RB

Producten  

RB 2370

Heineken niet betrokken bij verloting kratten bier onder studenten

RCC 6 maart 2015, RB 2370, dossiernr. 2014/00660 (Studenten Kortingskrant)
Gratis aanbieden alcoholhoudende drank. Gedeeltelijke aanbeveling.  De uiting: Het betreft een uiting op pagina 31 van de “De Studenten Kortingskrant”, “Back to School editie // Amsterdam en Haarlem // September 2014”. Daarin staat onder het kopje: “Win een maand bier!” onder meer: “De Studenten Kortingskrant verloot drie keer vijf kratten bier onder de studenten die zich inschrijven voor de nieuwsbrief op SK2.nl of de Facebookpagina ‘De Studenten krant’ of ‘SK2’ liken. Onder de tekst van de uiting staat een foto van een Heineken-krat op de bagagedrager van een fiets.

De klacht:

Klager heeft de volgende bezwaren.
a. De uiting is in strijd met artikel 20 lid 1 van de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken 2014 (RVA), betreffende het gratis aanbieden van alcoholhoudende drank. Klager meent dat Heineken als lid van de branche betrokken is bij deze uiting.

b. In de uiting is niet vermeld dat de minimale leeftijd om aan de onderhavige actie deel te nemen 18 jaar is.

Het verweer van verweerder sub 1

De Studenten Kortingskrant is onderdeel van een uitgeverij en geen lid van de branche. Voorts is de actie niet tot stand gekomen met actieve medewerking van een lid van de branche. De Studenten Kortingskrant heeft over de actie geen contact gehad met Heineken noch met een andere producent van bier. De Commissie kan de financiële administratie van De Studenten Kortingskrant hierop nakijken en dan zal blijken dat Heineken op geen enkele wijze bij De Studenten Kortingskrant heeft geadverteerd.

Ten slotte is in het bericht geen merk genoemd. De Studenten Kortingskrant verloot ‘bier’ en niet specifiek Heineken bier. Het kan om elk ander merk gaan, zelfs om alcoholvrij bier. De afbeelding is willekeurig gekozen; deze had ook een krat Grolsch of Jupiler kunnen betreffen.
Het verweer van verweerder sub 2
De actie betreft een initiatief van De Studenten Kortingskrant. Heineken is niet bij de actie betrokken en daarvan ook niet op de hoogte gesteld.

Heineken is geen partner van De Studenten Kortingskrant en heeft ook niet eerder met deze organisatie samengewerkt. Dit blijkt ook uit de informatie op de website van de

De Studenten Kortingskrant onder het kopje ’Adverteren’. Daarin is een lijst opgenomen van bedrijven die in De Studenten Kortingskrant Heineken hebben geadverteerd.

Heineken is zich terdege bewust van het bepaalde in artikel 20 lid 1 RVA.

Overigens wordt in de actie de naam Heineken of Heineken-bier niet genoemd. Het gaat om het winnen van ‘bier’, welk bier ook van een andere brouwer kan zijn. De foto van een Heineken-krat lijkt ad random te zijn gekozen. Dit blijkt ook wel uit de foto op de cover van de bewuste editie van De Studenten Kortingskrant, waarop een krat Grolsch is te zien.

Heineken concludeert dat zij ten onrechte in de onderhavige procedure is betrokken. Indien zij van de actie op de hoogte was geweest of gesteld, dan had zij daar geen toestemming voor gegeven.

Het oordeel:

Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie het volgende.

Ad a. Artikel 20 lid 1 RVA luidt voor zover hier van belang:

“(..) is reclame waarbij alcoholhoudende drank door een lid van de branche of met actieve medewerking van een lid van de branche gratis of tegen minder dan de helft van de normale verkoopprijs van de alcoholhoudende drank wordt aangeboden niet toegestaan”.

Beide verweerders hebben bij verweer meegedeeld dat de onderhavige actie niet met actieve medewerking van Heineken tot stand is gekomen en dat de afbeelding van een Heineken-krat willekeurig is respectievelijk lijkt te zijn gekozen.

Alvorens een beslissing te nemen over de vraag of er wel of geen sprake is van actieve medewerking van Heineken wenst de Commissie nader te worden geïnformeerd over het volgende.

De Commissie heeft geconstateerd dat pagina 2 van de bewuste editie van De Studenten Kortingskrant een uiting bevat met de aanhef “WIN EEN MAAND GRATIS BIER!!”.  In de uiting staat onder meer: “Like nu SK2 of schrijf je in voor de nieuwsbrief op S2.nl en maak kans op een maand lang gratis bier. Wij komen de kratjes gratis bij je thuis bezorgen. (….) Zie meer info op pagina 31”. Kennelijk wordt aldus verwezen naar de thans bestreden uiting op pagina 31.

De tekst van de uiting is geplaatst tegen de achtergrond van een relatief grote foto van een rij naast elkaar liggende flesjes Heineken bier.

Alvorens verder te beslissen, zal de Commissie elk van beide verweerders in de gelegenheid stellen om het gevoerde verweer nader schriftelijk toe te lichten, en daarbij in te gaan op bovenbedoelde uiting op pagina 2, waarin eveneens een foto met betrekking tot “Heineken” is opgenomen. Vervolgens zal klager schriftelijk kunnen reageren.

Ad b. Geen van beide verweerders is in reactie op de klacht ingegaan op bezwaar b.

Alvorens verder te beslissen zal de Commissie elk van beide verweerders in de gelegenheid stellen om alsnog te reageren op dit bezwaar.

De beslissing:

De Commissie stelt elk van beide verweerders in de gelegenheid om de Commissie nader schriftelijk te informeren zoals hiervoor overwogen in “Het oordeel van de Commissie”, en wel binnen 14 dagen na dagtekening van deze beslissing. Vervolgens zal klager schriftelijk kunnen reageren.

Het oordeel na nieuwe verweren:

Met betrekking tot de verschillende bezwaren van klager tegen de uiting overweegt de Commissie het volgende.

Ad a. Artikel 20 lid 1 RVA luidt: “Behoudens bij proeverijen in slijterijen of sampling tijdens horecapromoties is reclame waarbij alcoholhoudende drank door een lid van de branche of met actieve medewerking van een lid van de branche gratis of tegen minder dan de helft van de normale verkoopprijs van de alcoholhoudende drank wordt aangeboden niet toegestaan”.

In het kader van de onderhavige actie verloot De Studenten Kortingskrant vijf kratten bier onder studenten die zich inschrijven voor de nieuwsbrief op SK2.nl of de Facebookpagina ‘De Studenten krant’ of ‘SK2’ liken. Voor zover het hier alcoholhoudend bier betreft, kan aldus worden gesproken over het gratis aanbieden van alcoholhoudende drank door De Studenten Kortingskrant. Niet is echter komen vast te staan dat dit aanbieden gebeurt door een lid van de branche of met actieve medewerking van een lid van de branche. De Studenten Kortingskrant is geen lid van de branche en Heineken heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij niet betrokken is geweest bij de actie. De afbeelding van een Heineken-krat in de bestreden uiting en de afbeelding van Heineken-flesjes elders in de onderhavige krant, welke afbeeldingen volgens verweerder sub 1 willekeurig zijn gekozen, vormen voor de Commissie geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.

Ad b. De Commissie vat dit bezwaar op in die zin dat klager de uiting in strijd acht met artikel 33 lid 2 RVA. Daarin staat, voor zover hier van belang: “Iedere reclame voor alcoholhoudende drank dient een educatieve slogan ‘Geen 18, geen alcohol’ te tonen”.

Naar het oordeel van de Commissie houdt de bestreden uiting niet alleen een aanprijzing in van De Studenten Kortingskrant, maar ook van alcoholhoudende drank, nu men bij het verloten van “drie keer 5 kratten bier onder studenten” (mede) aan alcoholhoudend bier zal denken. Voor zover de te verloten kratten bier alcoholhoudend bier betreffen, overweegt de Commissie dat de uiting ten onrechte niet is voorzien van voornoemde slogan. In zoverre is de uiting in strijd met artikel 33 lid 2 RVA.

De beslissing:

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen in het oordeel onder Ad b. acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 33 lid 2 RVA. Zij beveelt verweerder sub 1 aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wijst zij klacht af.

RB 2367

Claims gewichtsbeheersing en gewichtsverlies onjuist en verboden

RCC 7 april 2015, RB 2367, dossiernr. 2013/00735 (nutri-dynamics)
Strijd met wet. Misleiding t.a.v. voornaamste kenmerken van het product. Aanbeveling. De uiting: Het betreft diverse uitingen voor het product ‘Dieet Pro’ op de websites www.dieetpro.nl en www.nutri-dynamics.nl. De klacht: Klager heeft de volgende bezwaren. 1. Ingevolge artikel 6 lid 1 het Warenwetbesluit producten voor bijzondere voeding mag de aanduiding “dieet” of “regime”, al dan niet in combinatie met andere woorden, uitsluitend worden gebruikt voor producten voor bijzondere voeding, bedoeld in artikel 1 lid 2 onder a of b van voornoemd Warenwetbesluit. DieetPro kan niet worden aangemerkt als een zodanig product. Klager voert daartoe het volgende aan.

