RB

Producten  

RB 1498

Staatsloterij: trekking alleen uit verkochte loten

Vzr. (afwijzing) RCC 28 augustus 2012, dossiernr. 2012/00739 (Staatsloterij trekking verkochte loten)

Klager acht de mededeling "wij trekken alleen uit verkochte loten" onjuist, omdat dat de Jackpot niet bij iedere trekking valt.

Voorzitter: Onderscheid dient te worden gemaakt tussen het vallen van de Jackpot en de aanwijzing van de winnende lotnummercombinatie. De Jackpot valt niet bij iedere trekking, maar alleen indien voorafgaand aan de trekking het symbool is getrokken dat bepaalt dat de Jackpot valt. Wordt dit symbool niet getrokken dan valt bij deze trekking geen Jackpot. Vervolgens wordt de winnende lotnummercombinatie uitsluitend uit de verkochte lotnummers getrokken.

Uit't verweer: Van een consument die meespeelt mag verwacht worden dat hij zich in de spelregels heeft verdiept.

Het winnende lot wordt, zoals gesteld in de uiting, alleen uit de verkochte loten getrokken. Eerst wordt echter bepaald of bij een trekking de Jackpot valt. Dit gebeurt  door een trekking uit 7 symbolen,  zodat de valkans 1 op 7 is. Valt de Jackpot niet, dan wordt het getrokken symboool niet meegenomen naar de eerstvolgende trekking, zodat de valkans van de Jackpot met 1 wordt verhoogd, dat wil zeggen dat de kans dat de Jackpot valt dan 1 op 6 is. In de uiting wordt niet gezegd dat de Jackpot bij iedere trekking valt. Wanneer is bepaald dat de Jackpot valt, wordt die ook alleen uit de verkochte loten getrokken. Voor de gemiddelde consument is duidelijk dat een Jackpot niet bij iedere trekking valt.
Van een consument die meespeelt mag verwacht worden dat hij zich in de spelregels heeft verdiept. Als klager de op adverteerders website staande Deelnemersreglement zou hebben gelezen, zou bij hem geen onjuist beeld zijn ontstaan. Hij had dan kunnen zien dat de Jackpot niet bij ieder trekking valt. Wie zich niet voldoende heeft geïnformeerd, kan zich niet met succes op misleiding beroepen. 


Gelet op het vorenstaande acht de voorzitter de mededeling “Wij trekken alleen uit verkochte loten” niet is strijd met de Nederlandse Reclame Code .

RB 1497

Per deelnameformulier en niet per speler

Conclusie A-G HvJ EU 20 september 2012, gevoegde zaken C-186/11 en  C-209/11 (Stanleybet c.s. tegen Ypourgos Oikonomias kai Oikonomikon)

In kernwoorden: Artikel 49 en 56 EU-Verdrag. Is een nationale regeling waarbij, met het doel het aanbod van kansspelen te beperken, het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen wordt verleend aan een enkele onderneming, die de vorm heeft van een ter beurze genoteerde naamloze vennootschap, verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG, wanneer deze onderneming bovendien reclame maakt voor de door haar georganiseerde kansspelen, haar activiteiten uitbreidt naar het buitenland, de spelers onbelemmerd deelnemen en de maximaal toegestane inzet en winst zijn bepaald per deelnameformulier en niet per speler?

For the reasons given above, I propose that the questions referred by the Symvoulio tis Epikrateias (Greece) should be answered as follows:

–        Articles 49 and 56 TFEU must be interpreted as meaning that national legislation which grants the exclusive right to run, manage, organise and operate games of chance to a single undertaking which has the form of a public limited company and is listed on the stock exchange may be justified to the extent that that legislation actually pursues the objective of restricting the supply of games of chance or the objective of combating criminality related to gambling by channelling players into controlled systems and that it genuinely reflects a concern to attain those objectives in a consistent and systematic manner. It is for the national court to determine which of those objectives is in fact pursued by the national legislation at issue and whether that legislation genuinely meets the concern to attain that objective in a consistent and systematic manner. More particularly, in so far as the national court holds that the relevant objective of the national legislation at issue is that of restricting the supply of games of chance in Greece, that court cannot conclude that that legislation genuinely reflects a concern to attain that objective in a consistent and systematic manner if it finds that the holder of the monopoly actually pursues an expansionist policy and that the exclusive right granted to it results in an increase in the supply of games of chance rather than in a reduction. By contrast, in so far as the national court identifies the combating of criminality related to gambling by channelling players into authorised and regulated circuits as being the sole objective pursued by the national legislation at issue, a policy of expansion by the holder of the monopoly, characterised, inter alia, by the expansion of the supply of games of chance and by the advertising of those games, can only be considered as consistent to the extent that there is actually a problem of criminal and fraudulent activities on a significant scale linked to gambling in Greece which could be dealt with by the expansion of authorised and regulated activities. Moreover, the expansion of the supply of games of chance and the advertising of those games must, firstly, remain measured and strictly limited to what is necessary in order to channel consumers towards controlled gaming networks and, secondly, the supply of games of chance by the holder of the monopoly must be subject to strict control by the public authorities;

