RB

Producten  

RB 1403

Kamervragen EK-bieroorlogen

Kamervragen: Het bericht dat C1000 begint met een EK-oorlog

2 Kunt u – mede in het licht van de doelstelling van de Drank- en Horecawet om het overmatig alcoholgebruik tegen te gaan – aangeven hoe u tegen dergelijke bieroorlogen aankijkt? Bent u van mening dat dergelijke stuntprijsacties onwenselijk zijn?

3 Bent u bekend met de wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat er een relatie is tussen de hoogte van de prijs van alcoholhoudende dranken en de omvang van de alcoholconsumptie en de schade die daaruit voortkomt 2)? Deelt u de mening dat met name minderjarigen en jongvolwassenen voor dergelijke stuntacties erg gevoelig zijn omdat ze én heel voordelig aan alcohol kunnen komen én worden gestimuleerd om heel veel alcohol te nuttigen? Vindt u dat ook onwenselijk?

4 Valt een dergelijke actie volgens u nog steeds onder de door de branche zelf opgestelde alcoholcode? Is een dergelijke actie in overeenstemming met de Europese richtlijn, waarin onder andere staat dat de reclame geen onmatig alcoholgebruik mag aanmoedigen?

5 Deelt u de mening dat het instrument van zelfregulering onvoldoende zwaar is, niet ver genoeg reikt en derhalve een onvoldoende bijdrage levert aan het alcoholpreventiebelei richting jongeren? Bent u daarom alsnog bereid om artikel 15 van de Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn (AVMDR) in de wet op te nemen?

6 Zou u voor het tegengaan van dergelijke landelijke stuntacties een landelijk verbod op het verkopen van alcoholhoudende dranken onder de kostprijs willen overwegen?

7 Bent u bereid om in overleg te treden met het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) om te bezien hoe soortgelijke stuntacties rondom het EK gestopt en voorkomen kunnen worden?

Bericht uit metro 23 mei 2012

RB 1402

Voldoende inschrijvingen voor aanleg glasvezel

RCC 7 mei 2012, (Voldoende inschrijvingen glasvezel), Reggefiber dossiernr. 2012/00296, XS4All dossiernr. 2012/00339
KPN dossiernr. 2012/00340.

In diverse uitingen  wordt uitgelegd dat er voldoende inschrijvingen moeten zijn in de woonplaats van klagers om glasvezel aan te leggen. Reggefiber wil pas glasvezel aanleggen bij minimaal 30% deelname van de huishoudens in het gebied. XS4All en KPN werken met Reggefiber samen en kunnen geen diensten aanbieden via de andere aanbieder, de (non-profit) Stichting Kabelnet Veendam (SKV) die sinds januari 2012 is gestart met de aanleg van de glasvezelverbinding. Er is strijd, in alledrie de gevallen, met artikel 7 en 8.2 onder e NRC.

Reggefiber-dossier
Door de zinsnede “Schrijft u zich nu niet in voor glasvezel, dan kan het jaren duren voordat Veendam en Wildervank weer aan de beurt zijn” wordt de indruk gewekt dat in genoemde plaatsen de komende jaren in het geheel geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft bij Reggefiber. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat Reggefiber niet de enige aanbieder van glasvezelnetwerk in Veendam en Wildervank is en dat de aanleg van glasvezel door SKV reeds is gestart. Strijd met art 7 en 8.2 onder e NRC.

XS4All-dossier

XS4ALL werkt voor de uitrol van glasvezel samen met het bedrijf Reggefiber, dat de bouw en uitrol van het glasvezelnetwerk verzorgt. In de uiting zegt XS4ALL glasvezel internet aan te bieden als 30% van het gebied zich voor glasvezel inschrijft.

Door de aanhef “Schrijf u nú in” en de zinsneden “Wordt de benodigde 30% niet gehaald, dan duurt het minimaal vijf jaar voordat uw woonplaats weer aan de beurt is. Schrijf u daarom nu in” wordt de indruk gewekt dat in klaagsters woonplaats de komende vijf jaar geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft via XS4ALL. Als onweersproken is echter komen vast te staan dat in klaagsters woonplaats Veendam een andere aanbieder reeds met de aanleg van glasvezel is gestart. Strijd met art. 7 en 8.2 onder e.