De Warenwetregeling Energiebeperkte diëten vormt een specificatie van het Warenwetbesluit producten voor bijzondere voeding. Ingevolge artikel 1 daarvan heeft deze regeling betrekking op “speciaal samengestelde eet- of drinkwaren die zijn bestemd om in energiebeperkte diëten voor gewichtsvermindering te worden gebruikt en die, indien genuttigd volgens de aanwijzingen van de fabrikant, de volledige dagelijkse voeding geheel of gedeeltelijk vervangen”. Gezien hetgeen op www.dieetpro.nl is vermeld over de samenstelling en het gebruik van DieetPro is dit product geen product voor gewichtsbeheersing dat de dagelijkse voeding volledig vervangt, noch een maaltijdvervangend product voor gewichtsbeheersing. Nu het zich laat aanzien dat DieetPro niet voldoet aan bijzondere voedingsbehoeften, is het een gewoon levensmiddel en mag in de reclame daarvoor de term “dieet” niet worden gebruikt. Het gebruik van de naam DieetPro voor gewone levensmiddelen is in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) (strijd met de wet en de waarheid) en met artikel 8.2 onder a (de aard van het product) en b (samenstelling, gebruiksmogelijkheden enz.) NRC.

2. Op de website www.dieetpro.nl worden door diverse gebruikers mededelingen gedaan over de mate van gewichtsverlies als gevolg van het nuttigen van DieetPro. Klager verwijst naar bijlage 1 bij de klacht. Bovenbedoelde mededelingen zijn in strijd met artikel 12 sub b van de Claimsverordening en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC.

3. De website www.dieetpro.nl bevat claims over “eiwit” en “langer verzadigd gevoel” zoals bijvoorbeeld “micellair caseïne eiwit is een zeer langzaam verteerbaar eiwit dat een langer verzadigd gevoel geeft dan soja-eiwit”. Klager verwijst naar bijlage 2 bij de klacht. De lijst van toegestane gezondheidsclaims (Verordening EG/432/2012) bevat echter geen claim voor “eiwit” met betrekking tot ‘verzadigd gevoel’. Sterker nog, claims over eiwitten in relatie tot ‘verzadigd gevoel’ zijn door EFSA afgewezen en niet geautoriseerd (ID 414 en ID 730). Claims over eiwitten in relatie tot gewichtsverlies/-beheersing zijn eveneens door EFSA afgewezen en niet geautoriseerd (ID 414 en ID 730).

Voorts mogen met betrekking tot DieetPro geen (generieke gezondheids)claims worden gevoerd over vermindering van het hongergevoel of een versterking van het gevoel van verzadiging. Klager verwijst naar bijlage 3 bij de klacht: een afdruk van de website www.nutri-dynamics.nl waarop onder meer staat: “DieetPro remt urenlang het hongergevoel”.

Gelet op het bovenstaande gaat de betreffende reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van SlimSystem te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC en is de uiting in strijd met de artikelen 7 en 2 NRC.

4. Op de website www.dieetpro.nl staat: “nog een unieke eigenschap van DieetPro is de toevoeging van L-carnitine. Dit is een lichaamseigen stof die een rol speelt bij het transport van vetcellen in het lichaam en de omzetting ervan in energie”. Klager verwijst naar bijlage 4 bij de klacht. Het ingrediënt L-carnitine komt niet voor op de lijst van toegestane claims ingevolge de Claimsverordening. Claims zoals bijvoorbeeld “stimuleert de vetverbranding” en “speelt een rol bij het transport van vetcellen in het lichaam” die verband houden met L-carnitine zijn niet geautoriseerd door EFSA (ID 1821, 4684 en 4709) en zijn derhalve verboden. Gelet op het bovenstaande gaat de betreffende reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van DieetPro te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC en is deze reclame in strijd met de artikelen 7 en 2 NRC.

Aan het slot van de klacht concludeert klager dat er sprake is van overtreding van de NRC en van de Reclame Code voor Voedingsmiddelen in verbinding met artikel 2 lid 5 van de Claimsverordening.
Informatie Keuringsraad KOAG/KAG
De Keuringsraad KOAG/KAG heeft onder meer het volgende meegedeeld.

Indien de onderhavige reclame voor DieetPro aan de Keuringsraad zou zijn voorgelegd, zou deze niet van een toelatingsnummer zijn voorzien, aangezien gebruik wordt gemaakt van gezondheidsclaims die in strijd zijn met artikel 13.1 EG 1924/2006, de Europese Verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (hierna: Claimsverordening). Claims over eiwitrijke producten, maaltijden of diëten in relatie met gevoel van verzadiging, gewichtsverlies en onderdrukking van het hongergevoel staan niet op de lijst van toegestane claims, maar op de lijst van afgekeurde claims in het EU-register. Geen van de in de bestreden reclame vermelde gezondheidsclaims is door de Europese Commissie in het kader van de Claimsverordening geautoriseerd voor eiwitten en/of L-Carnitine. Voorts zijn gezondheidsclaims die zinspelen op de snelheid of mate van gewichtsverlies in strijd met artikel 12 van de Claimsverordening.

Voor zover de klacht ziet op de naam ‘Dieet Pro’ geldt het volgende.

Op 27 november 2012 heeft de Keuringsraad de verpakkingsteksten voor Dieet Pro voorzien van een toelatingsnummer. Dit betekent dat de teksten voldoen aan de Code Aanprijzing Gezondheidsproducten, waarin zowel de artikelen 19 en 20 van de Warenwet als de bepalingen van de Claimsverordening zijn verwerkt. De Keuringsraad toetst niet aan andere Warenwettelijke bepalingen.

Aangezien de fabrikant desgevraagd aan de Keuringsraad heeft meegedeeld dat de naam Dieet Pro al bestond voor 1 januari 2005, is geoordeeld dat deze handelsnaam onder de overgangsregeling van “artikel 28 lid 2 Claimsverordening” valt en kon de verpakking van een toelatingsnummer worden voorzien.
Het oordeel:
Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie het volgende.

Ad 1. Klager stelt -samengevat- dat Dieet Pro (hierna: DP) geen product voor bijzondere voeding is als bedoeld in art. 1 lid 2 Warenwetbesluit producten voor bijzondere voeding, maar “een gewoon levensmiddel” en dat derhalve, ingevolge artikel 6 van het Warenwetbesluit producten voor bijzondere voeding, de aanduiding “dieet” niet mag worden gebruikt. Klager beroept zich naast voornoemd Warenwetbesluit kennelijk ook op artikel 2 lid 2 onder a van de Richtlijn 2009/39/EG, welke bepaling -naar adverteerder onweersproken heeft meegedeeld- is geïmplementeerd in artikel 6 lid 1 van het Warenwetbesluit producten voor bijzondere voeding. Artikel 2 lid 2 onder a van Richtlijn 2009/39/EG luidt:

“Bij etikettering en presentatie van gewone levensmiddelen en bij de betreffende reclame is het gebruik verboden van:

a) de kwalificaties “dieet” of “regime, al dan niet gecombineerd met andere woorden, om deze levensmiddelen te omschrijven;”.

Adverteerder bestrijdt dat DP een gewoon levensmiddel is. Hij voert daartoe aan dat DP een voedingssupplement is. Klager bestrijdt dit laatste. Zijn inziens wordt DP “gepositioneerd” als “maaltijdvervanger”.

Gelet op het bovenstaande dient eerst de vraag te worden beantwoord of DP een voedingssupplement is. Ingevolge artikel 1 lid 1 onder b van het Warenwetbesluit voedingssupplementen zijn “voedingssupplementen”:

“eet- of drinkwaren die:

1. bedoeld zijn als aanvulling op de normale voeding;

2. een geconcentreerde bron vormen van één of meer microvoedingsstoffen of van andere stoffen met een voedingskundig of fysiologisch effect; en

3. verhandeld worden in voor inname bestemde afgemeten kleine eenheidshoeveelheden”.

Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder voldoende aannemelijk gemaakt dat DP kan worden aangemerkt als een voedingssupplement in de zin van voornoemd Warenwetbesluit. Adverteerder heeft verwezen naar de als bijlage 1 bij het verweer overgelegde, door de KOAG/KAG van een toelatingsstempel voorziene verpakkingstekst. Daarin wordt DP aangeduid als “voedingssupplement” en is vermeld: “Een voedingssupplement is geen vervanging van een dagelijks gevarieerde voeding”, dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 lid 1 onder d van het Warenwetbesluit voedingssupplementen. Over de dosering is op de verpakking vermeld:

“Dosering: 1 afgestreken maatschep (22 g) Aantal doseringen per verpakking: ca. 22”. Gelet op deze instructie wordt naar het oordeel van de Commissie voldaan aan de voorwaarde: ”verhandeld worden in voor inname bestemde afgemeten kleine eenheidshoeveelheden”. Ten slotte heeft klager niet bestreden en acht de Commissie gelet op de op de verpakking omschreven samenstelling van een dosering van 22 gram voldoende aannemelijk dat voldaan is aan het bepaalde onder 2. (“een geconcentreerde bron” etc.).

De bij klagers pleitnota als bijlage 6 overgelegde voorbeeldschema’s voor 7 dagen waarin per dag sprake is van 7 eet-/drinkmomenten en waarbij om 7 uur en om 12.30 uur een Shake Dieet Pro is vermeld, terwijl op de overige momenten andere producten dan DP zijn vermeld, bieden naar het oordeel van de Commissie onvoldoende grondslag voor de conclusie dat sprake is van een maaltijdvervanger.

