RB

Producten  

RB 1517

Vragenlijst over waardering geneesmiddel valt onder reclame

CGR 27 september 2012, Advies AA12.075

Reclame. Onderzoek wetenschappelijk verantwoord. Vragenlijst.

Wereldwijd lijden volgens opgave van [X] naar schatting 300 miljoen mensen aan [aandoening B]. Het doel van het onderzoek is vast te stellen aan welk  middel, [C] of een eerder door de patiënt gebruikt concurrerend middel, de  voor [aandoening B] behandelde patiënten de voorkeur geven in de dagelijkse praktijk. Dit onderzoek wordt gedaan met een vragenlijst waarop de patiënt op een schaal van zeven kan aangeven hoe hij het gebruik van [middel C] in de onderzoeksperiode waardeert ten opzichte van een eerder door hem gebruikt vergelijkbaar geneesmiddel.

Door de wijze waarop dit onderzoek wordt uitgevoerd en het betreffende geneesmiddel daardoor onder de aandacht van artsen wordt gebracht kan onder omstandigheden sprake zijn van reclame voor dat geneesmiddel. Blijkens de Gedragscode Geneesmiddelen Reclame wordt onder reclame verstaan: iedere aanprijzing van geneesmiddelen en daarmee samenhangende diensten of denkbeelden, daaronder begrepen het aanbieden of vragen van diensten of goederen in de omgang tussen vergunninghouders en beroepsbeoefenaren. Dergelijke onderzoeken zijn daarom slechts toelaatbaar indien de dienst die van de arts tegen beloning voor zijn medewerking wordt gevraagd “van belang is voor de uitoefening van de geneeskunst, de farmacie, de tandheelkunst of de verloskunst” (art. 94 onder a Geneesmiddelenwet) en indien het betreffende onderzoek niet leidt tot ”irrationeel voorschrijfgedrag” (art. 5 onder b Uitwerking). Het voorgenomen niet-WMO-plichtig onderzoek voldoet niet aan de eisen van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en 94a Geneesmiddelenwet.

 

2.4 Zowel ten aanzien van de vraag of deelname aan dit onderzoek door artsen die daarvoor een beloning ontvangen in het belang is van een goede uitoefening van de geneeskunde als ten aanzien van de vraag of de opzet van het onderzoek, afgezet tegen het belang van de geneeskunde bij dit onderzoek, voldoende wetenschappelijk verantwoord is zijn bij de Commissie ernstige bedenkingen gerezen die resulteren in een negatief advies.

De slotsom is dat het door [X] voorgenomen niet-WMO-plichtig onderzoek niet voldoet aan de eisen die de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en artikel 94 a Geneesmiddelenwet aan een dergelijk onderzoek stellen.

RB 1508

Bepaald product in een rode kleur

CGR Codecommissie geneesmiddelen 20 september 2012, (AA12.084)

Reclameuiting. Geneesmiddelen. Negatief advies CGR.

Verzoekster wil klanten van apotheek A informeren over de verkrijgbaarheid van geneesmiddelen. Verzoekster heeft het voornemen om iedere twee maanden een informatiebulletin aan genoemde apotheken te versturen en vraagt te beoordelen of de opzet en inhoud van het informatiebulletin in overeenstemming zijn met de gedragscode. De Codecommissie komt tot een negatief advies over het laatste stuk van het informatiebulletin. Bepaalde producten zijn met een rode kleur opgenomen in het informatiebulletin. Op die manier wordt er extra belangstelling voor bepaalde producten gewekt. Dat leidt er toe dat van reclame gesproken moet worden.

"(...)Verzoekster heeft een tweetal stukken aan de Codecommissie verstrekt. Het eerste stuk
houdt een toelichting in op de activiteiten van [apotheek A] en een vermelding van een aantal producten die in het assortiment zijn of zullen worden opgenomen. Het tweede stuk is de assortimentslijst, waarin een groot aantal verkrijgbare artikelen en hun prijs wordt vermeld."

(...)"De eerste bladzijde van het eerste stuk kan niet als reclame worden aangemerkt. Het bevat slechts algemene informatie."

"(...)Het tweede stuk roept geen bezwaar op behoudens waar een bepaald product in een rode
kleur in de lijst is opgenomen. Verzoekster heeft niet aangegeven waarom bepaalde
producten met die kleur zijn opgenomen."

