RB

Producten  

RB 2445

Verplichte slogan bij reclame voor cosmetische ingrepen

Rijksoverheid.nl: 'Kijk uit. Jezelf mooier maken kan lelijk uitpakken. Een geslaagde ingreep begint bij een goede arts.' Deze slogan zullen de cosmetisch artsen vanaf deze zomer gebruiken in reclame uitingen voor cosmetische ingrepen. Dat maakt minister Edith Schippers (Volksgezondheid) vandaag bekend in haar brief over maatregelen in de cosmetische sector. De slogan staat in de nieuwe reclame code van de Nederlandse Stichting voor de Esthetische Geneeskunde (NSEG), die tot stand is gekomen met subsidie van Schippers.

Maatregelen cosmetische sector
Schippers komt daarnaast met meer maatregelen om de veiligheid van mensen die cosmetische ingrepen ondergaan beter te beschermen. De maatregelen zien op de voorlichting aan consumenten, regels voor behandelaren en het toezicht door de overheid. Zo is de website www.rijksoverheid.nl/cosmetische-ingrepen geopend waar mensen betrouwbare informatie kunnen vinden over cosmetische ingrepen, bijvoorbeeld waar je op moet letten als je je veilig wilt laten behandelen.

Bescherming via wetgeving
Ook wordt de wet zo aangescherpt dat duidelijk is dat schoonheidsspecialisten niet mogen injecteren. Daarnaast mogen risicovolle laserbehandelingen alleen nog gegeven worden door bijvoorbeeld bevoegde artsen of huidtherapeuten. Met deze wijzigingen krijgt de Inspectie voor de Gezondheidszorg meer mogelijkheden om toezicht te houden op de cosmetische sector.

RB 2444

Voor telemarketingboete is een verbinding tot stand brengen noodzakelijk

CBb 14 juli 2015, RB 2444; ECLI:NL:CBB:2015:197 (Loterijen tegen ACM)
Boete i.v.m. telemarketing voor het overbrengen van communicatie via de telefoon, ook als deze ongevraagd is (inschrijving in bel-me-niet-register), is in ieder geval noodzakelijk dat een verbinding tot stand wordt gebracht. Naar het oordeel van het College betekent dit, dat ACM, bij gebreke van het directe bewijs van de communicatie zelf, tenminste dient aan te tonen dat het gebruik van de contactgegevens er toe heeft geleid dat een verbinding tot stand is gebracht. Ook ten aanzien van de boete op grond van artikel 11.7, twaalfde lid van de Tw (oud), geldt dat ACM (onder meer) dient aan te tonen dat het gebruik van de contactgegevens ertoe heeft geleid dat er een verbinding tot stand is gebracht.

Zoals het College heeft geoordeeld in haar uitspraak van 10 juli 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:245), hoeft het recht van verzet immers alleen te worden aangeboden indien het gebruik van de contactgegevens ertoe leidt dat een verbinding met de abonnee tot stand wordt gebracht en met deze wordt gecommuniceerd. Het College kan uit de in de procedure overgelegde stukken en databestanden niet het bewijs putten dat telkens een verbinding tot stand is gebracht. Achter de telefoonnummers die in de databestanden zijn opgenomen zijn soms data en tijdstippen opgegeven. Echter, en anders dan ACM betoogt, ontbreken resultaatscodes, resultaatformulieren of andere gegevens – zoals de gespreksduur – waaruit kan worden geconcludeerd dat een verbinding tot stand is gebracht. De enkele, algemene bevestiging door de loterijen dat de telefoonnummers in de belbestanden zijn gebruikt, is ontoereikend als bewijs dat met dat gebruik een verbinding tot stand is gebracht. ACM heeft zodoende niet aangetoond dat de loterijen communicatie hebben overgebracht.

