RB

Producten  

RB 2449

Metingen bodyscan niet onderbouwd

RCC 6 juli 2015, RB 2449; dossiernr. 2015/00591 (Broeders / Vitalec Global)
Claims zonder wetenschappelijk onderbouwing "meten is weten". Het betreft een advertentie in “dé Weekkrant” “Het Kanton” van 6 mei 2015. Daarin staat onder de aanhef: “Meten is weten! Doe nu een bodyscan” onder meer: “Wat doet Vitalec Global Diagnostics? (...) “Binnen 8 minuten voert het apparaat een nauwkeurige meting van meer dan 550 verschillende lichaamsfuncties uit”. De klacht: Het gaat om reclame voor een meetmethode waarvoor elke wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt. Er worden claims gehanteerd die niet kunnen worden waargemaakt, zoals bijvoorbeeld “duidelijk beeld van (…) uw gezondheid”. “Gezondheid” kan niet worden uitgedrukt in getalletjes of grafiekjes. De “uitvoerders” begeven zich op het terrein van diagnosestelling en behandeling, wat is voor behouden aan personen die BIG-geregistreerd zijn.

Argeloze consumenten worden op kosten gejaagd, hen worden niet bestaande aandoeningen aangepraat en het risico bestaat dat men reguliere gezondheidszorg mijdt omdat de uitslag van de bodyscan goed zou zijn.

De “uitvoerders” appelleren aan de onbewuste angst voor sluimerende ziektes en liften mee op de hausse van zelfdiagnostiek en preventief onderzoek. Consumenten worden misleid.

Commissie:

De Commissie vat de klacht op in die zin dat klager bestrijdt dat de bodyscan van Vitalec Global Diagnostics de werking heeft die daaraan in de advertentie wordt toegeschreven. Gelet op de in de klacht aangehaalde tekstgedeelten gaat de Commissie ervan uit dat klager met name bezwaar maakt tegen de mededelingen “Hierdoor zijn in een vroeg stadium verstoringen in het lichaam te signaleren voordat er lichamelijke klachten optreden. Door deze metingen krijgt u een duidelijk beeld van hoe het is gesteld met uw gezondheid”.

Het lag op de weg van adverteerder om de juistheid van de in de uiting gestelde werking van het onderhavige meetsysteem aannemelijk te maken. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet geslaagd. Adverteerder heeft gesteld dat de Vitalec Global Diagnostics “een officieel erkend medisch scanapparaat” is dat “door meerdere artsen en therapeuten in en buiten Nederland wordt gebruikt”. Adverteerder heeft deze stelling echter niet onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van desbetreffende gegevens aan de Commissie. Ook adverteerders stelling dat het afgelopen jaar vele klanten een bodyscan hebben laten uitvoeren en dat dit tot overwegend (hele) positieve reacties heeft geleid, maakt niet dat aannemelijk is geworden dat het bewuste  meetsysteem de werking heeft die daaraan in de advertentie wordt toegeschreven.

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie omtrent de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2448

Verdubbeldagen alleen (onvermeld) voor nieuwe klanten

RCC 6 juli 2015, RB 2448; dossiernr. 2015/00645 (Simpel verdubbeldagen)
Ontbreken essentiële informatie. Het betreft een televisiecommercial waarin in woord en beeld het volgende - voor zover hier van belang - wordt meegedeeld: De verdubbeldagen van Simpel. Nú tijdelijk met dubbel zo veel belminuten (50 100), dubbel zo veel MB’s (500 1000) en onbeperkt sms’en voor maar € 9,50. Bestel snel op simpel.nl. De verdubbeldagen blijken niet te gelden voor bestaande abonnementen.

Commissie: Als erkend is komen vast te staan dat de ‘Verdubbeldagen’, waarbij tijdelijk het dubbele aantal belminuten en MB’s en onbeperkt sms’en voor € 9,50 wordt aangeboden, alleen gelden indien bij Simpel een nieuw abonnement voor 2 jaar wordt afgesloten of een bestaand abonnement bij Simpel na afloop van de contractperiode voor de duur van 2 jaar wordt verlengd.