KPN-dossier:
Uit eerdere communicatie volgt dat KPN zijn diensten aanbiedt over het glasvezelnetwerk van Reggefiber. KPN kan zijn diensten niet aanbieden over het netwerk van SKV.

Door de zinsneden “Uw inschrijving kan beslissend zijn voor de aanleg van glasvezel in Wildervank. Alleen als alle inwoners samen op 25 maart voldoende interesse hebben getoond, wordt er glasvezel aangelegd” wordt de indruk gewekt dat in klagers woonplaats in het geheel geen glasvezelnetwerk wordt aangelegd als men zich nu niet daarvoor inschrijft via KPN. Als onweersproken is echter komen vast te staan Reggefiber, via wiens glasvezelnetwerk KPN zijn diensten kan aanbieden, niet de enige aanbieder van glasvezelnetwerk in Wildervank is en dat de aanleg van glasvezel door SKV reeds is gestart.

RB 1399

Indien het bestemd is voor medische doeleinden

Conclusie AG HvJ EU 15 mei 2012, zaak C-219/11 (Brain Products tegen BioSemi)

Prejudiciële vragen gesteld door het Bundesgerichtshof, Duitsland.

Vragen gesteld over de uitlegging het begrip medisch hulpmiddel uit artikel 1(2)(a) derde streepje, van richtlijn 93/42/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende medische hulpmiddelen en de toepassing van de richtlijn op een voor niet-medische doeleinden verkocht artikel dat bestemd is voor de diagnose van een fysiologisch proces.

De A-G concludeert als volgt: „Een product dat door de fabrikant is bestemd om bij de mens te worden aangewend voor het onderzoek van een fysiologisch proces, is slechts een medisch hulpmiddel in de zin van artikel 1, lid 2, sub a, derde streepje, van richtlijn 93/42/EEG betreffende medische hulpmiddelen indien het bestemd is voor medische doeleinden.”

D –    Samenvatting
62.      Zoals is gebleken, wijzen een groot aantal elementen erop dat een louter letterlijke uitlegging van de in de richtlijn gegeven definitie van „medisch hulpmiddel” onbevredigend zou zijn. Het lijkt integendeel meer aangewezen de norm en meer in het bijzonder artikel 1, lid 2, sub a, derde streepje, uitsluitend toepassing te laten vinden op hulpmiddelen die bestemd zijn voor medisch gebruik.

63.      Dit vergt evenwel een precisering. Hoewel het hoofdelement om te bepalen of een product voor medisch gebruik is bestemd, de door de producent verstrekte informatie is, zal een product dat naar de aard ervan enkel bestemd is voor medisch gebruik, moeten worden beschouwd als een medisch hulpmiddel, ook al wordt het niet als zodanig bestempeld door de producent. In ieder geval is een dergelijke antimisbruikbepaling meestal niet noodzakelijk, aangezien de vaste praktijk in de medische sector – ook wegens evidente redenen van beroepsaansprakelijkheid – erin bestaat dat uitsluitend producten worden aangekocht die zijn gecertificeerd in de zin van de richtlijn.

64.      De omstandigheid dat een product niet als medisch hulpmiddel is gecertificeerd impliceert evenwel niet dat bepaalde aspecten van dit product bijzonder gevaarlijk kunnen zijn voor de gebruikers. Alle andere algemene veiligheidsvoorschriften voor producten blijven immers gelden, met inbegrip van die welke bijvoorbeeld de conformiteit van en het aanbrengen van de EG-markering op alle elektrische toestellen(21), op alle producten die problemen met de elektromagnetische compatibiliteit kunnen veroorzaken(22), etc. voorschrijven Zoals de Commissie ter terechtzitting heeft benadrukt, voorzien andere types van certificering paradoxalerwijze in een groot aantal gevallen in eisen die nog strenger zijn dan die welke voor medische hulpmiddelen gelden. Terwijl een medisch hulpmiddel in de regel ook significante risico’s mag meebrengen indien deze door passende voordelen worden gecompenseerd, voorzien de andere types certificering immers meestal niet in de mogelijkheid van een dergelijke afweging en beogen zij enkel de minimalisering van elk mogelijk risico.