Ter vergadering heeft de voorzitter aan mr. Van Brandwijk gevraagd of klager zijn beroep op artikel 6 lid 1 het Warenwetbesluit producten voor bijzondere voeding handhaaft, indien er sprake is van een voedingssupplement. Mr. Van Brandwijk deelde mee hierover na te zullen denken. Vervolgens is dit beroep ter vergadering niet duidelijk gehandhaafd.

Namens adverteerder heeft mr. Van Lessen Kloeke meegedeeld dat onder “gewone levensmiddelen” in de zin van artikel 2 lid 2 onder a van de Richtlijn 2009/39/EG niet vallen: - “voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen” en - alle andere voedingsmiddelen waarvoor een bijzonder regime is vastgesteld, zoals bijvoorbeeld voedingssupplementen. In het bovenstaande ziet de Commissie aanleiding adverteerder in de gelegenheid te stellen zich nader schriftelijk uit te laten over het volgende. Vervolgens zal klager schriftelijk kunnen reageren.

1. Naam Dieet Pro

Waar het betreft de naam Dieet Pro verzoekt de Commissie adverteerder gegevens over te leggen waaruit blijkt dat dat de merknaam/handelsnaam Dieet Pro al bestond voor 1 januari 2005.

2. “Voedingssupplement” en “gewone levensmiddelen”

Zoals hiervoor overwogen, heeft adverteerder voldoende aannemelijk gemaakt dat DP kan worden aangemerkt als een voedingssupplement in de zin van het Warenwetbesluit voedingssupplementen.

De Commissie stelt adverteerder in de gelegenheid tot het geven van een nadere toelichting van haar stelling, dat voor “andere voedingsmiddelen waarvoor een bijzonder regime is vastgesteld, zoals bijvoorbeeld voedingssupplementen”, evenmin als voor “voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen” geldt dat zij onder “gewone levensmiddelen” in de zin van (het verbod van) artikel 2 lid 2 onder a van de Richtlijn 2009/39/EG vallen.

3. EU-verordening 609/2013

Ter vergadering heeft adverteerder zich beroepen op artikel 22 in verbinding met artikel 11 van de EU-verordening 609/2013. De Commissie stelt adverteerder in de gelegenheid om nader toe te lichten waarom zij zich in het onderhavige geval op deze bepalingen beroept.

Ad 2. De website www.dieetpro.nl bevat onder het kopje “Forum” diverse mededelingen van gebruikers van DP over de mate van gewichtsverlies na gebruik van DP. Naar het oordeel van de Commissie moeten deze mededelingen worden aangemerkt als (gezondheids)claims die inspelen op de mate van gewichtsverlies als bedoeld in artikel 12 sub b Claimsverordening. Ingevolge artikel 12 Claimsverordening zijn zodanige claims verboden.

De Commissie acht adverteerder verantwoordelijk voor deze overtreding van de wet en daarmee artikel 2 NRC. Door derden de mogelijkheid te bieden mededelingen te doen op het onderhavige forum, in positieve dan wel negatieve zin, heeft adverteerder het risico genomen dat verboden claims zouden worden gebruikt. De stelling van adverteerders dat hij bij het forum duidelijk had vermeld dat consumenten bij het plaatsen van berichten niet dienden te spreken over snelheid of mate van gewichtsverlies, leidt niet tot een ander oordeel.

Ad 3. Adverteerder heeft niet weersproken dat de websites www.dieetpro.nl en www.nutri-dynamics.nl, voor zover het betreft de gedeelten waarvan bij de klacht afdrukken zijn overgelegd (als bijlagen 2 en 3), gezondheidsclaims bevatten die ingevolge de Claimsverordening niet zijn toegestaan, omdat deze niet voorkomen op de lijst van toegestane gezondheidsclaims op basis van de Claimsverordening. Het betreft claims over eiwit in relatie tot ‘verzadigd gevoel’, gewichtsverlies/-beheersing en vermindering van het hongergevoel.

Deze claims zijn in strijd met artikel 10 lid 1 Claimsverordening en daardoor in strijd met artikel 2 NRC. Ingevolge artikel 10 lid 1 Claimsverordening zijn gezondheidsclaims verboden, tenzij -onder meer- deze zijn opgenomen in de in de artikelen 13 en 14 Claimsverordening bedoeld lijsten van toegestane claims.

Het verweer dat bijlage 3 bij de klacht een print van een oude versie van de website www.nutri-dynamics.nl betreft, leidt niet tot een ander oordeel. Het staat klager vrij een klacht in te dienen over een eenmaal openbaar gemaakte reclame-uiting, ongeacht of deze op het moment van indienen van de klacht nog wordt gevoerd.

Ad 4. Ten aanzien van in de website www.dieetpro.nl opgenomen claims met betrekking tot L-carnitine, bedoeld in de als bijlage 4 bij de klacht overgelegde prints, heeft adverteerder evenmin weersproken dat deze in strijd zijn met de Claimsverordening. Ook deze claims zijn in strijd met artikel 10 lid 1 Claimsverordening en daardoor in strijd met artikel 2 NRC.

Nu de Commissie de bestreden uitingen reeds om bovengenoemde redenen in strijd acht met de NRC, komt zij niet toe aan toetsing daarvan aan overige door klager aangehaalde bepalingen.
De beslissing
De Commissie stelt adverteerder in de gelegenheid om zich binnen 2 weken na dagtekening van deze beslissing nader schriftelijk uit te laten als bedoeld in het oordeel onder Ad 1. Vervolgens zal klager schriftelijk kunnen reageren.

Voor het overige houdt de Commissie haar beslissing aan.
 De procedure

De Reclame Code Commissie (hierna: de Commissie) heeft in dit dossier op 8 augustus 2014 een tussenbeslissing genomen.

Namens adverteerder heeft mr. K. van Lessen Kloeke op de tussenbeslissing gereageerd bij brief van 12 september 2014.

Namens klager heeft mr. M.A. van Brandwijk op de tussenbeslissing gereageerd bij brief van 13 oktober 2014.

De Commissie heeft de behandeling van de klacht voortgezet ter zitting van 16 oktober 2014.

Klager was vertegenwoordigd door mr. Van Brandwijk voornoemd.

Adverteerder was vertegenwoordigd door mr. Van Lessen Kloeke voornoemd.

Zitting van 16 oktober 2014 en verdere correspondentie

Ter zitting heeft klager zijn klacht uitgebreid, in die zin dat de bestreden uitingen misleidend zijn, ervan uitgaande dat het product ‘Dieet Pro’ een voedingssupplement is. Vervolgens heeft de Commissie klager in de gelegenheid gesteld om binnen 14 dagen een schriftelijke toelichting op deze stelling te geven.

Desgevraagd is aan mr. Van Brandwijk een nader uitstel verleend voor het indienen van een schriftelijke toelichting, en wel tot 4 november 2014, 14.00 uur. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt; bij e-mail van 4 november 2014 heeft mr. Van Brandwijk de Commissie, mede namens mr. Van Lessen Kloeke, meegedeeld dat partijen (opnieuw) in overleg waren getreden over een minnelijke regeling. Partijen hebben de Commissie verzocht de behandeling van het dossier aan te houden, totdat partijen de Commissie informeren over de uitkomst van de onderhandelingen.

In antwoord op de e-mail van 4 november 2014 heeft de secretaris van de Commissie bij brief van 17 november 2014 aan mr. Van Brandwijk meegedeeld dat de Commissie gaarne binnen 14 dagen verneemt of een minnelijke regeling is getroffen. Voorts is meegedeeld:

“Indien binnen die termijn geen minnelijke regeling is getroffen, en u prijs stelt op een beslissing van de Commissie op de nog openstaande punten, dan zal voor de behandeling van uw klacht een nieuw dossier worden geopend en zal opnieuw klachtengeld verschuldigd zijn. Dit geldt niet voor de bezwaren waarover reeds is geoordeeld in de tussenbeslissing onder Ad 2, Ad 3, en Ad 4. Omtrent deze bezwaren zal een eindbeslissing volgen, indien geen volledige overeenstemming is bereikt”.

Bij e-mail van 1 december 2014 heeft mr. Van Brandwijk aan de Commissie meegedeeld “dat partijen geen volledige overeenstemming hebben bereikt”.

In antwoord hierop heeft de secretaris van de Commissie bij brief van 4 december 2014, onder verwijzing naar de brief van 17 november 2014, meegedeeld dat de Commissie er, behoudens het tegenbericht van mr. Van Brandwijk, vanuit gaat dat geen prijs wordt gesteld op een beslissing van de Commissie op de nog openstaande punten (waarvoor een nieuw dossier moet worden geopend, en opnieuw klachtengeld verschuldigd is).

Bij brief van 10 februari 2015 heeft de secretaris van de Commissie aan mr. Van Brandwijk meegedeeld dat geen bericht is ontvangen waaruit blijkt dat klager prijs stelt op een beslissing van de Commissie op de nog openstaande punten en dat de Commissie gelet daarop binnen enkele weken een eindbeslissing zal nemen omtrent de bezwaren waarover reeds is geoordeeld in de tussenbeslissing.