(...)De Codecommissie moet er daarom van uit gaan 2/2 dat dit is gebeurd omdat daardoor extra belangstelling voor die producten wordt gewekt. Dat leidt er toe dat van reclame gesproken moet worden.

(...) De Codecommissie meent dat uit het bovenstaande valt af te leiden in welke opzichten negatief moet worden geoordeeld. De gekozen benadering brengt mee dat verzoekster niet veel meer zal kunnen doen dan zakelijke informatie te verstrekken over wat zij kan leveren en dat zij daarbij geen speciale belangstelling voor één of meer van die producten zal mogen wekken."

RB 1506

Claim flexibele gewrichten dient aannemelijk te worden gemaakt

Vzr. RCC 13 september 2012, 2012/00635, (klager tegen Adverteerder Finitro)

Misleidende reclame-uiting, onjuiste informatie (art.8.2 onder b), in strijd met art. 7 NRC.

Het betreft een reclame-uiting in een Engelstalige e-mail waarin adverteerder een aanbod doet voor “a cure of Finitro for an entire year” onder de volgende mededeling: “As you already know, Finitro is regarded as the cure for maintaining flexible joints. Finitro also supports the production, construction and maintenance of cartilage in the neck, knee-, hands and other joints.”

De klacht is dat de beweringen omtrent het product van Finitro niet feitelijk zijn onderbouwd. De adverteerder claimt dat haar product bijdraagt aan de aanmaak, de opbouw en het behoud van kraakbeen in de gewrichten. Adverteerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het product de werking heeft die aldus in de reclame-uiting daaraan wordt toegeschreven. De voorzitter doet een aanbeveling.

De voorzitter is van oordeel dat de Commissie de klacht zal toewijzen. Hij overweegt daartoe het volgende.

In de uiting wordt het product van adverteerder aangeprezen als een middel om flexibele gewrichten te behouden. Voorts claimt adverteerder dat haar product bijdraagt aan de aanmaak, de opbouw en het behoud van kraakbeen in de gewrichten. Adverteerder heeft niet aannemelijk gemaakt dat het product de werking heeft die aldus in de reclame-uiting daaraan wordt toegeschreven.

Blijkens het voorgaande is geen juiste informatie verstrekt over de van het gebruik van het product te verwachten resultaten, een van de belangrijkste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1505

Adverteerder geen fabrikant van het product

RCC 14 september 2012, dossiernr. 2012/00748, (klager tegen Adverteerder van Riddex Plus B.V.)

Misleiding. Onjuiste informatie. Het betreft een uiting op https://www.groepactie.nl. Daarin staat onder de aanhef: “Riddex Plus gaat de strijd aan met ongewenste huisgasten en is de nummer 1 in ongediertebestrijding ter wereld van 54.95 euro voor 19.95 euro” onder meer: “Steek de Riddex in het stopcontact en hij begint direct met het uitzenden van digitale pulsen door de bedrading in uw muren. Deze voor mens en huisdier ongevaarlijke gepatenteerde digitale pulstechnologie, verdrijft ongedierte voor altijd uit uw huis. Vele wetenschappelijke studies hebben de werking keer op keer bewezen”.

Klager denkt dat de met betrekking tot Riddex gedane beweringen niet kunnen worden waargemaakt en heeft per e-mail informatie gevraagd over de wetenschappelijke studies.
Verweer: Adverteerder, die geen fabrikant van Riddex Plus is, heeft dit product slechts één dag als dagaanbieding op zijn website aangeboden. Adverteerder gebruikt alleen de juiste, bijbehorende teksten zoals de fabrikant die aanlevert op bijvoorbeeld de verpakking.

De commissie oordeelt dat adverteerder, geen fabrikant van Riddex Plus, de beweringen niet aannemelijk heeft gemaakt. Niet kan worden volstaan met een verwijzing naar het feit dat gebruik wordt gemaakt van teksten die de fabrikant aanlevert. De commissie doet een aanbeveling.

Het oordeel van de Commissie:

Klager heeft gemotiveerd bestreden dat beweringen in de bewuste uiting met betrekking tot het product Riddex Plus juist zijn. Met name heeft hij de juistheid van de stelling “Vele wetenschappelijke studies hebben de werking keer op keer bewezen” in twijfel getrokken. Het lag op de weg van adverteerder, van wie de uiting afkomstig is, om de juistheid van deze bewering met betrekking tot Riddex Plus aannemelijk te maken. Dat heeft adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet gedaan. Niet kan worden volstaan met een verwijzing naar het feit dat gebruik wordt gemaakt van teksten die de fabrikant aanlevert. 