Voor bestaande klanten van Simpel van wie de abonnementsperiode nog niet is afgelopen, is het dus niet mogelijk om van de actie gebruik te maken. Naar het oordeel van de Commissie is dit een belangrijke beperking van het aanbod, waarop de gemiddelde consument niet bedacht hoeft te zijn en waarop hij daarom in de uiting attent moet worden gemaakt. Dat wordt in het onderhavige geval niet gedaan. De commercial bevat geen (verwijzing naar een) voorbehoud voor geldigheid van de actie. De website simpel.nl, waarop de actievoorwaarden kennelijk zijn vermeld, wordt in de uiting slechts genoemd in het kader van het bestellen van de ‘Verdubbeldagen’.

Gelet op het voorgaande is in de televisiecommercial sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de commercial misleidend als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2447

'Too early to drink wine' op Facebook van eetcafé

Vz. RCC 8 juli 2015, RB 2447; dossiernr. 2015/00547 (Verslavingsrisico als grap op Facebook)
Toewijzing. Alcohol. Het betreft een “post” die is gedeeld op het Facebook account van het door adverteerder geëxploiteerde eetcafé. In de uiting is een foto van de hoofdrolspelers van de serie “Absolutely fabulous” te zien en de tekst: “If anyone tells you it’s too early to drink wine….unfriend them. You don’t need that kind of negativity in your life!”. Klacht: De uiting zet aan tot risicovol gedrag als bedoeld in artikel 14 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RVA) 2014, immers moedigt aan al vroeg op de dag te gaan drinken.

Eindbeslissing:
1)  In de tussenbeslissing is overwogen dat in de uiting enige nuance dient te worden aangebracht voor zover deze ook minderjarigen bereikt. In dat verband heeft de voorzitter gewezen op de in artikel 33 lid 2 RVA 2014 voorgeschreven educatieve slogan “Geen 18, geen alcohol”, welke slogan gebruikt kan worden in combinatie met “Geniet, maar drink met mate”. Dit artikel is ingevolge artikel 24 lid 2 RVA 2014 ook van toepassing bij reclame die is bedoeld voor verspreiding via internet, waartoe gedeelde posts via het Facebook account van een adverteerder kunnen worden gerekend.

2)  Uit het feit dat adverteerder geen gebruik heeft gemaakt om te reageren op de tussenbeslissing, leidt de voorzitter af dat adverteerder niet in staat is te weerleggen dat de uiting niet voldoet aan artikel 24 lid 2 RVA 2014 in verbinding met artikel 33 lid 2 RVA 2014. Op grond hiervan het voorgaande wordt beslist als volgt.

De eindbeslissing van de voorzitter 

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 24 lid 2 RVA 2014 in verbinding met artikel 33 lid 2 RVA 2014. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2446

Donkere Basterdsuiker, zonder de vereiste verificatie als GTS

RCC 7 juli 2015, RB 2446 (Donkere Basterdsuiker)
Strijd met de wet. Het betreft de benaming “Donkere Basterdsuiker” op de verpakking van een suikerproduct van adverteerder. Basterdsuiker is een gegarandeerde traditionele specialiteit. Tate & Lyle "donkere basterdsuiker" niet toegestaan volgens art.13.2 EG Verordening jo. uitvoeringsverordening 1104/2013.

Klacht: Klager stelt dat adverteerder, wiens product wordt aangeboden in de Nederlandse supermarkt, de benaming “Donkere Basterdsuiker” niet mag hanteren. “Basterdsuiker” is op 6 november 2013 als benaming ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (GTS), waarbij ‘Traditioneel’ staat voor onveranderd en aantoonbaar gebruik op de EU-markt voor een periode van minimaal 30 jaar. Dit houdt in dat vanaf die datum deze benaming volgens de Verordening (EG) nr. 509/2006 (hierna: de Verordening) niet langer mag worden gebruikt indien niet aan het productdossier is voldaan. Uit een analyse van het product van adverteerder, uitgevoerd door het Cosun Food Technology Centre (CFTC), blijkt dat niet is voldaan aan twee belangrijke kenmerken voor donkere basterd suiker zoals vastgelegd in dit in 2013 registreerde productdossier, te weten:
1. de korrelgrootte: Deze is te fijn. Op grond van artikel 3.5 is de norm 0,5-0,9 mm terwijl de korrelgrootte bij adverteerder 0,4 mm is; en
2. het gehalte invertsuiker: Dit gehalte is te hoog. Op grond van artikel 3.9 is de norm 1.0-3.0% en in het product van adverteerder is dit gehalte 4.1%.