–        to the extent that, according to the findings of the national court, the national legislation at issue granting the exclusive right to run, manage, organise and operate games of chance is incompatible with Articles 49 and 56 TFEU, because it does not contribute to limiting betting activities or to channelling players into controlled systems in a systematic and consistent manner, that legislation cannot continue to apply during a transitional period.

Vragen

Is een nationale regeling waarbij, met het doel het aanbod van kansspelen te beperken, het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen wordt verleend aan een enkele onderneming, die de vorm heeft van een ter beurze genoteerde naamloze vennootschap, verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG, wanneer deze onderneming bovendien reclame maakt voor de door haar georganiseerde kansspelen, haar activiteiten uitbreidt naar het buitenland, de spelers onbelemmerd deelnemen en de maximaal toegestane inzet en winst zijn bepaald per deelnameformulier en niet per speler?

Zo neen, is een nationale regeling die als zodanig gericht is op de bestrijding van criminaliteit door de uitoefening van controle op de in de betrokken sector actieve ondernemingen om te verzekeren dat de betrokken activiteiten enkel worden uitgeoefend binnen aan deze controle onderworpen circuits, en daartoe het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen verleent aan een enkele onderneming, ook dan verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG wanneer deze verlening een ongebreidelde uitbreiding van het aanbod daarvan tot gevolg heeft? Of dient, teneinde de betrokken beperking als ter verwezenlijking van het doel van bestrijding van de criminaliteit geschikt te kunnen beschouwen, de uitbreiding van het aanbod in ieder geval gecontroleerd te zijn, zodat zij binnen de grenzen blijft van hetgeen ter bereiking van dat doel noodzakelijk is? Indien de uitbreiding van het aanbod hoe dan ook gecontroleerd dient te worden, kan dan van een gecontroleerde uitbreiding worden gesproken wanneer een uitsluitend recht in de betrokken sector wordt verleend aan een lichaam met de in de eerste prejudiciële vraag vermelde kenmerken? En tenslotte, indien de verlening van genoemd uitsluitend recht geacht wordt te leiden tot een gecontroleerde uitbreiding van het kansspelaanbod, gaat de verlening ervan aan een enkele onderneming dan verder dan noodzakelijk is, in die zin dat hetzelfde doel eveneens op vruchtbare wijze kan worden gediend door de verlening van dat recht aan meer dan één onderneming?

Indien het antwoord op de twee voorgaande prejudiciële vragen zou luiden dat de onderhavige litigieuze nationale bepalingen inzake de verlening van een uitsluitend recht op de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen niet verenigbaar is met de artikelen 43 en 49 EG: a) is het dan in het licht van de genoemde bepalingen van het Verdrag aanvaardbaar dat de nationale autoriteiten gedurende een overgangsperiode die noodzakelijk is om met het Verdrag verenigbare regels vast te stellen, niet beslissen op aanvragen voor de uitoefening van de activiteiten in kwestie die worden ingediend door rechtmatig in andere lidstaten gevestigde personen? b) Zo ja, op grond van welke criteria wordt dan de duur van deze overgangsperiode vastgesteld? c) Indien geen overgangsperiode is toegestaan, op grond van welke criteria moeten de desbetreffende aanvragen dan door de nationale autoriteiten worden beoordeeld?

 

RB 1494

Geen dieet, geen oefeningen, toch afvallen

RCC 21 augustus 2012, dossiernr. 2012/00700 (Sweet & Slim)

Weight issues“De mooie reclamebelofte over product Sweet & Slim houdt door gebrek aan feiten geen stand.”. Preventief KAG-advies niet ingewonnen, strijd met CAG, Warenwet, Geneesmiddelenwet. Misleidende reclame, bewijslast verdeling bij de adverteerder voor een geclaimde uiting; in strijd met art. 7 Nederlandse Reclame Code (hierna: NRC).

