worden opgelost. Het verband met de genoemde ziektes is echter niet wetenschappelijk bewezen. Of sprake is van een verkeerde ademhaling kan worden getest via de op de website opgenomen “Controle Pauze”. Volgens deze test voldoet echter niemand aan de volgens Buteyko correcte ademhaling. Klager meent dat sprake is van misleiding en “pure oplichterij”.

Het oordeel van de Commissie
1) In de bestreden uiting wordt gesteld dat chronische hyperventilatie een groot aantal met name genoemde ziektes veroorzaakt en dat de Buteyko methode de oorzaak van deze ziektes wegneemt. Ter onderbouwing van de juistheid van deze stelling, die door klager is bestreden, heeft adverteerder het boek “Leven zonder astma” overgelegd en heeft hij verwezen naar een aantal in dit boek en op de website genoemde studies betreffende het effect van de Buteyko methode bij astma. Als erkend is komen vast te staan dat in het westen geen onderzoeksresultaten beschikbaar zijn betreffende het verband tussen de Buteyko methode en andere ziektes dan astma. Ook al kan naar het oordeel van de Commissie op grond van de gepubliceerde onderzoeken (in Australië, Nieuw Zeeland en Engeland) niet worden uitgesloten dat een behandeling met de Buteyko methode een gunstig effect heeft bij astmapatiënten, daarmee is niet voldoende (wetenschappelijk) onderbouwd dat chronische hyperventilatie de oorzaak is van astma en alle andere in de uiting genoemde ziektes en aandoeningen dan wel dat de Buteyko methode bij al deze ziektes en aandoeningen “echt werkt”.

2) De Commissie acht voldoende aannemelijk gemaakt dat de Controle Pauze binnen de Buteyko methode een belangrijk instrument vormt om de ademhaling te meten en een diagnose te stellen. Voor zover klager heeft bedoeld bezwaar te maken tegen (de verwijzing op de website naar) de Controle Pauze als testinstrument, wordt de klacht afgewezen.

3) Hoewel de Commissie een beschrijving van de Controle Pauze op zichzelf genomen toelaatbaar acht, volgt uit hetgeen onder 1) is overwogen dat in het kader van de interpretatie van de Controle Pauze niet mag worden gezegd dat een diepe en zware ademhaling “serieuze gezondheidsproblemen kan veroorzaken”.

4) Op grond van hetgeen onder 1) en 3) is overwogen wordt het ervoor gehouden dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie - in dit geval behandeling volgens de Buteyko methode - te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van hetgeen onder 1), 3) en 4) is overwogen acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.