RB 1502

Handgeschreven fax over tariefsverhoging

RCC 11 september 2012, dossiernr. 2012/00761, (klager tegen Eelco)

Dinosaur ActHerkenbaarheid reclame-uiting, misleidende reclame. Het betreft de op 30 juli 2012 per fax aan klager toegezonden antwoordkaart met als kop “Ik wil vanaf nu ook profiteren van alle voordelen van Zakelijk Onbeperkt.” Boven de kaart staat “handgeschreven”: “Klopt het dat u deze nog niet heeft ingevuld? De antwoordkaart moet voor 31/7 binnen zijn in verband met de tariefsverhoging op het abonnement van KPN. Groet, Eelco”. Met de bovenstaande reclame-uiting wordt de indruk gewekt dat de geadresseerde vergeten is iets in te vullen.

Adverteerder is bereid aan te tonen dat de onderhavige uiting deel uitmaakt van een geheel en als zodanig dient te worden beoordeeld. Er ligt echter veel tijd tussen de toezending van de verschillende uitingen, de kleine letters aan de zijkant van de antwoordkaart [deze brief maakt onderdeel uit van brief met kenmerk ZT06-01] maakt dit op dit punt onvoldoende duidelijk. De uiting is onvoldoende als reclame herkenbaar en daarom in strijd met 11.1 NRC.

Namens adverteerder wordt aangevoerd dat adverteerder desgewenst bereid is om (te proberen) aan te tonen dat de eerste twee mailings ook aan klager zijn gezonden. De onderhavige uiting vormt daarmee één geheel en dient als zodanig beoordeeld te worden. Overigens is de bestreden uiting ook indien deze op zichzelf wordt beschouwd niet misleidend, omdat door de tekst en de kleurstelling voldoende duidelijk is dat deze niet afkomstig is van KPN maar van adverteerder. Handgeschreven marketing heeft een hogere attentiewaarde. Om verwarring bij de ontvanger te voorkomen is een vrouwenhandschrift gecombineerd met een mannennaam. Uit het feit dat klager adverteerder naar aanleiding van de uiting heeft gebeld blijkt dat hij wist dat sprake was van een van Zakelijke Telefonie afkomstige reclame.

Naar het oordeel van de Commissie dient de bestreden uiting op zichzelf te worden beoordeeld en niet, zoals door adverteerder aangevoerd, als één geheel te worden beschouwd met deze eerdere uitingen. In de eerste plaats ligt er veel tijd tussen het toezenden van de verschillende uitingen, waardoor het onderlinge verband de ontvanger gemakkelijk zal ontgaan. Bovendien bevat de laatste en hier aan de orde zijnde uiting geen duidelijk verwijzing naar de (inhoud van de) eerdere uitingen. De in kleine letters aan de zijkant van de antwoordkaart gedrukte tekst “Deze brief maakt onderdeel uit van brief met kenmerk ZT06-01” verschaft op dit punt onvoldoende duidelijkheid.

De Commissie vat de klacht aldus op, dat klager de uiting onvoldoende herkenbaar vindt als reclame. Artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) bepaalt dat reclame duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn. Volgens de vaste lijn van beslissingen van de Commissie en het College van Beroep is aan dit vereiste voldaan indien het publiek waarvoor de uiting is bestemd zonder moeite kan vaststellen dat een bepaalde uiting reclame is. Naar het oordeel van de Commissie is dat bij de onderhavige uiting niet het geval.

RB 1501

Colloïdaal zilverwater als alternatief voor antibiotica?

RCC 11 september 2012, dossier 2012/00618 (Colloidaalzilver)

Silver WaterDe advertentie voor Sciocare colloïdaal zilverwater in Apotheek en Gezondheid van maart 2012; en  de aanprijzing van Sciocare Hoog Energetisch Colloïdaal Zilverwater op de website https://www.sciocare.nl/. Na verweer legt klaagster een afdruk over van een factsheet betreffende colloïdaal zilver van het National Center for Complementary and Alternative Medicine (NCCAM), waarin wordt geconcludeerd dat colloïdaal zilver geen enkele ziekte geneest en ernstige bijverschijnselen kan veroorzaken.