Voor het afslankproduct “Sweet & Slim” worden er uitingen in een huis-aan-huis folder gedaan over de speciale werking van het product om af te vallen zonder hiervoor een dieet te volgen en er oefeningen voor te doen. Het gaat hier om de volgende uiting:

 “Sweet & Slim is speciaal ontwikkeld voor het bestrijden van zwaarlijvigheid, en het is zo’n krachtig werkend middel, dat ik het alleen kan voorschrijven in de allerkleinste hoeveelheden. U hoeft Geen Dieet te Volgen en U Hoeft Geen Oefeningen te Doen (…)”.

Klager heeft het product besteld. In de folder staat dat men geen dieet hoeft te volgen en uitsluitend de pillen dient te slikken om af te vallen. In de verpakking van het product zit echter een gebruiksaanwijzing waarin ook dieet-tips staan. Klager is van mening dat hij, wanneer hij een dieet volgt, geen pillen hoeft in te nemen.

De uiting is niet aan de KAG ter preventieve toetsing voorgelegd. Zou dat wel zijn gebeurd zouden er strijd met artikel 10 Code Aanprijzing Gezondheidsproducten (cfrm. 19 / 20 Warenwet) zijn. En daarbij strijd met 6 CAG en 84 Geneesmiddelenwet: -       “(…)zorgt ook voor het verlagen van uw cholesterol en het vermindert ook het risico op een hartaandoening en andere organische aandoeningen”.

Voorts acht de Keuringsraad de volgende claims onaannemelijk en misleidend, en derhalve in strijd met de artikelen 7 en 35 CAG:

- “(…) gemakkelijk 15 kilo kwijtraakten in de proefperiode van 10 dagen, zonder diëten, oefeningen of een operatie”,
- “iedere proefpersoon raakte 15 kilo kwijt in 10 dagen en 0,2% van de proefpersonen viel zoveel af dat ze moesten stoppen” en
- “in dit geval is lichaamsbeweging niet noodzakelijk als hulp bij het afvallen”.

Tot slot: Adverteerder garandeert de werking van het product zoals die eveneens is verwoord in de advertentie. Het enkele innemen van de zoetstofkorrels conform de gebruiksaanwijzing leidt tot de beoogde gewichtsafname. Hoewel het volgen van een dieet derhalve niet noodzakelijk is om het beloofde resultaat te bereiken, heeft adverteerder algemene dieettips bij de verzending van zijn product ingesloten. Het is algemeen bekend dat een gezonde en evenwichtige voeding bijdraagt aan een gezonde levensstijl en er eerder toe zal bijdragen dat de beoogde resultaten behouden kunnen worden, terwijl het voedingspatroon evenwichtig blijft.

Commissie:

In de uiting wordt op verschillende plaatsen, al dan niet nadrukkelijk, meegedeeld dat het product, zonder dat men een dieet hoeft te volgen en zonder oefeningen te doen, ervoor zorgt dat men ‘flink wat overgewicht’ kwijt raakt.

Zo wordt onder meer meegedeeld: “Sweet  Slim is speciaal ontwikkeld voor het bestrijden van zwaarlijvigheid, en het is zo’n krachtig werkend middel, dat ik het alleen kan voorschrijven in de allerkleinste hoeveelheden. U hoeft Geen Dieet te Volgen en U Hoeft Geen Oefeningen te Doen (…)”. Om in 10 dagen 15 kilo af te vallen, is, volgens de uiting, “alles wat u hoeft te doen”, ‘s ochtends, ’s middags en ’s avonds “één Sweet & Slim korrel” in te nemen.

Gelet op de klacht, waarin deze werking wordt betwist, lag het op de weg van adverteerder om de werking van het product aannemelijk te maken. Adverteerder heeft echter geen stukken overgelegd ter onderbouwing van de door haar geclaimde werking.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
 

 

RB 1487

VSM vakantieproducten onwerkbare smeersels?

RCC 9 augustus 2012, dossier 2012/00652 (VSM Vakantie producten)

Het betreft een advertentie met de aanhef “VSM vakantieproducten” in Allerhande nummer 7, 2012. Daarin worden de producten Kaloba, Prrrikweg!, Calendulan en Arniflor aangeprezen. Van deze homeopatische geneesmiddelen wordt een werking geclaimd, die niet is aangetoond. In werkelijkheid gaat het om onwerkbare smeersels of druppeltjes. De klacht wordt afgewezen, zie het dictum hieronder.