Bij brief van 3 maart 2015 heeft mr. C. Jeunink, kantoorgenote van mr. Van Brandwijk, aan de Commissie meegedeeld dat klager niet bereid is aanvullend klachtengeld te betalen voor de nog openstaande punten en dat beslissing van de Commissie betreffende de reeds in de tussenbeslissing beoordeelde bezwaren graag tegemoet wordt gezien.

RB 2366

Netwerkkosten onvermeld in het gemiddelde maandbedrag

RCC 26 maart 2015, RB 2366, dossiernr. 2015/00081 (eon.nl)
Ontbrekende informatie. Aanbeveling. De uiting: Op de website van adverteerder www.eon.nl staat onder meer op de homepage: “1 jaar vast tarief Royaal € 132,- Gemiddeld maandbedrag (klein lettertype) Korte looptijd Ideaal voor hoog verbruik Meer info (link) Stap direct over (link)” In het getoonde gemiddelde maandbedrag zijn de netwerkkosten niet meegenomen. Klik op ‘Meer info’ voor een berekening inclusief netwerkkosten.

De klacht:

De gemiddelde maandbedragen op de website van adverteerder van respectievelijk € 132, € 131, € 142 en € 143 zijn zeer concurrerend. Menig consument zal direct klikken op de link ‘stap direct over’ en een overeenkomst met adverteerder sluiten. Echter, helemaal onderaan staat het zinnetje “In het getoonde gemiddelde maandbedrag zijn de netwerkkosten niet meegenomen”. Klager vraagt zich af waarom die kosten niet zijn meegenomen in het gemiddelde maandbedrag omdat zij onlosmakelijk zijn verbonden met de energiekosten en bovendien een aanzienlijk deel bevatten van de totale kosten. Met de onvermijdelijke netwerkkosten erbij wordt € 132 opeens ruim € 165, waardoor adverteerder helemaal niet zo concurrerend is, aldus klager.

Het oordeel:

1. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat volgens klager de onderhavige uiting misleidend is nu in het getoonde gemiddelde maandbedrag de netwerkkosten niet zijn inbegrepen.

2. Het aanbod in de bestreden uiting betreft een uitnodiging tot aankoop die verband houdt met een overeenkomst op afstand. Dit houdt in dat voor adverteerder extra informatieverplichtingen gelden. Deze brengen – voor zover hier van belang – met zich dat in de uiting de totale (gemiddelde) prijs dient te worden genoemd, inclusief alle (op voorhand bekende) kosten, en dat mededeling op een duidelijke en in het oog springende manier dient te geschieden. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 8.4 onder i in samenhang met artikel 8.4 onder p NRC.

3. Vast is komen te staan dat adverteerder in het getoonde gemiddelde maandbedrag op de eerste pagina van het aanbod de netwerkkosten niet heeft meegenomen, terwijl elke consument deze kosten – ongeacht zijn verbruik – dient te voldoen. Onderaan de uiting staat weliswaar (in een klein lettertype) dat in het getoonde gemiddelde maandbedrag de netwerkkosten niet zijn meegenomen en dat de consument op ‘meer info’ kan klikken voor een berekening ‘inclusief netwerkkosten’, echter de Commissie is van oordeel dat een dergelijke wijze van informatieverstrekking niet voldoet aan de hiervoor genoemde eisen van artikel 8.4 aanhef en onder i NRC. Daarnaast in de vermelding van de totaalprijs op een andere plaats op de website niet in het oog springend is. Hierdoor heeft adverteerder niet de essentiële informatie verschaft op de wijze als voorgeschreven in artikel 8.4 onder i en p NRC in samenhang met artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Uit laatstgenoemde artikel volgt dat het op onjuiste wijze verschaffen van essentiële informatie misleidend is indien de consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Naar het oordeel van de Commissie is aan laatstgenoemde eis voldaan nu in de uiting een onjuiste (gemiddelde) prijs wordt genoemd. Immers komt de consument indien zij ingaat op het aanbod van adverteerder in het geval zij kiest voor 1 jaar vast tarief ‘Royaal’ niet op een gemiddeld maandbedrag uit van € 132,- zoals in de uiting staat vermeld, maar op een bedrag van € 165,71. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. Gelet op de thans geldende regelgeving zal de Commissie het verzoek van adverteerder dat indien de Commissie tot een aanbeveling mocht komen, adverteerder niet eerder dan per 1 juli 2015 de aanbeveling krijgt om de bestreden reclame-uiting aan te passen, niet honoreren.
RB 2363

Niet vermeld dat het aanbod om “gratis” mee te spelen verband houdt met een abonnement

Vz. RCC 23 maart 2015, RB 2363, dossiernr. 2015/00047 (Vriendenloterij.nl)
Zwarte lijst (misleiding). Ontbrekende informatie. Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft een op 5 januari 2015 in De Telegraaf gepubliceerde advertentie waarin onder meer staat: “Speel GRATIS mee voor dubbele prijzen tot wel € 2 miljoen! Ga naar vriendenloterij.nl.” De klacht: Klager wijst op het feit dat in de uiting staat dat men gratis kan meespelen. Uit voorwaarden die niet in de advertentie staan, blijkt echter dat alleen de eerste maand gratis is.

Vervolgens dient er maandelijks betaald te worden en zal een bedrag worden geïncasseerd indien men niet direct na aanmelding actie onderneemt om te voorkomen dat voor de maand die volgt op de gratis maand een bedrag zal worden geïncasseerd. Adverteerder maakt aldus misbruik van het woord gratis. Het woord “gratis” is misleidend omdat de aanmelding leidt tot een overeenkomst tegen betaling in de vorm van een abonnement tot deelname aan de loterij.

Het oordeel:

1) In de gewraakte uiting staat dat men “gratis” kan meespelen voor prijzen tot maximaal € 2 miljoen. In de uiting wordt geen informatie gegeven over de voorwaarden die gelden om van dit aanbod gebruik te kunnen maken. Meer in het bijzonder wordt niet vermeld dat sprake is van een abonnement waarbij men de eerste maand “gratis” meespeelt en vervolgens tegen betaling blijft doorspelen indien en zolang niet wordt opgezegd. De voorzitter begrijpt de klacht aldus dat klager van mening is dat deze informatie in de uiting had dienen te worden vermeld omdat anders niet duidelijk is dat het “gratis” aanbod verband houdt met een abonnement dat na de “gratis” maand tegen betaling wordt voortgezet.

2) Deze klacht treft doel. Naar het oordeel van de voorzitter had uit de advertentie dienen te blijken dat het aanbod om “gratis” mee te spelen verband houdt met de verplichting een abonnement tot wederopzegging te sluiten. Dit vloeit voort uit artikel 3 aanhef onder b sub 1 van de Reclamecode voor kansspelen die worden aangeboden door vergunninghouders ingevolge de wet op de kansspelen (RVK) 2015. Het ontbreken van deze informatie brengt mee dat sprake is van oneerlijke reclame.

3) Dat bedoelde voorwaarden wel op de website van adverteerder staan en het blijkbaar mogelijk is bij tijdige opzegging slechts gedurende de gratis maand mee te spelen, doet niet af aan de verplichting voor adverteerder de informatie over het abonnement ook in de advertentie te vermelden. De bestreden uiting dient immers zelfstandig, los van hetgeen op de website staat, te voldoen aan de bepalingen van de Nederlandse Reclame Code in het algemeen en de RVK in het bijzonder.
RB 2355

Unieke code geeft geen recht op uitgeloofde geschenken

RCC 5 maart 2015, RB 2355, dossiernr. 2014/00911 (Unieke code en geschenk)
Misleiding. Aanbeveling. Uiting: Het betreft een (aan een achternaamgenoot van klager) geadresseerde mailing. Daarin staat onder meer: “(…) met jouw persoonlijke gelukscode sleep je sowieso een topgeschenk of een waardecheque in de wacht. Ben je een echte geluksvogel? Dan pak je ze allebei! Kijk dus direct op de bijgevoegde bekendmakingslijsten en vergelijk je gelukscode”. In de uiting staat onder de aanhef “lijst van beschikbare waardecheques*” onder meer een lijst van 7 persoonlijke geluksnummers. Boven die lijst staat:  “Staat jouw persoonlijke gelukscode in de lijst hieronder:”. Rechts van de lijst met persoonlijke geluksnummers staat een lijst met 7 waardecheques, variërend van € 10,- tot € 500,-”. Boven deze lijst staat:  “Dan heb je recht op 1 van onderstaande waardecheques!”. De asterisk in de zinsnede “lijst van beschikbare waardecheques* verwijst naar de dwars gedrukte mededeling op de desbetreffende pagina:
“Voor toekenningsvoorwaarden zie achterzijde”.

Klacht:

De code van de geadresseerde gaf recht op het geschenk “Samsung Led TV” en op een waardecheque van € 400,-, mits een bestelling werd gedaan. Naar aanleiding van de onderhavige mailing werd een bestelling gedaan. Na een week vernam klager telefonisch dat de bestelling niet was “doorgekomen” en dat geen prijs was gewonnen, omdat iemand anders uit duizenden inzendingen als winnaar was verkozen. Klager vindt de uiting, die voor wat betreft het gedeelte omtrent de Samsung Led TV soortgelijk is aan het gedeelte omtrent de waardecheque, misleidend.