Daarnaast dient op basis van het productdossier (artikel 3.6) suikerstroop en karamel te worden toegevoegd aan donkere basterdsuiker. Op de verpakking van het product ontbreekt een ingrediëntendeclaratie waaruit deze toevoeging blijkt, waardoor onduidelijk is of deze stropen wel zijn toegevoegd. Op grond van het bovenstaande is de gehanteerde benaming volgens artikel 13, lid 2 van EG Verordening 509/2006, zo stelt klager, niet toegestaan.

Eindbeslissing

1. Naar aanleiding van het gemotiveerder bezwaar van klager tegen de benaming “donkere basterdsuiker” op de verpakking van het betreffende suikerproduct van adverteerder, heeft de Commissie in de tussenbeslissing overwogen dat, naar haar voorlopig oordeel, artikel 37 van de Verordening (EU) Nr. 1151/2012 van 21 november 2012 (hierna: de Verordening) bepaalt dat alvorens een uit de Europese Unie afkomstig product onder een als beschermde gegarandeerde traditionele specialiteit geregistreerde naam op de markt wordt gebracht, zoals “donkere basterdsuiker”, geverifieerd dient te worden of het product in overeenstemming is met het productdossier. Deze verificatie wordt verricht door:
a) één of meer van de bevoegde autoriteiten zoals bedoeld in artikel 36 van de Verordening, en/of
b) één of meer van de controleorganen in de zin van artikel 2, punt 5) van Verordening (EG) nr. 882/2004, die optreden als orgaan voor productcertificering.

Nu voornoemde verificatie plaats dient te vinden voorafgaand aan het op de markt brengen van het product, is het aan adverteerder om zorg te dragen voor genoemde verificatie conform de Verordening. Adverteerder bleek hiervan niet op de hoogte en is een periode van twee maanden gegund om deze verificatieprocedure te doorlopen en de Commissie van de uitkomst van deze procedure op de hoogte te stellen, alvorens een beslissing zou worden genomen op de klacht van klager. Immers, op deze wijze zou middels verificatie door de daartoe bevoegde autoriteit duidelijkheid worden verkregen over de vraag of het product van adverteerder voldoet aan de daaraan op grond van vorenbedoelde regelgeving te stellen vereisten.
(...)
3. Gelet op het vorenstaande is niet gebleken dat adverteerder voor het betrokken suikerproduct over de vereiste verificatie beschikt om de als beschermde gegarandeerde traditionele specialiteit geregistreerde benaming “donkere basterdsuiker” te hanteren. Nu de uiting aldus niet voldoet aan de in de Verordening gestelde eisen is deze hierdoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

RB 2445

Verplichte slogan bij reclame voor cosmetische ingrepen

Rijksoverheid.nl: 'Kijk uit. Jezelf mooier maken kan lelijk uitpakken. Een geslaagde ingreep begint bij een goede arts.' Deze slogan zullen de cosmetisch artsen vanaf deze zomer gebruiken in reclame uitingen voor cosmetische ingrepen. Dat maakt minister Edith Schippers (Volksgezondheid) vandaag bekend in haar brief over maatregelen in de cosmetische sector. De slogan staat in de nieuwe reclame code van de Nederlandse Stichting voor de Esthetische Geneeskunde (NSEG), die tot stand is gekomen met subsidie van Schippers.

Maatregelen cosmetische sector
Schippers komt daarnaast met meer maatregelen om de veiligheid van mensen die cosmetische ingrepen ondergaan beter te beschermen. De maatregelen zien op de voorlichting aan consumenten, regels voor behandelaren en het toezicht door de overheid. Zo is de website www.rijksoverheid.nl/cosmetische-ingrepen geopend waar mensen betrouwbare informatie kunnen vinden over cosmetische ingrepen, bijvoorbeeld waar je op moet letten als je je veilig wilt laten behandelen.

Bescherming via wetgeving
Ook wordt de wet zo aangescherpt dat duidelijk is dat schoonheidsspecialisten niet mogen injecteren. Daarnaast mogen risicovolle laserbehandelingen alleen nog gegeven worden door bijvoorbeeld bevoegde artsen of huidtherapeuten. Met deze wijzigingen krijgt de Inspectie voor de Gezondheidszorg meer mogelijkheden om toezicht te houden op de cosmetische sector.