De Keuringsraad KOAG/CAG laat dat er geen preventieve toetsing is geweest en dat de (toespelingen op) medische claims c.q. geneeskundige aanprijzingen strijd opleveren met art. 10 CAG en 19 Warenwet, bovendien bevat de advertentie - in strijd met art. 25 CAG - een aanbeveling van een beroepsbeoefenaar.

De mededelingen dat colloïdaal zilverwater “kan worden gebruikt als alternatief voor de farmaceutische antibiotica”, “zowel een remedie als een preventie blijkt te zijn voor allerlei infecties en fermentatieprocessen veroorzaakt door bacteriën, schimmels en virussen” en ”kan worden gebruikt als antiseptische gorgeldrank” dienen te worden opgevat als verboden claims in de zin van artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet. Gelet hierop zijn de uitingen in strijd met artikel 2 NRC.

Of voor de publicatie van de advertentie in Apotheek en Gezondheid door adverteerder is betaald, is niet van belang voor de beoordeling of er sprake is van reclame. De adverteerder heeft de juistheid van de reclame niet aannemelijk gemaakt. De uiting bevat aldus onjuiste informatie ex 8.2 aanhef en onder b NRC en wordt tevens in strijd met art. 20 lid 2 sub a Warenwet gevoerd.

Nu de in de uitingen geclaimde werking van colloïdaal zilver(water) door klaagster gemotiveerd is aangevochten, dient adverteerder de juistheid van de reclame aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de Commissie is adverteerder hierin niet geslaagd. In de stukken die adverteerder - zonder nadere toelichting - heeft overgelegd heeft de Commissie geen bewijs gevonden voor de in de uitingen geclaimde geneeskrachtige werking van Sciocare colloïdaal zilver. Dit impliceert dat het ervoor moet worden gehouden dat de uiting onjuiste informatie bevat over de van het aangeprezen product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, welke resultaten als een van de voornaamste kenmerken van het product moeten worden beschouwd. Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de bestreden uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Voorts handelt adverteerder - voor zover colloïdaal zilver van Sciocare mede wordt aangeprezen als een voor orale nut(“inwendige toepassing”) door de mens bestemd middel - in strijd met artikel 20 lid 2 sub a van de Warenwet, nu moet worden geoordeeld dat in de bestreden uitingen aan het product eigenschappen worden toegeschreven inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziek­te van de mens, of dat op zodanige eigenschappen toespelingen worden gemaakt. De mededelingen dat colloïdaal zilverwater “kan worden gebruikt als alternatief voor de farmaceutische antibiotica”, “zowel een remedie als een preventie blijkt te zijn voor allerlei infecties en fermentatieprocessen veroorzaakt door bacteriën, schimmels en virussen” en ”kan worden gebruikt als antiseptische gorgeldrank” dienen te worden opgevat als verboden claims in de zin van artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet. Gelet hierop zijn de uitingen in strijd met artikel 2 NRC.

RB 1500

Colloïdaal zilver heeft geen aangetoonde werking

RCC 11 september 2012, dossier 2012/00618 (Colloidaalzilver)

In de bestreden uiting wordt gesteld dat colloïdaal zilver “het Eérste Redmiddel bij Virussen, Bacteriën, Schimmels, Parasieten en Prionen” is. Klaagster legt een monografie van de Natural Medicines Comprehensive Database betreffende colloïdaal zilver over. Uit de onder “Effectiveness” weergegeven conclusie blijkt dat er geen bewijs is voor de werkzaamheid van colloïdaal zilver, ook in de medische literatuur is niets hierover te vinden.

Nu de geclaimde werking niet aannemelijk is gemaakt, bevat de uiting onjuist informatie. De werking geschiedt door orale nuttiging en wordt daarmee in strijd met 20 lid 2 sub a Warenwet gedaan. Er volgt een aanbeveling.

 

Nu de in de uiting geclaimde werking van colloïdaal zilver bij “virussen, bacteriën, schimmels, parasieten en prionen” door klaagster gemotiveerd is aangevochten, ligt het op de weg van adverteerder deze werking en daarmee de juistheid van de uiting aannemelijk te maken. Adverteerder heeft dit niet gedaan. (...)