Oordeel:

De Commissie vat de klacht op in die zin dat in de bestreden uiting ten onrechte de indruk wordt gewekt dat de geadresseerde recht heeft op een waardecheque van

€ 400,- en op een “Samsung Led TV”, op voorwaarde dat hij een bestelling plaatst. Ten aanzien van de waardecheque, vermeld in het bij de klacht overgelegde gedeelte van de uiting, oordeelt de Commissie als volgt.

Door de plaatsing naast elkaar van de lijst van de persoonlijke gelukscodes en de lijst van waardecheques wordt de indruk gewekt dat een bepaalde gelukscode recht geeft op de waardecheque, vermeld daarnaast op dezelfde hoogte/regel, in het geval van de onderhavige geadressseerde een cheque van € 400,-. Een zodanig recht bestaat echter niet. Blijkens de van de mailing deel uitmakende en bij het verweer overgelegde deelnamevoorwaarden gaat de cheque van € 400,- “naar de inzender wie” in een nader genoemde periode “voor het tweede hoogste aankoopbedrag bij pabo aangekocht heeft”. Soortgelijke voorwaarden gelden voor de cheques van € 50,- tot en met € 500,-. De waardecheque van € 10,- gaat naar “alle overige inzenders wiens bestelling met actiecode” in een nader genoemde periode “door pabo wordt ontvangen”. De Commissie acht de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk in die zin dat in één onderdeel van de uiting wordt gesuggereerd dat men recht heeft op de waardecheque die direct naast de gelukscode van de geadresseerde staat, terwijl uit informatie elders in de uiting blijkt dat een zodanig recht niet bestaat. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat bovenaan de lijst met cheques is vermeld: “Dan heb je recht op 1 van onderstaande waardecheques!” maakt bovenstaand oordeel niet anders.

Uit de bij het verweer overgelegde lijst van “topgeschenken” in combinatie met de deelnamevoorwaarden maakt de Commissie op dat ten aanzien hiervan op soortgelijke wijze is geadverteerd, waarbij de “LED TV Samsung gaat naar de inzender wiens bestelbon (…..) als allersnelste inzending (…) wordt geregistreerd”. Ook wat betreft de “topgeschenken” acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk en misleidend als bedoeld in artikel 8.2 NRC en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Bij verweer heeft adverteerder medegedeeld dat uit de administratie van adverteerder geen bestelling van klager is terug te vinden, en dat daarom geen recht bestaat op “de uitgeloofde geschenken”. Dat maakt bovenstaand oordeel omtrent de onduidelijkheid van de uiting echter niet anders.
RB 2351

"Lekker zwemmen in duurzame warmte" te absolute milieuclaim

CvB 17 maart 2015, RB 2351, dossiernr. 2014/00812 (Eneco milieuclaim)
Absolute milieuclaim. Aanbeveling bevestigd. Uiting: Het betreft de op 29 oktober 2014 in (onder andere) het Financieele Dagblad en de NRC geplaatste advertentie van Eneco met - over de afbeelding van drie kinderen in een zwembad - de tekst: “Lekker zwemmen in duurzame warmte met Dante, Giulia en Jordan”. In de advertentie staat voorts onder meer: “Vandaag geeft het Nederlandse energiebedrijf Eneco samen met haar partners het startsein voor duurzame warmtelevering aan het stadsverwarmingsnet van Rotterdam. De afval- en energiecentrale van AVR in Rozenburg zorgt voor warmte, genoeg om 45.000 huishoudens en veel grote gebouwen warm te houden, zoals het Oostelijk Zwembad in Kralingen. Eneco transporteert de warmte via haar nieuwe Leiding over Noord (…)” en “(…) het duurzame warmtenet”.

Grieven:

Grief 1

Ten onrechte is de Commissie voorbijgegaan aan het karakter van de uiting. Het betreft een corporate mededeling bedoeld om het profiel van Eneco in de markt te versterken. Er worden geen producten aangeprezen en er wordt niet aangezet tot de aankoop van producten of diensten. De uiting richt zich niet specifiek op consumenten maar vooral op corporate doelgroepen, waaronder onder meer begrepen moeten worden zakelijke afnemers en partners alsmede overheden, aandeelhouders en investeerders van Eneco. De uiting kan de consument niet ertoe brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen.

Grief 2

Uit de beslissing van de Commissie blijkt dat zij bij de beoordeling slechts heeft gekeken naar het gebruik van de woorden “duurzame warmte” en “duurzaam warmtenet” zonder hierbij te letten op de context waarin die mededelingen worden gedaan. Het woord duurzaam heeft geen vastomlijnde inhoud maar krijgt betekenis door de wijze waarop en de context waarin dit woord wordt gebruikt. Nu de Commissie niet naar de volledige uiting en de context heeft gekeken, is haar oordeel ondeugdelijk.

Grief 3

Ten onrechte kwalificeert de Commissie de woorden “duurzame warmte” en “duurzaam warmtenet” als absolute claims en gaat zij er zonder nadere motivering vanuit dat de gemiddelde consument die claims aldus zal opvatten dat sprake is van energie uit duurzame (hernieuwbare) bronnen die niet opraken waarbij geen schade aan het milieu wordt toegebracht. Duurzaam en hernieuwbaar zijn geen synoniemen. Bij duurzaam gaat het om een streven verstandig met energiebronnen om te gaan en het milieu niet of weinig te belasten, zoals blijkt uit de invulling die woordenboeken aan dit begrip geven. Thans wordt duurzaam als een relatief begrip beschouwt met een andere betekenis dan hernieuwbaar. Eneco heeft bedoeld duurzaam te gebruiken in de zin van “het milieu beduidend minder of zo min mogelijk belastend”. Het benutten van warmte uit de verbranding van afval en het benutten van warmte die wordt gegenereerd in industriële processen en de glastuinbouw die anders in het milieu zou zijn geloosd, valt hieronder en Eneco maakt dit in de uiting duidelijk.

Grief 4

Ten onrechte heeft de Commissie de uiting strijdig geacht met de artikelen 2 en 3 van de Milieu Reclame Code (MRC) en heeft zij Eneco ten onrechte aanbevolen om in het algemeen niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. De aanbeveling had specifiek betrekking dienen te hebben op de uiting waarover is geklaagd.

Oordeel:

1. Het College verwerpt de stelling van Eneco dat de uiting uitsluitend dient te worden gezien als een “corporate” mededeling gericht op “corporate” doelgroepen. De uiting is niet alleen in vaktijdschriften verschenen maar is ook in landelijke dagbladen gepubliceerd en heeft daardoor direct consumenten bereikt. Naar het oordeel van het College is de uiting bovendien mede op consumenten gericht en bevat deze een voor hen bedoelde aanprijzing van de diensten van Eneco. De foto van kinderen in een zwembad zal, evenals het herhaaldelijke gebruik van het woord “duurzaam” in verband met warmtebenutting en warmtetransport, immers consumenten aanspreken en is geschikt om hen tot een bepaalde transactie te bewegen, te weten de keuze voor Eneco in plaats van een energieleverancier die geen “duurzame” warmte kan leveren. Grief 1 treft derhalve geen doel en wordt door het College verworpen. De overige grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

2. De klacht is specifiek gericht tegen het gebruik van het woord “duurzaam” in de volgende combinaties: “duurzame warmte”, “duurzame warmtelevering”, “het duurzame warmtenet” en “het duurzame warmtenetwerk”. Met betrekking tot het woord “duurzaam” stelt Eneco terecht dat dit begrip geen vastomlijnde betekenis heeft. De invulling van dit begrip moet derhalve van geval tot geval worden beoordeeld en kan per uiting variëren. Bij de uitleg dient te worden gelet op de wijze waarop dit begrip in de uiting wordt gebruikt en toegelicht, alsmede op de interpretatie die de gemiddelde consument vermoedelijk daaraan zal geven gelet op de context van de totale uiting. Uitgaande hiervan oordeelt het College als volgt.

3. In de bestreden uiting is, zoals vermeld, een foto van kinderen te zien die zouden zwemmen in “duurzame warmte”. In de kolom daarnaast maakt Eneco melding van “het startsein voor duurzame warmtelevering aan het stadsnetwerk van Rotterdam” waarna wordt verwezen naar de afval- en energiecentrale van AVR in Rozenburg die voor genoeg warmte zorgt voor het zwembad en 45.000 huishoudens, en naar het transport van die warmte via de “nieuwe Leiding over Noord” van Eneco. Ook worden verdere ontwikkelingen in verband met het “duurzame warmtenet(werk)” van Eneco genoemd en het streven iedereen van “schone, betaalbare en betrouwbare energie” te voorzien. Nu in de uiting de duurzame warmte in verband wordt gebracht met de centrale van AVR en “schone” energie, wordt daarin gerefereerd aan milieuaspecten verbonden aan de productie van energie en verwerking van afval. Hierdoor valt de claim onder de reikwijdte van de Milieu Reclame Code (MRC).