RB 2444

Voor telemarketingboete is een verbinding tot stand brengen noodzakelijk

CBb 14 juli 2015, RB 2444; ECLI:NL:CBB:2015:197 (Loterijen tegen ACM)
Boete i.v.m. telemarketing voor het overbrengen van communicatie via de telefoon, ook als deze ongevraagd is (inschrijving in bel-me-niet-register), is in ieder geval noodzakelijk dat een verbinding tot stand wordt gebracht. Naar het oordeel van het College betekent dit, dat ACM, bij gebreke van het directe bewijs van de communicatie zelf, tenminste dient aan te tonen dat het gebruik van de contactgegevens er toe heeft geleid dat een verbinding tot stand is gebracht. Ook ten aanzien van de boete op grond van artikel 11.7, twaalfde lid van de Tw (oud), geldt dat ACM (onder meer) dient aan te tonen dat het gebruik van de contactgegevens ertoe heeft geleid dat er een verbinding tot stand is gebracht.

Zoals het College heeft geoordeeld in haar uitspraak van 10 juli 2014 (ECLI:NL:CBB:2014:245), hoeft het recht van verzet immers alleen te worden aangeboden indien het gebruik van de contactgegevens ertoe leidt dat een verbinding met de abonnee tot stand wordt gebracht en met deze wordt gecommuniceerd. Het College kan uit de in de procedure overgelegde stukken en databestanden niet het bewijs putten dat telkens een verbinding tot stand is gebracht. Achter de telefoonnummers die in de databestanden zijn opgenomen zijn soms data en tijdstippen opgegeven. Echter, en anders dan ACM betoogt, ontbreken resultaatscodes, resultaatformulieren of andere gegevens – zoals de gespreksduur – waaruit kan worden geconcludeerd dat een verbinding tot stand is gebracht. De enkele, algemene bevestiging door de loterijen dat de telefoonnummers in de belbestanden zijn gebruikt, is ontoereikend als bewijs dat met dat gebruik een verbinding tot stand is gebracht. ACM heeft zodoende niet aangetoond dat de loterijen communicatie hebben overgebracht.

Op andere blogs:
Dirkzwager

RB 2442

Bayer moet vergelijkende NOAC-notitie rectificeren

CGR 16 juni 2015, LS&R 1148; K15.002 (Boehringer Ingelheim tegen Bayer)
Klacht gegrond. Vergelijkende reclame. BI brengt het geneesmiddel Pradaxa. Bayer brengt het geneesmiddel Xarelto (werkzame stof: rivaroxaban) in Nederland op de markt. Pradaxa en Xarelto behoren beide tot de nieuwe orale anticoagulantia (NOAC’s) en zijn rechtstreeks met elkaar concurrerende UR-geneesmiddelen. Bayer dient haar uiting die begin 2015 onder cardiologen is verspreid met de titel “Het dabigatran debacle” (“Notitie”) te rectificeren: Hierin wordt onder meer een vergelijking gemaakt met rivaroxaban en worden beschuldigingen geuit jegens Boehringer Ingelheim samengevat inhoudende dat zij willens en wetens informatie uit klinisch onderzoek zou hebben achtergehouden voor de registratieautoriteiten waaruit zou blijken dat dabigatran een hoger risico geeft op bloedingen dan met monitoring het geval zou kunnen zijn, althans dat Boehringer Ingelheim deze informatie grotendeels zou hebben gebagatelliseerd.

De Codecommissie van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame heeft in een uitspraak van 16 juni 2015 (K15.002) geoordeeld dat de Notitie als (vergelijkende)reclame moet worden beschouwd en dat:
 de inhoud van de Notitie niet accuraat, waarheidsgetrouw en in zijn onderdelen juist en controleerbaar is en dat de daarin gemaakte vergelijking van de onderhavige middelen niet wetenschappelijk aantoonbaar juist en dus misleidend is;
 in de Notitie niet de omzichtigheid wordt betracht die ten opzichte branchegenoten geboden is, de Notitie niet voldoet aan de geldende normen van goede smaak en fatsoen, de Notitie afbreuk doet aan de reputatie van de farmaceutische industrie en haar producten, de Notitie onnodig afbreuk aan de waarde van dabigatran en dat Boehringer Ingelheim in de Notitie onnodig in diskrediet wordt gebracht;
 er sprake is van een ernstige schending van de bepalingen van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
RB 2437

Reclameverbod met nationale uitzondering voor door apothekergeproduceerde wierookcapsules