Op andere blogs:
Dirkzwager

RB 2442

Bayer moet vergelijkende NOAC-notitie rectificeren

CGR 16 juni 2015, LS&R 1148; K15.002 (Boehringer Ingelheim tegen Bayer)
Klacht gegrond. Vergelijkende reclame. BI brengt het geneesmiddel Pradaxa. Bayer brengt het geneesmiddel Xarelto (werkzame stof: rivaroxaban) in Nederland op de markt. Pradaxa en Xarelto behoren beide tot de nieuwe orale anticoagulantia (NOAC’s) en zijn rechtstreeks met elkaar concurrerende UR-geneesmiddelen. Bayer dient haar uiting die begin 2015 onder cardiologen is verspreid met de titel “Het dabigatran debacle” (“Notitie”) te rectificeren: Hierin wordt onder meer een vergelijking gemaakt met rivaroxaban en worden beschuldigingen geuit jegens Boehringer Ingelheim samengevat inhoudende dat zij willens en wetens informatie uit klinisch onderzoek zou hebben achtergehouden voor de registratieautoriteiten waaruit zou blijken dat dabigatran een hoger risico geeft op bloedingen dan met monitoring het geval zou kunnen zijn, althans dat Boehringer Ingelheim deze informatie grotendeels zou hebben gebagatelliseerd.

De Codecommissie van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame heeft in een uitspraak van 16 juni 2015 (K15.002) geoordeeld dat de Notitie als (vergelijkende)reclame moet worden beschouwd en dat:
 de inhoud van de Notitie niet accuraat, waarheidsgetrouw en in zijn onderdelen juist en controleerbaar is en dat de daarin gemaakte vergelijking van de onderhavige middelen niet wetenschappelijk aantoonbaar juist en dus misleidend is;
 in de Notitie niet de omzichtigheid wordt betracht die ten opzichte branchegenoten geboden is, de Notitie niet voldoet aan de geldende normen van goede smaak en fatsoen, de Notitie afbreuk doet aan de reputatie van de farmaceutische industrie en haar producten, de Notitie onnodig afbreuk aan de waarde van dabigatran en dat Boehringer Ingelheim in de Notitie onnodig in diskrediet wordt gebracht;
 er sprake is van een ernstige schending van de bepalingen van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
RB 2437

Reclameverbod met nationale uitzondering voor door apothekergeproduceerde wierookcapsules

Prejudiciële vraag HvJ EU 16 april 2015, RB 2437; zaak C-276/15 (Hecht-Pharma tegen Hohenzollern Apotheke)
Geneesmiddel. Voedingssupplement. Verzoekster verkoopt in DUI wierookcapsules als voedingssupplement. Verweerster (Hohenzollern Apotheke, eigenaar Winfried Ertelt) produceert en verkoopt wierookcapsules (onder een andere naam) als geneesmiddel zonder te beschikken over een vergunning voor het in de handel brengen ervan. Hij heeft reclame voor het product gemaakt in een brochure. Verzoekster stelt dat dit in strijd is met het verbod op reclame voor niet toegelaten geneesmiddelen en vordert dat verweerster wordt veroordeeld tot het staken van de verkoop. Verweerster stelt echter dat het reclameverbod hier niet van toepassing omdat dit verbod gekoppeld zou zijn aan de vergunningplicht van het betreffende product. Voor wierookcapsules is geen vergunning nodig. De rechter wijst de vordering af en ook in hoger beroep wordt het verzoek niet gehonoreerd. De rechter is het met verweerster eens dat, zoals ook uit de DUI regelgeving duidelijk zou blijken, het reclameverbod hier niet van toepassing is. De zaak ligt nu voor in Revision bij de verwijzende rechter.

De verwijzende DUI rechter (Bundesgerichtshof) zal eerst de vraag moeten beantwoorden of voor het geneesmiddel al dan niet een vergunning in de zin van de geneesmiddelenwetgeving vereist is. Hij gaat ervan uit dat de capsules voldoen aan de wettelijke voorwaarden voor een geneesmiddel. Hij wijst verzoeksters betoog af dat Unierechtconforme uitleg van de regelgeving gebiedt het reclameverbod uit te breiden tot alle geneesmiddelen waarvoor door de overheid geen vergunning is afgegeven. Hij moet echter wel rekening houden met RL 2001/83 waarmee het gebied van geneesmiddelenreclame volledig is geharmoniseerd. In casu is onbetwist dat verweerder de wierookcapsules in overeenstemming met de DUI regelgeving produceert. Het betreft een geneesmiddel dat frequent door (tand-)artsen wordt voorgeschreven en dat in de apotheek op voorraad wordt klaargemaakt (zogenaamd ‘Defekturarzeneimittel’ . Aangezien geen sprake is van uitdrukkelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van RL 2001/83 moet getoetst worden aan artikel 3, punten 1 en 2 of de DUI regelgeving verenigbaar is met de RL. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:

1. Staat artikel 3, punten 1 en 2, van richtlijn 2001/83/EG in de weg aan een nationale bepaling zoals § 21, lid 2, punt 1, van het Gesetz über den Verkehr mit Arzneimitteln (Duitse wet op de handel in geneesmiddelen; hierna: „AMG”), volgens welke voor een geneesmiddel geen vergunning is vereist wanneer sprake is van een voor gebruik bij de mens bestemd geneesmiddel dat, daar het naar vaststaat frequent door artsen en tandartsen wordt voorgeschreven, wat de wezenlijke stappen van de bereiding betreft, en tot een hoeveelheid van wel honderd verkoopklare verpakkingen per dag, in een apotheek wordt bereid in het kader van de normale exploitatie van de apotheek en dat bestemd is om te worden verstrekt in het kader van de bestaande
exploitatievergunning van de apotheek?
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
2. Geldt dat ook wanneer een nationale bepaling zoals § 21, lid 2, punt 1, AMG aldus wordt uitgelegd dat voor een geneesmiddel geen vergunning is vereist wanneer sprake is van een voor gebruik bij de mens bestemd geneesmiddel dat, daar het naar vaststaat frequent door artsen en tandartsen wordt voorgeschreven, wat de wezenlijke stappen van de bereiding betreft, en tot een hoeveelheid van wel honderd verkoopklare verpakkingen per dag, in een apotheek wordt bereid in het kader van de normale exploitatie van de apotheek en dat bestemd is om te worden verstrekt in het kader van de bestaande exploitatievergunning van de apotheek, mits het geneesmiddel op medisch recept, dat niet noodzakelijkerwijs reeds vóór de bereiding hoeft te worden overgelegd, telkens voor een bepaalde patiënt wordt verstrekt dan wel in de apotheek overeenkomstig de aanwijzingen van de farmacopee wordt bereid en voor rechtstreekse verstrekking aan patiënten is bestemd?
RB 2434

Prijsindexering is geen wijzing in voorwaarden uit universeledienstenrichtlijn, mits...

Conclusie AG HvJ EU 9 juli 2015, RB 2434; C-326/14; ECLI:EU:C:2015:462 (Verein für Konsumenteninformation)
Richtlijn 2002/22 – Gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten – Recht van abonnees om hun contract zonder boete op te zeggen – Recht van buitengewone opzegging – Prijswijzigingen uit hoofde van contractuele voorwaarden – Koppeling van prijzen aan een consumentenprijsindex – Verband met richtlijn 93/13/EEG.

Conclusie AG: Een prijswijziging als gevolg van de toepassing van een beding van prijsindexering is geen wijziging in de voorwaarden in de zin van artikel 20, lid 2, van de Universeledienstrichtlijn, mits de uitdrukking van de tegenprestatie ten laste van de abonnee als een ‚geïndexeerde prijs’ een voldoende mate van voorzienbaarheid, transparantie en rechtszekerheid biedt om te kunnen vaststellen dat de contractuele rechtspositie van de abonnee niet wordt gewijzigd. Het is aan de nationale rechter om hierover te oordelen, in het licht van de inhoud van de betrokken bedingen en de specifieke kenmerken van de overeenkomsten waarvan deze bedingen deel uitmaken.