4. Het ligt op grond van de uitdrukkelijke verwijzing naar de afval- en energiecentrale van AVR niet voor de hand dat de gemiddelde consument de uiting zo zal interpreteren dat daarin mede wordt verwezen naar warmte die is opgewekt door energie uit bronnen die niet opraken zoals zon- of windenergie. Op dit punt is de Commissie, zoals Eneco terecht aanvoert, uitgegaan van een onjuiste uitleg van de uiting. Wel onderschrijft het College het tweede deel van de door de Commissie gebruikte invulling van het begrip duurzaam, te weten dat de warmte is opgewekt op een manier die geen schade aan het milieu toebrengt dan wel die het milieu beduidend minder of zo min mogelijk belast. Dit stemt overeen met de invulling die Eneco zelf aan dit begrip geeft en met hetgeen onmiskenbaar de boodschap van de uiting is.

5. Uit de uiting blijkt niet waarom de door de afval- en energiecentrale van AVR opgewekte warmte als duurzaam in de hiervoor bedoelde zin kan worden aangemerkt. In de uiting wordt dienaangaande geen toelichting gegeven en wordt volstaan met naar de AVR te verwijzen. Voor zover de gemiddelde consument op grond van de uiting zal begrijpen dat door het verbranden van afval duurzame warmte kan worden opgewekt, zal het hem waarschijnlijk ontgaan dat slechts een deel van deze warmte, naar niet in geschil is, als duurzaam mag worden aangemerkt. Partijen verschillen daarbij van mening of de via de AVR opgewekte warmte voor 65% (Eneco) of 35% (geïntimeerde) als “duurzaam” kan worden beschouwd. Voor het onderhavige geschil is echter niet relevant welk percentage juist is, nu in de uiting in het geheel geen melding wordt gemaakt van het feit dat slechts een deel van die warmte als duurzaam kan worden aangemerkt.

6. Door het ontbreken van deze informatie zal de gemiddelde consument in de onjuiste veronderstelling verkeren dat alle door de AVR geleverde warmte is opgewekt zonder schade voor of met minimale belasting van het milieu. Het College acht de uiting op dit punt onvoldoende genuanceerd waardoor de gemiddelde consument een te absolute betekenis daaraan zal toekennen. Het had op de weg van Eneco gelegen om in de uiting duidelijk te maken waarom en in hoeverre zij de door AVR geleverde warmte als duurzaam beschouwt. Naar het oordeel van het College dient het begrip duurzaam terughoudend te worden gebruikt, en dient in ieder geval zorgvuldig te worden toegelicht waarom en in welke mate de duurzaamheidsclaim wordt waargemaakt teneinde verwarring bij de consument te voorkomen.

7. Geïntimeerde stelt terecht dat ook de aanduiding “het duurzame warmtenet” onvoldoende genuanceerd is. Deze omschrijving wekt immers in de context van de totale uiting de indruk dat alle warmte die via deze leiding wordt getransporteerd, is opgewekt op een manier die geen schade aan het milieu toebrengt dan wel die het milieu zo min mogelijk belast. Dit is blijkens het voorgaande niet geheel juist, nu een deel van de getransporteerde warmte niet duurzaam is opgewekt. Voor zover Eneco in de uiting verwijst naar de uitbreiding van haar “duurzame warmtenetwerk” dient deze mededeling om dezelfde reden onvoldoende genuanceerd te worden geacht. Ook van deze mededeling gaat immers de boodschap uit dat via dit netwerk uitsluitend warmte wordt getransporteerd die is opgewekt op een manier die geen schade aan het milieu toebrengt dan wel die het milieu zo min mogelijk belast.

8. Eneco verwijst in de uiting voorts naar haar voornemen om warmte die vrijkomt in de industrie en de glastuinbouw te benutten in het kader van de uitbreiding van haar duurzame warmtenetwerk. Deze ontwikkeling brengt niet mee dat de warmte die via dit netwerk zal worden getransporteerd als volledig duurzaam kan worden aangemerkt. Uit de uiting blijkt overigens op dit punt wel voldoende duidelijk dat Eneco dergelijke restwarmte rekent tot het begrip duurzame warmte. Dat die invulling volgens geïntimeerde het begrip duurzaamheid te ver oprekt, brengt niet mee dat de uiting op dit punt in strijd is met de Milieu Reclame Code. Voor de gemiddelde consument is immers voldoende duidelijk dat Eneco ook relatieve milieuvoordelen zoals het benutten van warmte van industriële processen in plaats van het ongebruikt lozen van die warmte in het milieu, rekent tot het begrip duurzaamheid.

9. Op grond van het voorgaande acht het College de bestreden uiting onduidelijk over de milieuvoordelen van de wijze van warmteopwekking via de AVR waarnaar Eneco in de uiting verwijst. Hierdoor wordt de consument misleid over milieuaspecten in de zin van artikel 2 MRC. Door het ontbreken van informatie over het feit dat slechts een deel van de warmte die door de AVR bij de verbranding van afval wordt opgewekt als duurzaam kan worden aangemerkt, zal de consument ten onrechte menen dat alle warmte die door de AVR wordt geleverd is opgewekt zonder schade voor het milieu dan wel op een wijze die het milieu zo min mogelijk belast. Voorts zal de consument op grond van de uiting ten onrechte menen dat via het in de uiting bedoelde netwerk uitsluitend dergelijke warmte wordt vervoerd. Terecht heeft de Commissie om deze redenen de bestreden uiting in strijd geacht met artikel 2 MRC en, nu de duurzaamheidsclaims te absoluut zijn, in strijd met artikel 3 MRC.

10. Het College onderschrijft derhalve het oordeel van de Commissie, met enige wijziging van gronden voor zover de grieven 2 en 3 doel treffen. Ten aanzien van grief 4 volstaat het College met te overwegen dat deze beslissing, evenals de beslissing van de Commissie, ziet op de bestreden uiting, maar niet op het gebruik van het woord duurzaam in andere uitingen.

RB 2349

Gratis tablet niet bij alle NTI-cursussen

Vz. RCC 2 maart 2015, RB 2349; 2015/00120 (NTI gratis tablet)
Voorzitterstoewijzing. Omissie.  Uiting: Het betreft: 1) een televisiecommercial waarin onder meer wordt gezegd: “Start nu met een cursus van NTI en ontvang 40% korting en een gratis tablet”. In beeld verschijnen onder meer de mede-delingen: “Nu 40% korting op cursussen” en “Gratis tablet!”. 2) de website www.nti.nl voor zover op een pagina mededelingen staan in verband met “70 jaar NTI: Unieke tablet actie” (www.nti.nl/campagnes-70-jaar-nti) en in verband met een cursus Frans de mededeling verschijnt: “Tablet cadeau” (www.nti.nl/talen/frans/frans-voor-beginners).

Klacht:

Klager verwijst in de eerste plaats naar een aanbieding met 40% jubileumkorting van adverteerder die hij in 2012 ontving omdat adverteerder 70 jaar bestond. Adverteerder biedt nog steeds jubileumkorting aan en klager acht dit misleidend. Er is niks tijdelijks aan de aanbieding en het jubileum is voorbij. Voorts stelt klager dat hij naar aanleiding van de mededelingen in de televisiecommercial en op de website over korting op cursussen en een gratis tablet heeft besloten een cursus bij adverteerder te volgen. Op de website staat dat men op alle cursussen korting krijgt en daarbij een tablet cadeau ontvangt. Toen klager zich aanmeldde voor een cursus, bleken er actievoorwaarden te gelden waarin staat dat men alleen bij cursussen vanaf € 250,-- een tablet ontvangt. De cursus Frans waarvoor klager zich wilde aanmelden, kost minder en komt derhalve niet voor de gratis tablet in aanmerking. Toch staat op de website bij deze cursus een plaatje met de tekst “Tablet cadeau”. Voorts blijkt uit de actievoorwaarden dat men de tablet niet cadeau krijgt omdat men € 9,75 aan administratie- en verzendkosten moet betalen. De uiting is op grond van het voorgaande misleidend.

Oordeel:

1) Klager vermeldt in het online klachtenformulier dat hij bezwaar maakt tegen de hierboven omschreven televisiecommercial. In zijn toelichting op de klacht bestrijdt klager voorts de hierboven genoemde webpagina’s. De voorzitter gaat daarom ervan uit dat de klacht ziet op zowel de televisiecommercial als de genoemde webpagina’s. Ook adverteerder heeft de klacht aldus opgevat.

2) Ten aanzien van de kwestie van de jubileumkorting maakt klager kennelijk bezwaar tegen het woord jubileumkorting en het feit dat deze korting al sinds 2012 zou worden gegeven. Het enkele gebruik van het woord jubileumkorting op een specifieke pagina in verband met “70 jaar NTI” acht de voorzitter echter onvoldoende om de reclame misleidend te achten. Aangenomen moet worden dat de gemiddelde consument vooral acht zal slaan op de hoogte van de korting in plaats van de naam die adverteerder daaraan geeft. De voorzitter constateert voorts dat in de uitingen sprake is van verschillende kortingspercentages. In de televisie-commercial wordt immers 40% korting genoemd en op de website, onder verwijzing naar 70 jaar NTI, 50% korting, hetgeen blijkbaar de door klager bedoelde jubileumkorting is. Klager heeft, mede gelet hierop, onvoldoende onderbouwd dat adverteerder steeds dezelfde korting geeft op haar cursussen. Dit gedeelte van de klacht treft derhalve geen doel.