RB 1397

Verfresten in een vaatwasser

Vz (toewijzing) 24 april 2012, dossiernr. 2012/00330 (Verfkwasten in Miele)

In een commercial worden verfkwasten, een palet en potjes met verfresten in de vaatwasser gedaan. Dit is in strijd met de milieuwetgeving. Door de reclame zouden meer mensen op het idee kunnen komen verfresten door het riool te spoelen. Als verweer wordt aangegeven dat gebruik is gemaakt van natuurverf.

De voorzitter oordeelt dat de gemiddelde consument zal uitgaan van de in het algemeen gebruikte verven, nu er niets over de soort gebruikte verf wordt gebruikt. Er is strijd met de wet (artikel 10.1 lid 2 van de Wet milieubeheer - verbod om zodanige handelingen met betrekking tot afvalstoffen te verrichten of na te laten waarvan hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan) en tv-commercial in strijd met het openbaar belang.

Ingevolge artikel 10.1 lid 2 van de Wet milieubeheer is het een ieder verboden om zodanige handelingen met betrekking tot afvalstoffen te verrichten of na te laten waarvan hij weet of redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) ontstaan. Het in een vaatwasser reinigen van gebruikte verfartikelen dient te worden aangemerkt als een verboden handeling als bedoeld in deze bepaling. Verf bevat immers over het algemeen stoffen die bezwaarlijk zijn voor het (water)milieu. Of dat ook het geval is bij “natuurverf”, waarvan volgens Miele in de commercial gebruik wordt gemaakt, kan in het midden blijven, nu over het soort gebruikte verf in de commercial niets wordt gezegd. De gemiddelde consument zal uitgaan van de in het algemeen gebruikte verven.

Consumenten kunnen door de commercial ertoe gebracht worden om, in strijd met genoemde wettelijke bepaling, gebruikt verfmateriaal te reinigen in een (Miele) afwasautomaat. Om deze reden acht de voorzitter de televisiecommercial in strijd met het algemeen belang als bedoeld in artikel 3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

TV-Commercial is hier nog te vinden: YouTube.

RB 1390

Adviseert u geen alternatieven te gebruiken...

Rechtbank Rotterdam 29 februari 2012, LJN BW4623 (AGIB tegen LELY c.s.)

Misleidende mededelingen omtrent producten die samenhangen met melkrobots.

Agib handelt in, onder meer, producten die samenhangen met het gebruik van melkrobots, zoals uierverzorgingsmiddelen, reinigingsmiddelen en desinfecteermiddelen. Lely c.s. vermarkt melkrobots via een franchiseformule en verzorgingsmiddelen via haar eigen opgeleide adviseurs die in SRV-achtige vrachtwagens door heen Nederland rijden. Nu vordert AGIB verbod tot het doen van misleidende mededelingen over verzorgingsmiddelen in het bijzonder over de geschiktheid om te worden gebruikt bij Lely's merkrobots.

Een verkoopbrochure valt ook onder de werking van 6:194 BW. De navolgende mededeling is niet onrechtmatig omdat het misleidende karakter ontbreekt: uiting a) "De lijst uierspraymiddelen, die geadviseerd worden, zijn samen met Lely bepaald. CA FNZ Agri en Lely hebben door de jarenlange samenwerking een reeks met kwalitatief hoogstaande producten opgesteld. Het advies is maatwerk. De Lely-monteur zal uw Lely A-3 Astronaut afstellen op het geadviseerde uierspraymiddel".

De tweede uiting, het advies om geen alternatieven te gebruiken*, is suggestief. Dat betekent dat in elk geval degene van wie het stuk uitgaat onrechtmatig jegens Agib heeft gehandeld. Daarom dient deze tekst te worden rechtgezet middels een rectificatie. De gevorderde rectificatie wordt, na een niet onredelijk bezwaar, aangepast, omdat de voorsteltekst impliciet vervat de aanprijzing van het product van Agib.

Verder wordt een uitgebreide exercitie gedaan omtrent de misbruik van de machtspositie in een mededingingsrechtelijk kader en de producten die samenhangen met melkrobots.
* Uiting b)"Lely adviseert u geen alternatieven te gebruiken. De verkoopprijzen worden bepaald door Lely. "

In citaten:
4.2.1. (...) Agib noemt het stuk waarin deze zijn opgenomen (zie 2.11) een verkoopbrochure, Lely meent dat het een handleiding betreft, die in zeer besloten kring slechts wordt verschaft aan degenen die al een melkrobot hebben aangeschaft. De mededeling is dus, volgens Lely, niet openbaar gemaakt in de zin van art. 6:194 BW.