Gestelde vraag: Is het in artikel 20, lid 2, van de Universeledienstrichtlijn voor abonnees bepaalde recht om de overeenkomst zonder boete op te zeggen ‚wanneer zij op de hoogte worden gesteld van wijzigingen in de [contractuele] voorwaarden’, ook van toepassing op het geval dat een aanpassing van de prijzen voortvloeit uit contractuele voorwaarden waarin reeds bij de sluiting van de overeenkomst is vastgelegd dat een aanpassing van de prijzen (verhoging/verlaging) in de toekomst zal plaatsvinden overeenkomstig de veranderingen van een objectief indexcijfer van de consumptieprijzen, dat de waardeontwikkeling van het geld weerspiegelt?
RB 2433

Kosten reparatie defecte producten niet altijd voor consument

CBb 8 juli 2015, RB 2433; ECLI:NL:CBB:2015:194 (BCC reparatie defecte producten)
Misleidende handelspraktijk. Bijkoopgaranties. Het College acht bewezen dat winkelketen BCC een bestendige praktijk had om bij consumenten de indruk te wekken dat na het verstrijken van de fabrieksgarantietermijn altijd kosten moeten worden betaald in verband met de reparatie van een defect product. Die informatie is niet in alle gevallen juist, aangezien uit de bepalingen in het BW omtrent de consumentenkoop voortvloeit dat de koper recht heeft op kosteloos herstel of vervanging ingeval van non-conformiteit van het product. Het sanctiebesluit [bezwaaradviescommissie ACM, besluit op bezwaar ACM, Rechtbank Rotterdam] is niet in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur. Boete €90.000 passend.

14.2. Het College is met ACM van oordeel dat de overtreding geheel aan [onderneming] te verwijten valt, nu van haar als professionele onderneming en gelet op de aard van de door haar verhandelde producten mag worden verwacht dat zij in voldoende mate kennis heeft van consumentenrecht, in het bijzonder de bepalingen over garantie en non-conformiteit, teneinde haar verplichting na te komen de consument niet onjuist en niet (potentieel) misleidend te informeren omtrent diens rechten. Het College is eveneens met ACM van oordeel dat de overtreding ernstig is, omdat, mede gelet op de duur ervan, een substantieel aantal consumenten op het verkeerde been is gezet over hun wettelijke rechten en zij daardoor nadelige gevolgen ondervonden of konden ondervinden. Voorts heeft ACM voldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat [onderneming] per 1 november 2009 is gestopt met het verkopen van bijkoopgaranties, door het boetebedrag van € 100.000,- dat zij in beginsel voor overtreding van artikel 8.8 van de Whc in verbinding met artikel 6:193, eerste lid, onder g, van het BW passend acht, met 10% te matigen. Voorts valt niet in te zien dat ACM blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door als uitgangspunt te nemen dat de hoogte van de boete zodanig moet zijn dat deze de overtreder weerhoudt van nieuwe overtredingen (speciale preventie) en ook in algemene termen ten aanzien van andere potentiële overtreders een afschrikkende werking heeft (generale preventie).
Gelet op het voorgaande onderschrijft het College het oordeel van de rechtbank dat de hoogte van de boete ad € 90.000,- passend en geboden is.
15.    Het College komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat bestreden besluit 1 stand kan houden.
RB 2428

Uiting Gentiaan Violet bevat medische claims

RCC 4 juni 2015, RB 2428; dossiernr. 2015/00278 (Gentiaan Violet)
Aanbeveling (Gedeeltelijk). Medische claims. Artikel 2 NRC en 4 CPG. Het betreft een uiting op www.borstvoeding.com. Daarin staat onder de aanhef:“Gentiaan Violet door Stefan Kleintjes”, waar er sprake is van reclame inhoudende medische claims voor producten met Gentiaan Violet van Eurolac. Mede doordat een link is opgenomen naar de webwinkel van Eurolac is de uiting aan te merken als reclame voor producten met Gentiaan Violet van Eurolac.

“Een beetje ouderwets middel volgens sommigen, maar het is effectief en goedkoop. Effectiever dan schimmelwerende middelen” en:

“Gentiaan Violet is een paarse inkt, een effectief middel ter bestrijding van schimmels en bacteriën die huidinfecties veroorzaken, bijvoorbeeld spruw in de mond van de baby, op tepels en tepelhoven, vaginale schimmelinfecties en kalknagels of infecties met stafylokokken op beschadigde en broeierige huid”.