3) Niet in geschil is dat men niet bij elke cursus van adverteerder een gratis tablet ontvangt. De televisiecommercial wekt echter onmiskenbaar een andere, onjuiste indruk nu hierin zonder verdere toelichting wordt meegedeeld dat men bij adverteerder een gratis tablet ontvangt. Hetzelfde geldt voor de “jubileumpagina” nu hierop eveneens zonder toelichting staat dat men zonder betaling een tablet ontvangt (“Tablet cadeau”). De gemiddelde consument zal op grond hiervan menen dat men bij elke cursus die men bij adverteerder gaat volgen een gratis tablet ontvangt. Op geen enkele wijze blijkt uit de uitingen dat voor het ontvangen van een gratis tablet een minimum besteding aan cursusgeld geldt en dat sommige cursussen, inclusief de cursus Frans voor beginners waarbij eveneens wordt gezegd “Tablet cadeau”, niet boven het minimumbedrag uitkomen en om die reden niet onder de actie vallen.

4) Het had op de weg van adverteerder gelegen om duidelijk te maken dat het afhankelijk is van het bedrag van de cursus of men een tablet ontvangt en welk bedrag het betreft. Zonder deze informatie mist de gemiddelde consument essentiële informatie die hij nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Aldus is sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Overigens acht de voorzitter het tevens in strijd met de eisen van professionele toewijding dat in de uitingen wordt meegedeeld dat men een gratis tablet ontvangt, terwijl niet wordt gecommuniceerd dat dit niet voor alle cursussen geldt. Bij een cadeau-actie als de onderhavige, waarbij sprake is van een gratis tablet en derhalve van een item met een relatief hoge waarde, mag in beginsel van de adverteerder een grote mate van zorgvuldigheid worden verwacht met betrekking tot de informatie over de voorwaarden. Aangenomen moet immers worden dat dit item in sterke mate de beslissing van de consument om bij adverteerder een cursus te volgen kan beïnvloeden. Om die reden had adverteerder in de uitingen juiste en volledige informatie behoren te geven op grond waarvan de gemiddelde consument zich een goed beeld zou kunnen vormen over de vraag of hij voor het gratis item in aanmerking komt. Aan deze eis is niet voldaan. Op grond van het voorgaande zijn de uitingen misleidend en oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

5) Eveneens is de voorzitter van oordeel dat het op de weg van adverteerder lag om duidelijk te maken dat aan het verzenden van de tablet kosten zijn verbonden. Deze informatie had uit de uiting dienen te blijken, zodat ook hierom de uiting in strijd is met artikel 7 NRC wegens het ontbreken van essentiële informatie. Tevens heeft adverteerder gehandeld in strijd met het bepaalde in punt 19 van de bij artikel 8.5 NRC behorende bijlage 1. Het in rekening brengen van verzendkosten is weliswaar toegestaan zonder afbreuk te doen aan het “gratis” aanbod, maar adverteerder brengt, naar uit de voorwaarden en het verweer blijkt, daarnaast administratiekosten in rekening welke blijkbaar eveneens zijn inbegrepen in het bedrag van € 9,75 dat de consument voor de “gratis” tablet dient te betalen. Het in rekening brengen van administratiekosten verdraagt zich niet met een gratis aanbod. De voorzitter verwijst naar de Leidraad voor de tenuitvoerlegging/toepassing van richtlijn 2005/29/eg betreffende oneerlijke handelspraktijken van de Europese Commissie, voor zover hierin staat: “Dientengevolge mogen handelaren geen kosten in rekening brengen voor verpakking, behandeling of administratie.” Ook in zoverre is de uiting in strijd met artikel 7 NRC.

6) Adverteerder heeft meegedeeld de uitingen op enkele punten te zullen aanpassen. Nu deze toezegging geen betrekking heeft op alle onderdelen van de uitingen die in strijd met de Nederlandse Reclame Code zijn geacht, ziet de voorzitter geen aanleiding gebruik te maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep. Derhalve wordt beslist als volgt.

RB 2345

Suggestie seksuele handelingen duidelijk overdreven en gespeelde situatie

RCC 24 februari 2015, RB 2345 (Cookie Notti)
Afgewezen. Goede smaak/fatsoen. Penotti: Suggestie seksuele handelingen ouders op keukentafel / smakeloos met name voor kinderen / duidelijk overdreven en gespeelde situatie. Er worden niet expliciet seksuele handelingen of bloot getoond video

De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code, in het bijzonder voor zover deze wordt uitgezonden op tijdstippen waarop kinderen geacht kunnen worden televisie te kijken. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Beoordeeld wordt of de commercial naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat.

Daarvan is naar het oordeel van de Commissie, voornoemde terughoudendheid in acht genomen, in de onderhavige commercial geen sprake. Er wordt weliswaar tegenover de zoon in de commercial de suggestie gewekt dat sprake is van seksuele handelingen, maar er worden niet expliciet seksuele handelingen of bloot getoond. Voor de kijker is duidelijk dat sprake is van een overdreven en gespeelde situatie. Van strijd met de goede smaak en/of het fatsoen is daarom geen sprake, ook niet voor zover de commercial wordt uitgezonden op tijdstippen dat kinderen televisie kijken. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen de uiting kan waarderen, maar dit leidt niet tot een ander oordeel.
RB 2343

Tijdelijk warenwetbesluit staat reclame e-sigaret toe

RCC 23 februari 2015, RB 2343 (Zensations e-sigaret) zie dossier a en dossier b
E-sigaret. Het betreft een televisiereclame met tag-on voor de electronische sigaret “ZenSations”. In de hoofdcommercial zegt de voice-over: “Dit is Tony, hij houdt van het leven. Daar neemt hij liever geen risico’s mee. Roken is dodelijk. Gebruik ZenSations”. Elke vorm van “rookreclame” is verboden. Klager vindt het schokkend om te worden geconfronteerd met de vraag van zijn dochter, of roken lekker is. Klager acht de reclame ongepast en misleidend.

 

De Commissie begrijpt uit de nadere informatie van adverteerder dat de vloeistoffen, gebruikt voor de ZenSations e-sigaret, “do not contain any tobacco extracts or other flavouring materials derived from tobacco apart from pure nicotine from natural sources (tobacco)”. In zoverre is er sprake van een ingrediënt dat zijn oorsprong vindt in de tabaksplant. Dat betekent echter nog niet dat voornoemde e-sigaret moet worden aangemerkt als een product dat, al is het slechts ten dele, uit tabak bestaat als bedoeld in artikel 1 onder a van de Tabakswet. Noch uit deze bepaling, noch uit de Memorie van Toelichting daarbij, valt duidelijk op te maken dat zuivere nicotine ook als tabak moet worden aangemerkt.

Nu de ZenSations e-sigaret geen tabaksproduct in de zin van de wet is, is de bestreden uiting niet in strijd met artikel 5 lid 1 van de Tabakswet.

Ten overvloede overweegt de Commissie het volgende.

Op 1 februari 2015 is het in de tussenbeslissing genoemde Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret in werking getreden. Ingevolge artikel 1 onder b van dit besluit wordt onder een elektronische sigaret verstaan:

“een product dat gebruikt kan worden voor de consumptie van nicotinehoudende damp via een mondstuk, of een onderdeel van dat product, waaronder een patroon, een reservoir en het apparaat zonder patroon of reservoir”. Naar het oordeel van de Commissie valt de ZenSations e-sigaret onder deze definitie.

Artikel 9 lid 1 van voornoemd warenwetbesluit luidt, voor zover hier van belang:

“Het is een ieder verboden om in de uitoefening van beroep of bedrijf een elektronische sigaret (..) aan te prijzen via enig op het publiek gericht reclamemedium anders dan met gebruikmaking van de waarschuwing, genoemd in artikel 8, eerste lid”. Deze waarschuwing luidt:

“Dit product bevat de zeer verslavende stof nicotine. Het gebruik ervan wordt afgeraden voor niet-rokers”.

De Commissie stelt vast dat het ingevolge voornoemde bepalingen van het Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret met ingang van 1 februari 2015 is toegestaan om reclame te maken voor de (nicotine-houdende) elektronische sigaret, mits voornoemde waarschuwing wordt gebruikt, een en ander ongeacht de beantwoording van de vraag of de bewuste nicotine al dan niet afkomstig is van de tabaksplant.

De wetgever heeft kennelijk, door middel van voornoemd besluit, voorlopig de mogelijkheid willen bieden om reclame te maken voor een elektronische sigaret.

De bestreden uiting is niet voorzien van voornoemde waarschuwing. Dat betekent echter niet dat de uiting om die reden ontoelaatbaar is. De bepaling betreffende de waarschuwing geldt pas vanaf 1 februari 2015, terwijl de onderhavige klacht dateert van 22 november 2014. Op dat moment was er nog geen regelgeving betreffende elektronische sigaretten van kracht.

Klager heeft gesteld dat “elke vorm van rookreclame is verboden” en dat hij het een ongepaste en misleidende reclame vindt. Deze stellingen maken bovenstaand oordeel niet anders.
RB 2341

Gmail Sponsored Promotions is geen e-mail

RCC 13 februari 2015, RB 2341 (Eneco Gmail Sponsored Promotions)
Privacy. E-mail. Telecomwet. Het betreft de hierna te omschrijven reclame-uiting voor de thermostaat ‘Toon’ van Eneco, die bij klager verscheen toen hij gebruik maakte van zijn Gmail account. De hier aan de orde zijnde manier van adverteren betreft geen e-mail campagne maar een relatief nieuwe ontwikkeling binnen Google Display Netwerk met de naam Gmail Sponsored Promotions (GSP). Hierbij laat Google op de Gmail startpagina advertenties zien onder het tabblad ‘Reclame’. De advertentie ziet er in een dergelijk geval visueel qua opmaak uit als een e-mail maar is het niet. Hierdoor kan de advertentie niet in de ‘spam’ map worden geplaatst.