De KOAG/KAG heeft nog aan de Commissie meegedeeld dat de uiting, indien deze aan de raad was voorgelegd, niet van een toelating had kunnen worden voorzien, omdat bij Kaloba de werkzame stof niet wordt genoemd. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel van de Commissie, omdat de klacht geen betrekking heeft op dit punt.

1. Vorenbedoelde werkingen komen deels dan wel geheel overeen met claims ten aanzien van die producten, die voorkomen in de bij het verweer overgelegde “Tekst brochure VSM Zelfzorgassortiment februari 2011”, welke tekst (na doorvoering van een aantal hier niet relevante opmerkingen van de KOAG/KAG) is voorzien van een toelatingsnummer van de KOAG/KAG.

2. De bewuste claims komen deels dan wel geheel overeen met de bij het verweer overgelegde zogenaamde SPC’s (Summary of Product Characteristics), volgens het verweer “documenten zoals bekend bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen”.

3. Blijkens de door de KOAG/KAG aan de Commissie verstrekte informatie is de thans bestreden uiting niet aan de KOAG/KAG voorgelegd, maar zou de KOAG/KAG de gehanteerde claims niet afwijzen.

4. In de bestreden reclame-uiting is overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 9.3 en 9.4 CPG vermeld dat het om homeopatische geneesmiddelen gaat respectievelijk (bij Kaloba) dat het gaat om een traditioneel kruidenmiddel en dat de toepassing uitsluitend is gebaseerd op langdurige gebruikservaring.
 
Gegeven bovenstaande vaststellingen kan niet worden geoordeeld dat de uiting geen objectieve voorstelling van zaken geeft en/of misleidend is als bedoeld in artikel 10 CPG.
 
De KOAG/KAG heeft nog aan de Commissie meegedeeld dat de uiting, indien deze aan de raad was voorgelegd, niet van een toelating had kunnen worden voorzien, omdat bij Kaloba de werkzame stof niet wordt genoemd. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel van de Commissie, omdat de klacht geen betrekking heeft op dit punt.

RB 1485

Alcohol op de achterbank is geen actieve verkeersdeelname

RCC 16 augustus 2012, dossier 2012/00704 (Aperol Spritz)

Op de achterbank van de auto en op het dak van een stilstaande auto is geen actieve verkeersdeelname ex 18 lid 1 RVA.

Het betreft een televisie-reclame voor de alcoholhoudende drank-mix ‘Aperol Spritz’.
Een auto rijdt langzaam een plein op, waar een menigte mensen staat te wachten. De auto staat stil en twee vrouwen die in de auto zitten, richten zich op, en klimmen door het open dak naar buiten. Terwijl zij op het dak van de auto zitten, wordt naar een barman gebaard dat de dames graag een ‘Aperol Spritz’ willen. Het drankje wordt klaargemaakt en er wordt geproost en gedronken met de menigte.

Nu de betreffende dames, die het drankje ingeschonken krijgen, zelf niet achter het stuur zitten maar op de achterbank en vervolgens - terwijl de auto stilstaat - op het dak van de auto, is naar het oordeel van de Commissie geen sprake van ‘actieve verkeersdeelname’, zoals bedoeld in het genoemde artikel. Nu evenmin op andere wijze een verband wordt gelegd tussen consumptie van alcoholhoudende drank en actieve verkeersdeelname, is artikel 18 lid 1 RVA naar het oordeel van de Commissie niet geschonden.

RB 1483

Niet aannemelijk: binnen enkele weken zichtbaar resultaat

RCC 2 juli 2012, dossiernr. 2012/00482 (Nailner repair)

Het betreft een tv-commercial voor het product Nailner Repair waarin zonder enige beperking wordt gezegd: "De Nailner formule dringt door het oppervlak van de nagel heen en geeft binnen enkele weken zichtbaar resultaat." Dat is bij klager niet het geval; zelfs na één jaar is er nog geen enkel resultaat.

Uit een e-mail van de Consumentenservice Nailner Repair begrijpt klager dat het product niet bij iedereen werkt. Dit dient uit de reclame te blijken. De KOAG/KAG heeft laten toevoegen dat de uitgroei van de teennagel 8 tot 12 maanden vergt. Het uiteindelijke resultaat van het gebruik van het product kan vanzelfsprekend van individu tot individu verschillen.