Prejudiciële vraag HvJ EU 16 april 2015, RB 2437; zaak C-276/15 (Hecht-Pharma tegen Hohenzollern Apotheke)
Geneesmiddel. Voedingssupplement. Verzoekster verkoopt in DUI wierookcapsules als voedingssupplement. Verweerster (Hohenzollern Apotheke, eigenaar Winfried Ertelt) produceert en verkoopt wierookcapsules (onder een andere naam) als geneesmiddel zonder te beschikken over een vergunning voor het in de handel brengen ervan. Hij heeft reclame voor het product gemaakt in een brochure. Verzoekster stelt dat dit in strijd is met het verbod op reclame voor niet toegelaten geneesmiddelen en vordert dat verweerster wordt veroordeeld tot het staken van de verkoop. Verweerster stelt echter dat het reclameverbod hier niet van toepassing omdat dit verbod gekoppeld zou zijn aan de vergunningplicht van het betreffende product. Voor wierookcapsules is geen vergunning nodig. De rechter wijst de vordering af en ook in hoger beroep wordt het verzoek niet gehonoreerd. De rechter is het met verweerster eens dat, zoals ook uit de DUI regelgeving duidelijk zou blijken, het reclameverbod hier niet van toepassing is. De zaak ligt nu voor in Revision bij de verwijzende rechter.

De verwijzende DUI rechter (Bundesgerichtshof) zal eerst de vraag moeten beantwoorden of voor het geneesmiddel al dan niet een vergunning in de zin van de geneesmiddelenwetgeving vereist is. Hij gaat ervan uit dat de capsules voldoen aan de wettelijke voorwaarden voor een geneesmiddel. Hij wijst verzoeksters betoog af dat Unierechtconforme uitleg van de regelgeving gebiedt het reclameverbod uit te breiden tot alle geneesmiddelen waarvoor door de overheid geen vergunning is afgegeven. Hij moet echter wel rekening houden met RL 2001/83 waarmee het gebied van geneesmiddelenreclame volledig is geharmoniseerd. In casu is onbetwist dat verweerder de wierookcapsules in overeenstemming met de DUI regelgeving produceert. Het betreft een geneesmiddel dat frequent door (tand-)artsen wordt voorgeschreven en dat in de apotheek op voorraad wordt klaargemaakt (zogenaamd ‘Defekturarzeneimittel’ . Aangezien geen sprake is van uitdrukkelijke uitsluiting van de toepasselijkheid van RL 2001/83 moet getoetst worden aan artikel 3, punten 1 en 2 of de DUI regelgeving verenigbaar is met de RL. Hij legt het HvJEU de volgende vragen voor:

1. Staat artikel 3, punten 1 en 2, van richtlijn 2001/83/EG in de weg aan een nationale bepaling zoals § 21, lid 2, punt 1, van het Gesetz über den Verkehr mit Arzneimitteln (Duitse wet op de handel in geneesmiddelen; hierna: „AMG”), volgens welke voor een geneesmiddel geen vergunning is vereist wanneer sprake is van een voor gebruik bij de mens bestemd geneesmiddel dat, daar het naar vaststaat frequent door artsen en tandartsen wordt voorgeschreven, wat de wezenlijke stappen van de bereiding betreft, en tot een hoeveelheid van wel honderd verkoopklare verpakkingen per dag, in een apotheek wordt bereid in het kader van de normale exploitatie van de apotheek en dat bestemd is om te worden verstrekt in het kader van de bestaande
exploitatievergunning van de apotheek?
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
2. Geldt dat ook wanneer een nationale bepaling zoals § 21, lid 2, punt 1, AMG aldus wordt uitgelegd dat voor een geneesmiddel geen vergunning is vereist wanneer sprake is van een voor gebruik bij de mens bestemd geneesmiddel dat, daar het naar vaststaat frequent door artsen en tandartsen wordt voorgeschreven, wat de wezenlijke stappen van de bereiding betreft, en tot een hoeveelheid van wel honderd verkoopklare verpakkingen per dag, in een apotheek wordt bereid in het kader van de normale exploitatie van de apotheek en dat bestemd is om te worden verstrekt in het kader van de bestaande exploitatievergunning van de apotheek, mits het geneesmiddel op medisch recept, dat niet noodzakelijkerwijs reeds vóór de bereiding hoeft te worden overgelegd, telkens voor een bepaalde patiënt wordt verstrekt dan wel in de apotheek overeenkomstig de aanwijzingen van de farmacopee wordt bereid en voor rechtstreekse verstrekking aan patiënten is bestemd?
RB 2434

Prijsindexering is geen wijzing in voorwaarden uit universeledienstenrichtlijn, mits...