Door de hierboven aangehaalde teksten wordt Gentiaan Violet gepresenteerd als geschikt voor: het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek of wond bij de mens als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Nu het -zoals de Keuringsraad KOAG/KAG heeft meegedeeld- gaat om een product dat niet is geregistreerd als geneesmiddel is de uiting in strijd met artikel 84 lid 2 Geneesmiddelenwet en met het op deze wetsbepaling gebaseerde artikel 4 CPG. Artikel 4 CPG luidt:

“Het is verboden reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor de wettelijk vereiste handelsvergunning niet is afgegeven”.

Klaagster heeft zich ook beroepen op de artikelen 11, 13, 14 en 15 CPG. Deze (op de Geneesmiddelenwet gebaseerde) artikelen hebben betrekking op reclame voor een geneesmiddel waarvoor de wettelijk vereiste handelsvergunning wel is afgegeven en waarvoor op zichzelf genomen reclame mag worden gemaakt. Nu daarvan geen sprake is, acht de Commissie deze bepalingen in dit geval niet van toepassing, zodat de klacht op dit punt faalt.
RB 2427

Aanprijzing 'De nummer 1' is toegestane grootspraak

CvB RCC 30 juni 2015, RB 2427, dossiernr. 2015/00304 (nr. 1 gebruikte trapliften)
Abstracte aanprijzing. Het beroep is uitsluitend gericht tegen hetgeen de Commissie in haar beslissing heeft overwogen met betrekking tot de mededeling in de bestreden uiting: “Dé nummer 1 in gebruikte trapliften!”. De uiting ‘dé nummer 1’ dient door de inkleding en inhoud ervan te worden beschouwd als toelaatbare reclameoverdrijving (‘puffery’). Het betreft een ongespecificeerde slogan die niet invult waarin [naam adverteerder] nummer één is en die daarom heeft te gelden als in reclame gebruikelijke overdrijving. (...) Het is een abstracte aanprijzing. Als de gemiddelde consument de uiting wel als een superioriteitsclaim opvat, betreft het een ongespecificeerde superioriteitsclaim.

3. Blijkens het voorgaande wordt in de bestreden uiting de zin ‘dé nummer 1 in gebruikte trapliften!’ niet gespecificeerd of toegelicht op een wijze die suggereert dat [naam adverteerder] in het kader van een vergelijking met concurrenten en op basis van feitelijke, meetbare elementen zichzelf ‘dé nummer 1 in gebruikte trapliften!’ zou mogen noemen. Evenmin wordt verwezen naar concurrenten en/of marktposities. Ook in de verdere context van de uiting valt niet te lezen dat de zin is bedoeld om een bepaalde, op feiten gebaseerde rangschikking tot uitdrukking te brengen met betrekking tot leveranciers van gebruikte trapliften. Het betreft naar het oordeel van het College slechts een losse, op zichzelf staande mededeling die het karakter heeft van een kernachtige leus. De uiting noopt op grond van het voorgaande niet tot de uitleg dat het om een feitelijke superioriteitsclaim gaat. De gemiddelde consument zal, naar het oordeel van het College, de zin ook niet zo opvatten, maar deze beschouwen als een algemene slogan waarbij sprake is van overdrijving met een subjectief karakter. Dat de uiting niet letterlijk is bedoeld en sprake is van overdrijving, blijkt in het bijzonder uit het ontbreken van enige specificatie in combinatie met het gebruik van een geaccentueerd woord (‘dé’), respectievelijk een woord dat een kampioenspositie lijkt uit te drukken (‘nummer 1’) en het uitroepteken aan het einde van de zin dat de kernachtige leus benadrukt maar verder geen functie lijkt te hebben.
4. Gelet op deze herkenbare overdrijving zal de gemiddelde consument, naar het oordeel van het College, de bewuste zin aldus uitleggen dat [naam adverteerder] zélf van mening is dat zij toonaangevend is op het gebied van gebruikte trapliften, hetgeen zij op overdreven wijze verwoordt door zichzelf ‘dé nummer 1’ op dit gebied te noemen. Een dergelijke wijze van aanprijzen beschouwt het College als toegestane grootspraak, ofwel (in de woorden van de Leidraad voor de ten uitvoerlegging/toepassing van Richtlijn 2005/29/ EG betreffende oneerlijke handelspraktijken:) een subjectieve of overdreven verklaring over de kwaliteiten van een bepaald product die niet letterlijk dient te worden genomen.