Voorts handelt adverteerder - voor zover colloïdaal zilver mede wordt aangeprezen als een voor orale nuttiging (“inwendige toepassing”) door de mens bestemd middel - in strijd met artikel 20 lid 2 sub a van de Warenwet, nu moet worden geoordeeld dat in de bestreden uiting aan het product eigenschappen worden toegeschreven inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziek­te van de mens, of dat op zodanige eigenschappen toespelingen worden gemaakt. De mededeling dat colloïdaal zilver “het eerste redmiddel bij virussen, bacteriën, schimmels, parasieten en prionen” is en de vermelding van ziekten op de lijst waarbij colloïdaal zilver kennelijk inwendig dient te worden toegepast, dienen te worden opgevat als verboden claims in de zin van artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet. Gelet hierop is de uiting in strijd met artikel 2 NRC.

RB 1498

Staatsloterij: trekking alleen uit verkochte loten

Vzr. (afwijzing) RCC 28 augustus 2012, dossiernr. 2012/00739 (Staatsloterij trekking verkochte loten)

Klager acht de mededeling "wij trekken alleen uit verkochte loten" onjuist, omdat dat de Jackpot niet bij iedere trekking valt.

Voorzitter: Onderscheid dient te worden gemaakt tussen het vallen van de Jackpot en de aanwijzing van de winnende lotnummercombinatie. De Jackpot valt niet bij iedere trekking, maar alleen indien voorafgaand aan de trekking het symbool is getrokken dat bepaalt dat de Jackpot valt. Wordt dit symbool niet getrokken dan valt bij deze trekking geen Jackpot. Vervolgens wordt de winnende lotnummercombinatie uitsluitend uit de verkochte lotnummers getrokken.

Uit't verweer: Van een consument die meespeelt mag verwacht worden dat hij zich in de spelregels heeft verdiept.

Het winnende lot wordt, zoals gesteld in de uiting, alleen uit de verkochte loten getrokken. Eerst wordt echter bepaald of bij een trekking de Jackpot valt. Dit gebeurt  door een trekking uit 7 symbolen,  zodat de valkans 1 op 7 is. Valt de Jackpot niet, dan wordt het getrokken symboool niet meegenomen naar de eerstvolgende trekking, zodat de valkans van de Jackpot met 1 wordt verhoogd, dat wil zeggen dat de kans dat de Jackpot valt dan 1 op 6 is. In de uiting wordt niet gezegd dat de Jackpot bij iedere trekking valt. Wanneer is bepaald dat de Jackpot valt, wordt die ook alleen uit de verkochte loten getrokken. Voor de gemiddelde consument is duidelijk dat een Jackpot niet bij iedere trekking valt.
Van een consument die meespeelt mag verwacht worden dat hij zich in de spelregels heeft verdiept. Als klager de op adverteerders website staande Deelnemersreglement zou hebben gelezen, zou bij hem geen onjuist beeld zijn ontstaan. Hij had dan kunnen zien dat de Jackpot niet bij ieder trekking valt. Wie zich niet voldoende heeft geïnformeerd, kan zich niet met succes op misleiding beroepen. 


Gelet op het vorenstaande acht de voorzitter de mededeling “Wij trekken alleen uit verkochte loten” niet is strijd met de Nederlandse Reclame Code .

RB 1497

Per deelnameformulier en niet per speler

Conclusie A-G HvJ EU 20 september 2012, gevoegde zaken C-186/11 en  C-209/11 (Stanleybet c.s. tegen Ypourgos Oikonomias kai Oikonomikon)

In kernwoorden: Artikel 49 en 56 EU-Verdrag. Is een nationale regeling waarbij, met het doel het aanbod van kansspelen te beperken, het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen wordt verleend aan een enkele onderneming, die de vorm heeft van een ter beurze genoteerde naamloze vennootschap, verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG, wanneer deze onderneming bovendien reclame maakt voor de door haar georganiseerde kansspelen, haar activiteiten uitbreidt naar het buitenland, de spelers onbelemmerd deelnemen en de maximaal toegestane inzet en winst zijn bepaald per deelnameformulier en niet per speler?

For the reasons given above, I propose that the questions referred by the Symvoulio tis Epikrateias (Greece) should be answered as follows:

–        Articles 49 and 56 TFEU must be interpreted as meaning that national legislation which grants the exclusive right to run, manage, organise and operate games of chance to a single undertaking which has the form of a public limited company and is listed on the stock exchange may be justified to the extent that that legislation actually pursues the objective of restricting the supply of games of chance or the objective of combating criminality related to gambling by channelling players into controlled systems and that it genuinely reflects a concern to attain those objectives in a consistent and systematic manner. It is for the national court to determine which of those objectives is in fact pursued by the national legislation at issue and whether that legislation genuinely meets the concern to attain that objective in a consistent and systematic manner. More particularly, in so far as the national court holds that the relevant objective of the national legislation at issue is that of restricting the supply of games of chance in Greece, that court cannot conclude that that legislation genuinely reflects a concern to attain that objective in a consistent and systematic manner if it finds that the holder of the monopoly actually pursues an expansionist policy and that the exclusive right granted to it results in an increase in the supply of games of chance rather than in a reduction. By contrast, in so far as the national court identifies the combating of criminality related to gambling by channelling players into authorised and regulated circuits as being the sole objective pursued by the national legislation at issue, a policy of expansion by the holder of the monopoly, characterised, inter alia, by the expansion of the supply of games of chance and by the advertising of those games, can only be considered as consistent to the extent that there is actually a problem of criminal and fraudulent activities on a significant scale linked to gambling in Greece which could be dealt with by the expansion of authorised and regulated activities. Moreover, the expansion of the supply of games of chance and the advertising of those games must, firstly, remain measured and strictly limited to what is necessary in order to channel consumers towards controlled gaming networks and, secondly, the supply of games of chance by the holder of the monopoly must be subject to strict control by the public authorities;

–        to the extent that, according to the findings of the national court, the national legislation at issue granting the exclusive right to run, manage, organise and operate games of chance is incompatible with Articles 49 and 56 TFEU, because it does not contribute to limiting betting activities or to channelling players into controlled systems in a systematic and consistent manner, that legislation cannot continue to apply during a transitional period.

Vragen

Is een nationale regeling waarbij, met het doel het aanbod van kansspelen te beperken, het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen wordt verleend aan een enkele onderneming, die de vorm heeft van een ter beurze genoteerde naamloze vennootschap, verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG, wanneer deze onderneming bovendien reclame maakt voor de door haar georganiseerde kansspelen, haar activiteiten uitbreidt naar het buitenland, de spelers onbelemmerd deelnemen en de maximaal toegestane inzet en winst zijn bepaald per deelnameformulier en niet per speler?

Zo neen, is een nationale regeling die als zodanig gericht is op de bestrijding van criminaliteit door de uitoefening van controle op de in de betrokken sector actieve ondernemingen om te verzekeren dat de betrokken activiteiten enkel worden uitgeoefend binnen aan deze controle onderworpen circuits, en daartoe het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen verleent aan een enkele onderneming, ook dan verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG wanneer deze verlening een ongebreidelde uitbreiding van het aanbod daarvan tot gevolg heeft? Of dient, teneinde de betrokken beperking als ter verwezenlijking van het doel van bestrijding van de criminaliteit geschikt te kunnen beschouwen, de uitbreiding van het aanbod in ieder geval gecontroleerd te zijn, zodat zij binnen de grenzen blijft van hetgeen ter bereiking van dat doel noodzakelijk is? Indien de uitbreiding van het aanbod hoe dan ook gecontroleerd dient te worden, kan dan van een gecontroleerde uitbreiding worden gesproken wanneer een uitsluitend recht in de betrokken sector wordt verleend aan een lichaam met de in de eerste prejudiciële vraag vermelde kenmerken? En tenslotte, indien de verlening van genoemd uitsluitend recht geacht wordt te leiden tot een gecontroleerde uitbreiding van het kansspelaanbod, gaat de verlening ervan aan een enkele onderneming dan verder dan noodzakelijk is, in die zin dat hetzelfde doel eveneens op vruchtbare wijze kan worden gediend door de verlening van dat recht aan meer dan één onderneming?

Indien het antwoord op de twee voorgaande prejudiciële vragen zou luiden dat de onderhavige litigieuze nationale bepalingen inzake de verlening van een uitsluitend recht op de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen niet verenigbaar is met de artikelen 43 en 49 EG: a) is het dan in het licht van de genoemde bepalingen van het Verdrag aanvaardbaar dat de nationale autoriteiten gedurende een overgangsperiode die noodzakelijk is om met het Verdrag verenigbare regels vast te stellen, niet beslissen op aanvragen voor de uitoefening van de activiteiten in kwestie die worden ingediend door rechtmatig in andere lidstaten gevestigde personen? b) Zo ja, op grond van welke criteria wordt dan de duur van deze overgangsperiode vastgesteld? c) Indien geen overgangsperiode is toegestaan, op grond van welke criteria moeten de desbetreffende aanvragen dan door de nationale autoriteiten worden beoordeeld?