4.2.2 De rechtbank is met Agib van mening dat het onder 2.11 bedoelde stuk binnen het bereik van art. 6:194 BW valt, ook als juist is dat dit slechts aan de melkveehouders die een melkrobot type A3 Astronaut hebben aangeschaft is/wordt verstrekt. Dat het een mededeling omtrent een goed dat door Lely wordt aangeboden betreft staat vast, evenals de omstandigheid dat deze is gedaan in de uitoefening van haar bedrijf. Uit de tekst als geciteerd volgt, dat het geen "handleiding" in de normale zin van het woord betreft, nu de gewraakte mededelingen geen instructies bevatten aangaande het door de melkveehouder te maken gebruik van zijn melkrobot.

Gelet op de ratio van deze bepaling moet openbaarmaking in de zin van art. 6:194 BW niet te eng worden opgevat en het betreft hier een mededeling aan het publiek, al gaat het daarbij slechts om een beperkt aantal personen. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden nopen heeft Lely niet aangevoerd.

Dat betekent, dat Lely onrechtmatig heeft gehandeld jegens Agib als zij voldoende onderbouwd heeft gesteld dat van misleidende mededelingen sprake is. In dat geval wordt toegekomen aan de bewijslastverdeling als in art. 6:195 BW bedoeld, te weten dat het aan Lely is om te bewijzen dat de mededelingen waarop het misleidende karakter berust juist en volledig zijn.

4.2.4 Ad b. Het advies om geen alternatieven te gebruiken acht Agib suggestief. De suggestie wordt gewekt dat het product van een ander merk inferieur is; het afraden wekt de indruk dat schade zal ontstaan. De indruk wordt, volgens Agib, gewekt dat het advies specialistisch en onafhankelijk is, terwijl het wordt gegeven door verkopers van Lely.

Lely meent dat geen suggestie omtrent inferioriteit in de mededeling te lezen valt. Deze paragraaf gaat over uierverzorgingsmiddelen en gebruik daarvan luistert nauw. Hoewel er op zich geen bezwaar bestaat tegen gebruik van middelen van ander fabricaat wordt dit advies gegeven, omdat Lely niet van de precieze samenstelling van de producten van haar concurrenten op de hoogte is en niet gehouden is zich daarin te verdiepen.

Een gemiddeld geïnformeerde, normaal oplettende melkveehouder leest, naar het oordeel van de rechtbank, in de mededeling geen bedekte aantijging dat de middelen van Agib inferieur zouden zijn leest en evenmin een bewering dat de verkoper onafhankelijk zou zijn.

De rechtbank is wel met Agib eens dat de tekst bij een dergelijke lezer de suggestie wekt dat het onverstandig zou zijn om een ander product dan dat van Lely te gebruiken. De door Lely gegeven verklaring is niet voldoende om deze tekst te rechtvaardigen. Met name valt niet in te zien dat de onbekendheid met de precieze samenstelling van de producten van de concurrent -waarin Lely zich inderdaad niet hoeft te verdiepen, hoewel zij dat uiteraard wel zou kunnen- noopt tot deze formulering. De opmerkingen over reinigingsmiddelen kunnen, wegens gebrek aan relevantie op dit punt, onbesproken blijven.

Bewijslevering is, gelet op het vorenstaande, niet aan de orde, omdat geen sprake is van betwiste relevante feiten. Dat betekent dat in elk geval degene van wie het stuk uitgaat onrechtmatig jegens Agib heeft gehandeld. Daarom dient deze tekst te worden rechtgezet, nu dat de vorm van genoegdoening is die Agib vordert en in dit geval ook bij uitstek geschikt is. Lely heeft echter bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde tekst; dat bezwaar is, gelet op de in die voorsteltekst impliciet vervatte aanprijzing van het product van Agib, niet onredelijk.