Omega distribueert het merk Nailner Repair voor het bedrijf YouMedical en de Commissie stelt voorop dat beide verweerders verantwoordelijk worden geacht voor de reclame. Medner heeft met een simpele verwijzing naar een studie (zonder toe te lichten op welke plaats verslag wordt gedaan, wat bedoeld wordt met positief resultaat en het aantal/percentage gebruikers bij wie in vier weken positief resultaat werd bereikt), niet aannemelijk gemaakt dat in het algemeen binnen enkele weken zichtbaar resultaat kan worden bereikt.

Klacht wordt deels gegrond verklaard vanwege strijd met 8.2 aanhef en onder b NRC jo. 7 NRC. In de uiting ligt niet de suggestie besloten dat een ieder onder alle omstandigheden baat zal vinden bij gebruik van het product.

3. Nu in de bestreden uiting zonder voorbehoud is gesteld: “De Nailner formule (…) geeft binnen enkele weken zichtbaar resultaat”, zonder dat verweerders aannemelijk hebben gemaakt dat in het algemeen een dergelijk resultaat kan worden bereikt, acht de Commissie de reclame voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de van het gebruik van Nailner Repair te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. Voor zover klager stelt dat uit de reclame dient te blijken dat het product niet bij iedereen werkt, wijst de Commissie de klacht af. In de uiting ligt niet de suggestie besloten dat een ieder onder alle omstandigheden baat zal vinden bij gebruik van het product.

RB 1482

(Alcoholvrij) bier ook voor overdag

Vz (afwijzing) RCC 7 augustus 2012, dossiernr. 2012/00676 (Bavaria Charlie Sheen)

Het betreft de tv-commercial (YouTube) voor Bavaria 0.0% die voor het achtuurjournaal is uitgezonden: “Bavaria 0.0. Bier ook voor overdag.”.

Hoewel de onderhavige reclame betrekking heeft op alcoholvrij bier, is Bavaria een biermerk en komt het Bavaria logo dat ook op ‘gewoon’ bier staat veelvuldig in beeld. Zo wordt op een slinkse manier toch reclame voor alcoholhoudende dranken van Bavaria gemaakt. Het is uit de verslavingszorg een bekend gegeven dat alcoholvrij bier associaties oproept met alcoholhoudend bier. Bavaria maakt hier misbruik van.

Naar het oordeel van de voorzitter is echter geen sprake van reclame voor alcoholhoudende drank. Uit de beelden en de gesproken tekst in de commercial blijkt duidelijk dat juist het alcoholvrije bier Bavaria 0.0% wordt aangeprezen. Het logo van Bavaria komt alleen in combinatie met 0.0% in beeld en er wordt niet verwezen naar alcoholhoudende dranken van Bavaria. Dat alcoholvrij bier associaties oproept met alcoholhoudend bier leidt – wat er zij van de juistheid van deze stelling van klager – er niet toe dat de commercial in strijd is met de Nederlandse Reclame Code.

RB 1481

Kosten verbonden aan ophalen geldprijs

RCC 6 augustus 2012, dossiernr. 2012/00667 (Boekingcentrale oude Pekela)

Indruk prijs al gewonnen, kosten verbonden aan ophalen prijs, verkoopreisje.

In een mailing "officiële win bevestiging" staat o.a. "De overdracht van deze prijs, ter hoogte van € 1500,00, zou dus tijdens ons mooie uitstapje op woensdag 25-7-2012 kunnen gaan plaatsvinden.". Bij de mailing zit een antwoordkaart Ja, overhandig mij de 3e prijs alstublieft op [datum]"Na ontvangst van uw reservering krijgt u de buskaartjes toegestuurd. Dit alles slechts voor € 7,95 p.p. incl. alle diensten voor u en uw gasten."

De indruk wordt gewekt dat klager al een prijs heeft gewonnen, het is niet duidelijk dat het slechts om een kans gaat. In werkelijkheid is sprake van reclame voor een “verkoopreisje”. De klacht, opgevat als agresseieve reclame ex 14.2 NRC in combinatie met punt 2 van bijlage 2, treft doel. Er zijn voor klager kosten verbonden aan de stappen die hij moet ondernemen om in aanmerking te komen voor de door hem gewonnen prijs, hetgeen in strijd is met eerdergenoemd punt 2 van Bijlage 2 bij de NRC.