 

RB 1494

Geen dieet, geen oefeningen, toch afvallen

RCC 21 augustus 2012, dossiernr. 2012/00700 (Sweet & Slim)

Weight issues“De mooie reclamebelofte over product Sweet & Slim houdt door gebrek aan feiten geen stand.”. Preventief KAG-advies niet ingewonnen, strijd met CAG, Warenwet, Geneesmiddelenwet. Misleidende reclame, bewijslast verdeling bij de adverteerder voor een geclaimde uiting; in strijd met art. 7 Nederlandse Reclame Code (hierna: NRC).

Voor het afslankproduct “Sweet & Slim” worden er uitingen in een huis-aan-huis folder gedaan over de speciale werking van het product om af te vallen zonder hiervoor een dieet te volgen en er oefeningen voor te doen. Het gaat hier om de volgende uiting:

 “Sweet & Slim is speciaal ontwikkeld voor het bestrijden van zwaarlijvigheid, en het is zo’n krachtig werkend middel, dat ik het alleen kan voorschrijven in de allerkleinste hoeveelheden. U hoeft Geen Dieet te Volgen en U Hoeft Geen Oefeningen te Doen (…)”.

Klager heeft het product besteld. In de folder staat dat men geen dieet hoeft te volgen en uitsluitend de pillen dient te slikken om af te vallen. In de verpakking van het product zit echter een gebruiksaanwijzing waarin ook dieet-tips staan. Klager is van mening dat hij, wanneer hij een dieet volgt, geen pillen hoeft in te nemen.

De uiting is niet aan de KAG ter preventieve toetsing voorgelegd. Zou dat wel zijn gebeurd zouden er strijd met artikel 10 Code Aanprijzing Gezondheidsproducten (cfrm. 19 / 20 Warenwet) zijn. En daarbij strijd met 6 CAG en 84 Geneesmiddelenwet: -       “(…)zorgt ook voor het verlagen van uw cholesterol en het vermindert ook het risico op een hartaandoening en andere organische aandoeningen”.

Voorts acht de Keuringsraad de volgende claims onaannemelijk en misleidend, en derhalve in strijd met de artikelen 7 en 35 CAG:

- “(…) gemakkelijk 15 kilo kwijtraakten in de proefperiode van 10 dagen, zonder diëten, oefeningen of een operatie”,
- “iedere proefpersoon raakte 15 kilo kwijt in 10 dagen en 0,2% van de proefpersonen viel zoveel af dat ze moesten stoppen” en
- “in dit geval is lichaamsbeweging niet noodzakelijk als hulp bij het afvallen”.

Tot slot: Adverteerder garandeert de werking van het product zoals die eveneens is verwoord in de advertentie. Het enkele innemen van de zoetstofkorrels conform de gebruiksaanwijzing leidt tot de beoogde gewichtsafname. Hoewel het volgen van een dieet derhalve niet noodzakelijk is om het beloofde resultaat te bereiken, heeft adverteerder algemene dieettips bij de verzending van zijn product ingesloten. Het is algemeen bekend dat een gezonde en evenwichtige voeding bijdraagt aan een gezonde levensstijl en er eerder toe zal bijdragen dat de beoogde resultaten behouden kunnen worden, terwijl het voedingspatroon evenwichtig blijft.

Commissie:

In de uiting wordt op verschillende plaatsen, al dan niet nadrukkelijk, meegedeeld dat het product, zonder dat men een dieet hoeft te volgen en zonder oefeningen te doen, ervoor zorgt dat men ‘flink wat overgewicht’ kwijt raakt.

Zo wordt onder meer meegedeeld: “Sweet  Slim is speciaal ontwikkeld voor het bestrijden van zwaarlijvigheid, en het is zo’n krachtig werkend middel, dat ik het alleen kan voorschrijven in de allerkleinste hoeveelheden. U hoeft Geen Dieet te Volgen en U Hoeft Geen Oefeningen te Doen (…)”. Om in 10 dagen 15 kilo af te vallen, is, volgens de uiting, “alles wat u hoeft te doen”, ‘s ochtends, ’s middags en ’s avonds “één Sweet & Slim korrel” in te nemen.

Gelet op de klacht, waarin deze werking wordt betwist, lag het op de weg van adverteerder om de werking van het product aannemelijk te maken. Adverteerder heeft echter geen stukken overgelegd ter onderbouwing van de door haar geclaimde werking.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.