1) Klager heeft een Gmail account en wenst niet langer reclame-uitingen van adverteerder te zien indien hij gebruik maakt van dat account. Klager maakt in het bijzonder bezwaar tegen het feit dat het niet mogelijk blijkt zich definitief af te melden voor de ongewenste reclame-uiting van adverteerder voor “Toon” die verschijnt onder het tabblad ‘Reclame’. Weliswaar kan men deze uiting, die duidelijk als reclame herkenbaar is doordat zij onder genoemd tabblad verschijnt, binnen Gmail blokkeren, maar de Commissie begrijpt dat deze blokkade in een cookie wordt opgeslagen en daardoor slechts geldt zolang men niet de cookies op de computer wist. De Commissie dient op grond van de klacht te beoordelen of adverteerder verplicht is te bewerkstelligen dat klager zich definitief kan afmelden voor haar reclame-uitingen onder het tabblad ‘Reclame’ van Gmail. Ten aanzien van de aard van deze uitingen en het daarop toepasselijke toetsingskader is het volgende van belang.

2) Kenmerk van Gmail is dat men met behulp van dit programma zonder vergoeding e-mails kan ontvangen en verzenden. Hiertegenover staat dat men instemt met de door Google gehanteerde algemene voorwaarden en daarmee, zoals Eneco onbetwist heeft gesteld, het feit dat geautomatiseerde systemen de inhoud van e-mails, op bepaalde trefwoorden, analyseren. Hierdoor is het mogelijk dat Google advertenties toont die aansluiten bij de geanalyseerde inhoud van de e-mails die de gebruiker verzendt en ontvangt. Als onbetwist staat verder vast dat de gebruiker ook met het vertonen van deze advertenties instemt middels de aanvaarding van de algemene voorwaarden. In het onderhavige geval betreft het een reclame-uiting van adverteerder die is verschenen onder het tabblad ‘Reclame’. Het betreft een zogenaamde Gmail Sponsored Promotion, welke werd getoond omdat klager een of meer e-mails heeft ontvangen en/of verzonden in verband met de bestelling van een “Ectual”. Dit is een apparaat dat de consument aan zijn slimme meter met betrekking tot nutsvoorzieningen kan koppelen teneinde realtime verbruiksdata te kunnen opvragen en deze via het eigen Wi-Fi netwerk te kunnen inzien. Het betreft overigens geen apparaat dat is verstrekt door adverteerder, maar door een derde. Niet in geschil is dat adverteerder toestemming heeft gegeven om haar advertentie te tonen indien de analyse van Google daartoe aanleiding geeft. Evenmin is in geschil dat klager aan Gmail toestemming heeft gegeven om zijn berichten te analyseren en aan de hand daarvan Gmail Sponsored Promotions te plaatsen onder het tabblad ‘Reclame’. Naast het tabblad ‘Reclame’ beschikt Gmail overigens over nog twee tabbladen, te weten ‘Primair’ en ‘Sociaal’, waarbij ‘Primair’ het eigenlijke postvak is waarin ontvangen e-mail berichten verschijnen, terwijl onder ‘Sociaal’ blijkbaar berichten via Social Media verschijnen.

3) Beoordeeld dient te worden wat het karakter van Gmail Sponsored Promotions is, nu de klacht specifiek betrekking heeft op een dergelijke reclame-uiting verschenen onder het tabblad ‘Reclame’. Indien Gmail Sponsored Promotions als e-mail dient te worden beschouwd, is daarop de Code e-mail van toepassing, welke in artikel 5.1 een specifieke regeling bevat voor het recht van verzet. De Commissie overweegt in dit kader dat het begrip e-mail geen afgebakend begrip is. Noch de Code e-mail noch de Telecommunicatiewet of enige andere wet of regeling definiëren dit begrip. Aan de hand van de inhoud en de strekking van de op “e-mail” toepasselijke regelgeving, waaronder de Code e-mail en de Telecommunicatiewet, vult de Commissie dit begrip aldus in, dat sprake dient te zijn van een elektronisch bericht waarbij een ontvanger (geadresseerde) en een verzender (adressant) is aan te wijzen en waarbij gebruik wordt gemaakt van een elektronisch adres van de ontvanger waaraan het bericht via een elektronisch communicatienetwerk wordt verzonden. Uitgaande hiervan oordeelt de Commissie als volgt.

4) De wijze waarop de onderhavige uitingen worden getoond, te weten als Gmail Sponsored Promotion onder het tabblad ‘Reclame’, heeft kenmerken van het ontvangen van reclame via e-mail, maar wijkt daar op andere punten ook wezenlijk van af. Als belangrijkste overeenstemmende kenmerk noemt de Commissie het feit dat de uitingen worden getoond in een omgeving die specifiek is bedoeld voor het verzenden en ontvangen van geadresseerde elektronische berichten. Optisch hebben de uitingen ook de vorm van een ontvangen e-mail bericht. Adverteerder erkent dat de “getargete advertentie” feitelijk in een e-mail kader wordt geopend en daardoor op een e-mail lijkt.

5) Als belangrijkste afwijkend element noemt de Commissie het feit dat er geen sprake is van het verzenden van de onderhavige uitingen als e-mail bericht. Ter toelichting geldt het volgende. Het tonen van deze uitingen vindt volgens adverteerder plaats middels targeting en heeft, zoals Eneco eveneens heeft gesteld en klager niet heeft betwist, technisch gezien verwantschap met advertenties die in een web omgeving op basis van cookies worden getoond. Immers de reclame-uiting wordt zichtbaar als Gmail Sponsored Promotion op basis van een analyse op bepaalde keywords van door de gebruiker ontvangen en verzonden berichten, waarbij Google naar aanleiding van de door adverteerder opgegeven keywords zelfstandig bepaalt dat een bepaalde uiting, afkomstig van een adverteerder met wie zij een overeenkomst heeft, verschijnt onder het tabblad ‘Reclame’. Er wordt, zoals Eneco onbetwist heeft gesteld, geen gebruik gemaakt van een koppeling van de advertentie aan een klant of mailingsbestand. Van het verzenden van een elektronisch bericht waarbij een ontvanger (geadresseerde) en een verzender (adressant) is aan te merken en waarbij gebruik wordt gemaakt van een elektronisch adres van de ontvanger waaraan het bericht via een elektronisch communicatienetwerk wordt verzonden, is derhalve in de gegeven omstandigheden geen sprake.

6) Het voorgaande brengt mee dat de onderhavige uitingen weliswaar uiterlijk overeenkomsten vertonen met een e-mail, maar technisch gezien zoveel daarvan afwijken, dat de Commissie onvoldoende aanleiding ziet om deze aan te merken als e-mail in de zin van de Code e-mail. Dit oordeel laat overigens onverlet dat uitingen die onder andere tabbladen of op basis van een andere systematiek binnen Gmail verschijnen eventueel wel als e-mail in de zin van deze code dienen te worden aangemerkt. Nu evenwel de onderhavige reclame-uitingen niet als e-mail kunnen worden aangemerkt, mist artikel 5.1 Code e-mail toepassing. Dit betekent dat er geen zogenaamd recht van verzet geldt en de klacht in zo verre faalt.

7) Ten aanzien van de vraag of de onderhavige uitingen vallen onder de reikwijdte van artikel 11.7 lid 3 Telecommunicatiewet, welke wet een ruimer toepassingsgebied heeft dan de Code e-mail, oordeelt de Commissie als volgt. Ingevolge deze bepaling mag, voor zover hier van belang, een ieder die elektronische contactgegevens voor elektronische berichten heeft verkregen in het kader van de verkoop van zijn product of dienst, deze gegevens gebruiken voor het overbrengen van communicatie voor commerciële doeleinden met betrekking tot eigen gelijksoortige producten of diensten, mits bij de verkrijging van de contactgegevens aan de klant duidelijk en uitdrukkelijk de gelegenheid is geboden om kosteloos en op gemakkelijke wijze verzet aan te tekenen tegen het gebruik van die elektronische contactgegevens. Adverteerder brengt echter niet zelf de hier bedoelde communicatie over, waardoor deze bepaling niet op haar van toepassing is.

8) Evenmin is sprake van het verkrijgen van elektronische contactgegevens van de klant en het verwerken daarvan door adverteerder. Adverteerder beschikt immers niet over dergelijke gegevens. Artikel 41 tweede lid Wet bescherming persoonsgegevens is derhalve evenmin op adverteerder van toepassing. Naar het oordeel van de Commissie is er ook geen andere wettelijke bepaling of regeling te vinden op grond waarvan adverteerder bij advertenties die als Gmail Sponsored Promotion onder het tabblad ‘verschijnen een zelfstandige, direct uit de wet voortvloeiende verplichting heeft om het mogelijk te maken dat klager specifiek reclame-uitingen van haar definitief kan blokkeren.

9) Op grond van het voorgaande treft de klacht geen doel. Derhalve wordt beslist als volgt.