Conclusie AG HvJ EU 9 juli 2015, RB 2434; C-326/14; ECLI:EU:C:2015:462 (Verein für Konsumenteninformation)
Richtlijn 2002/22 – Gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten – Recht van abonnees om hun contract zonder boete op te zeggen – Recht van buitengewone opzegging – Prijswijzigingen uit hoofde van contractuele voorwaarden – Koppeling van prijzen aan een consumentenprijsindex – Verband met richtlijn 93/13/EEG.

Conclusie AG: Een prijswijziging als gevolg van de toepassing van een beding van prijsindexering is geen wijziging in de voorwaarden in de zin van artikel 20, lid 2, van de Universeledienstrichtlijn, mits de uitdrukking van de tegenprestatie ten laste van de abonnee als een ‚geïndexeerde prijs’ een voldoende mate van voorzienbaarheid, transparantie en rechtszekerheid biedt om te kunnen vaststellen dat de contractuele rechtspositie van de abonnee niet wordt gewijzigd. Het is aan de nationale rechter om hierover te oordelen, in het licht van de inhoud van de betrokken bedingen en de specifieke kenmerken van de overeenkomsten waarvan deze bedingen deel uitmaken.

Gestelde vraag: Is het in artikel 20, lid 2, van de Universeledienstrichtlijn voor abonnees bepaalde recht om de overeenkomst zonder boete op te zeggen ‚wanneer zij op de hoogte worden gesteld van wijzigingen in de [contractuele] voorwaarden’, ook van toepassing op het geval dat een aanpassing van de prijzen voortvloeit uit contractuele voorwaarden waarin reeds bij de sluiting van de overeenkomst is vastgelegd dat een aanpassing van de prijzen (verhoging/verlaging) in de toekomst zal plaatsvinden overeenkomstig de veranderingen van een objectief indexcijfer van de consumptieprijzen, dat de waardeontwikkeling van het geld weerspiegelt?
RB 2433

Kosten reparatie defecte producten niet altijd voor consument

CBb 8 juli 2015, RB 2433; ECLI:NL:CBB:2015:194 (BCC reparatie defecte producten)
Misleidende handelspraktijk. Bijkoopgaranties. Het College acht bewezen dat winkelketen BCC een bestendige praktijk had om bij consumenten de indruk te wekken dat na het verstrijken van de fabrieksgarantietermijn altijd kosten moeten worden betaald in verband met de reparatie van een defect product. Die informatie is niet in alle gevallen juist, aangezien uit de bepalingen in het BW omtrent de consumentenkoop voortvloeit dat de koper recht heeft op kosteloos herstel of vervanging ingeval van non-conformiteit van het product. Het sanctiebesluit [bezwaaradviescommissie ACM, besluit op bezwaar ACM, Rechtbank Rotterdam] is niet in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur. Boete €90.000 passend.

14.2. Het College is met ACM van oordeel dat de overtreding geheel aan [onderneming] te verwijten valt, nu van haar als professionele onderneming en gelet op de aard van de door haar verhandelde producten mag worden verwacht dat zij in voldoende mate kennis heeft van consumentenrecht, in het bijzonder de bepalingen over garantie en non-conformiteit, teneinde haar verplichting na te komen de consument niet onjuist en niet (potentieel) misleidend te informeren omtrent diens rechten. Het College is eveneens met ACM van oordeel dat de overtreding ernstig is, omdat, mede gelet op de duur ervan, een substantieel aantal consumenten op het verkeerde been is gezet over hun wettelijke rechten en zij daardoor nadelige gevolgen ondervonden of konden ondervinden. Voorts heeft ACM voldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat [onderneming] per 1 november 2009 is gestopt met het verkopen van bijkoopgaranties, door het boetebedrag van € 100.000,- dat zij in beginsel voor overtreding van artikel 8.8 van de Whc in verbinding met artikel 6:193, eerste lid, onder g, van het BW passend acht, met 10% te matigen. Voorts valt niet in te zien dat ACM blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door als uitgangspunt te nemen dat de hoogte van de boete zodanig moet zijn dat deze de overtreder weerhoudt van nieuwe overtredingen (speciale preventie) en ook in algemene termen ten aanzien van andere potentiële overtreders een afschrikkende werking heeft (generale preventie).
Gelet op het voorgaande onderschrijft het College het oordeel van de rechtbank dat de hoogte van de boete ad € 90.000,- passend en geboden is.
15.    Het College komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat bestreden besluit 1 stand kan houden.