Deze klacht treft doel. Door de onder de beschrijving van de uiting aangehaalde zinsneden en met name de mededeling op de antwoordkaart “Ja, overhandig mij de 3e prijs alstublieft op 25-7-2012” wordt de stellige indruk gewekt dat klager winnaar is van de in de uiting beschreven prijs van € 1.500,-. Daargelaten de vraag of klager daadwerkelijk deze prijs zou hebben gekregen indien hij op de uitnodiging was ingegaan, wordt het in aanmerking kunnen komen voor de prijs afhankelijk gesteld van het reserveren van de bijeenkomst waarop de prijsoverhandiging plaatsvindt tegen een bedrag van € 7,95 p.p. Aldus zijn voor klager kosten verbonden aan de stappen die hij moet ondernemen om in aanmerking te komen voor de door hem gewonnen prijs, hetgeen in strijd is met eerdergenoemd punt 2 van Bijlage 2 bij de NRC.

Nu deze wijze van reclame maken onder alle omstandigheden agressief is als bedoeld in artikel 14.2 NRC, is de reclame-uiting oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1480

Renate weet raad

RCC 24 juli 2012, dossiernr. 2012/00551 (Brandend maagzuur? Renate weet raad)

In een weekblad staan advertorials waarin Rennie en Losecosan worden aangeprezen door Renate (een moeder van drie kinderen en schooljuf)

Klacht: Er wordt advies gegeven over het gebruik van maagzuurremmende middelen, dit mag uitsluitend door een professional of gediplomeerde drogist/apotheker worden gedaan (strijd met 8,9,10,15,16,17,18,20,24,25 Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen).

Het verweer dat een testimonial van een gebruik mag en de KOAG/KAG heeft de uiting goedgekeurd en van een toelatingsnummer voorzien wordt door KOAG/KAG ondersteund. De klacht wordt afgewezen.

KOAG/KAG: In de advertorials is sprake van een aanbeveling van een "gewone" consument en niet van een aanbeveling door een beroepsbeoefenaar, wetenschapper of persoon met een zekere reputatie op het gebied van geneesmiddelen, wat volgens artikel 19 van de Bijzondere Reclamecode CPG niet is toegestaan. De advertorials voldoen aan de geldende wet- en regelgeving in het algemeen en de CPG in het bijzonder.

De Commissie vat klaagsters voornaamste bezwaar tegen de onderhavige - door de KOAG goedgekeurde - reclame-uitingen aldus op, dat sprake is van een aanbeveling van maagzuurremmende middelen door iemand die daartoe niet gekwalificeerd is. Op grond van artikel 19 CPG mag reclame echter niet direct of indirect een aanprijzing bevatten van wetenschapsbeoefenaren of beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg, waartoe de volgens klaagster wel gekwalificeerde “professional” en “gediplomeerd drogist/apotheker” gerekend moeten worden. Niet kan worden geoordeeld dat “Renate” door haar beroep van onderwijzeres op een basisschool gezag geniet op het gebied van geneesmiddelen en om die reden - op basis van artikel 19 CPG - niet  de producten Rennie en Losecosan 20 zou mogen aanprijzen.

Van strijd met de overige door klaagster aangehaalde artikelen uit de CPG is de Commissie evenmin gebleken.

RB 1479

Niet iedere fase in beeld gebracht

Vz. (afwijzing) RCC 7 maart 2012, dossiernr. 2012/00163 (Bisolvon in de longen)

In een televisiereclame wordt door middel van een schematische weergaven van de borst toegelicht hoe Bisolvon werkt.

In de animatie die in de uitingen wordt getoond is te zien dat Bisolvon wordt gedronken, waarna dit het vastzittende slijm in de luchtwegen oplost. Klacht: Wat men eet en drinkt komt echter in de slokdarm en niet in de luchtweg. Ten onrechte wordt de indruk gewekt dat Bisolvon, na het drinken daarvan, in de longen terechtkomt. De uiting is om die reden misleidend.

De voorzitter wijst de klacht af en overweegt dat de korte animatiebeelden op een versimpelde wijze de werking uitlegt: het innemen en de laatste fase, het moment dat Bisolvon zijn werk doet, wordt in beeldgebracht zonder tussenliggende fase te tonen.

De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie geen aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende.

Door middel van enkele korte animatie-beelden wordt op versimpelde wijze getoond wat in de uiting over de werking van Bisolvon wordt gezegd, in die zin dat de eerste, het innemen van Bisolvon, en de laatste fase, het moment waarop Bisolvon in de longen zijn werk doet, in beeld worden gebracht. Dat niet iedere fase die Bisolvon doorloopt wordt getoond, leidt niet tot het oordeel dat de uitingen misleidend zijn.