Op andere blogs:
Dirkzwager

RB 2426

Geheel gelijk aan PowerWifi is misleidende en ongeoorloofde vergelijking

Rechtbank Gelderland 24 juni 2015, RB 2426 (DP Products tegen Magro)
Uitspraak ingezonden door Gert Jan van de Kamp, Park Legal. Eerder als IEF 15076 op IE-Forum.nl. Auteursrecht. Merkenrecht. Reclamerecht. DP verkoopt onder meer wifi antennes onder de (merk)naam PowerWifi. De Groot/Magro verkoopt deze ook en vermeld dat zijn CT-1024 geheel gelijk is aan de PowerWifi, waarvoor hij een beeldmerk heeft ingeschreven, een woordmerk is te beschrijvend gebleken. Inbreuk op auteursrecht op handleidingen; de teksten, afbeeldingen, foto en screenshots in de handleidingen voor de antenne en de antenne in combinatie met de router is nagenoeg geheel overgenomen van DP Products. De mededeling "CT-1024 is geheel gelijk aan de PowerWifi of TurboWifi-antenne" is misleidend en een ongeoorloofde vergelijkende reclame (6:194(a) BW). Ex 2.20 lid 1 sub b BVIE wordt er nodeloos verwarring gewekt door op bol.com gebruik te maken van het EAN-nummer dat is toegekend aan de antenne van DP Products en waardoor de advertentie van DP Products is vervangen door die van De Groot.
Lees verder

RB 2420

Slim Patch Geen wetenschappelijk bewijs afslankende werking ACAI bessen

Voorz. RCC 2 juni 2015, RB 2420; dossiernr. 2015/00299 (Slim Patch)
Toewijzing. Gezondheid. Misleidende voornaamste kenmerken product. De bestreden uiting Het betreft de website www.slimpatchproacai.nl voor zover hierop staat: “De Power Slim Patch is nieuw op het gebied van afslanken de laatste jaren." Klaagster stelt dat het twijfelachtig is of het sap van een handvol bessen via een pleister in het lichaam kan worden opgenomen. Aangenomen dat dit lukt, dan is er het probleem dat acai bessen niet afslankend werken. Blijkens een bij de klacht overgelegd artikel uit Wikipedia leveren de bessen 42% van het voedsel van Caboclo bewoners in het Amazonegebied van Brazilië. Het is een levensmiddel maar geen afslankmiddel. In PubMed is geen wetenschappelijk artikel te vinden over de werking van Slim Patch Pro Acai. Kennelijk zijn er geen wetenschappelijke artikelen over dit product verschenen en bestaat er geen bewijs omtrent de afslankende werking ervan.

2) Aan dit oordeel kan niet afdoen dat men niet direct via de bestreden website een bestelling voor het aangeprezen product kon plaatsen. Ook zonder bestelmechanisme kan een uiting immers als reclame-uiting worden gekwalificeerd. Dat inmiddels op de website staat dat verweerder is “gestopt met het voeren van dit product”, staat evenmin in de weg aan het oordeel dat sprake is van reclame. Voor dit oordeel is niet vereist dat de aanprijzing betrekking heeft op een product dat nog steeds door de verweerder op de markt wordt gebracht. De voorzitter heeft overigens geconstateerd dat het product wel door anderen nog steeds op de markt wordt gebracht.

3) Klaagster heeft gemotiveerd bestreden dat het product Slim Patch Pro Acai de daaraan in uiting toegeschreven werking heeft. Vervolgens heeft verweerder de juistheid van de gestelde werking niet aannemelijk gemaakt. Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 NRC onder b. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.