De rechtbank zal daarom, bij gelegenheid van een te gelasten comparitie van partijen, met partijen overleggen over een adequate rectificatie. Daarbij kan ook aan de orde zijn wat de precieze rol van Lely West en Lely Consumables in dit kader is, een en ander met het oog op de vraag tot wie een verklaring voor recht, veroordeling en/of gebod zich moet richten.

RB 1388

Atoomstroom is niet 100% CO2-vrij

Vz (toewijzing) RCC 17 april 2012, dossiernr. 2012/00146 (CO2-vrij kernenergie)

Vergelijk RB 1370 en RB 778. De uiting spreekt over "Atoomstroom Kernenergie. Goedkoop en 100% C02-vrij." De klacht gaat over de winning en het transport van de kernbrandstof en het kernafval, welke niet C02-vrij geschiedt.

Adverteerder heeft erkend dat ten onrechte is vermeld dat atoomstroom C02-vrij is.
Aangezien, naar adverteerder zelf ook heeft gesteld, alleen de opwekking van kernenergie C02-vrij is, is de gewraakte mededeling in zijn algemeenheid niet juist.
Gelet hierop is de gewraakte claim, die als Milieuclaim in de zin van artikel 1 van de Milieureclamecode (MRC) dient te worden aangemerkt, te absoluut en is de uiting om die reden in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC.

RB 1387

Zondag 12 cent korting

Vz (toewijzing) RCC 17 april 2012, dossiernr. 2012/00238 (zondag 12 ct. korting op benzines)

Het betreft het bij Pompstation de Haan, aan de Huizingalaan te Eindhoven staande reclamebord met de tekst: “A.s. zondag: 12 cent Korting op benzines”. De korting blijkt echter slechts 3 ct per liter, maar 12 cent ten opzichte van de adviesprijs.

De Voorzitter oordeelt dat uit de tekst de indruk volgt dat de benzine 12 ct goedkoper is dan op andere dagen, echter dat is niet het geval.

Uit de gewraakte tekst krijgt men de indruk dat de benzine de komende zondag 12 cent goedkoper is dan op ander dagen. Dat blijkt niet het geval te zijn. De korting ten opzichte van de op andere dagen geldende benzineprijs is maar 3 cent. De genoemde korting van 12 cent is de korting die geldt ten opzichte van de adviesprijs.

Blijkens het hiervoor overwogene is in de uiting onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1386

Alleen bij de Staatsloterij belastingvrij

CVB 1 mei 2012, dossiernr. 2012/00106 (Alleen bij de Staatsloterij belastingvrij)

In de uiting komt de mededeling 'belastingvrij' voor terwijl de kansspelbelasting, zo luidt het verweer, reeds is ingehouden en afgedragen. Als de Staatsloterij inderdaad de enige kansspelaanbieder zou zijn bij wie geen kansspelbelasting wordt ingehouden, zoals in de reclame wordt gesuggereerd, zou sprake zijn van concurrentievervalsing en schending van regels van mededingingsrechtelijke aard.

De RCC stelt vast dat de gemiddelde consument de mededeling "belastingvrij" begrijpen dat er geen belasting (meer) betaald hoeft te worden en dus geen kansspelbelasting (meer) verschuldigd is; met ontvangt de prijzen netto. Niet weersproken is dat de Staatsloterij als enige adverteert met "belastingvrij". CvB bevestigd dit oordeel.

RCC:'Vast is komen te staan dat over de uit te keren prijs door de Staatsloterij al kansspelbelasting is ingehouden c.q. afgedragen. Dit betekent dat de geafficheerde prijs in zijn geheel wordt uitgekeerd, zonder dat de winnaar daarover nog kansspelbelasting hoeft te betalen. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de mededeling “belastingvrij” in de bestreden uitingen ook in deze zin begrijpen, en wordt niet de (onjuiste) indruk gewekt dat de Staatsloterij geen kansspelbelasting verschuldigd is.
 
Niet is weersproken dat de Staatsloterij als enige loterij in Nederland ervoor kiest de kansspelbelasting vooraf in te houden c.q. af te dragen, terwijl andere loterijen de winnaars de kansspelbelasting over de gewonnen prijzen laten betalen. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling dat alleen bij de Staatsloterij de prijzen belastingvrij zijn niet onjuist.

CVB: 2. Het College acht het op grond van het voorgaande niet misleidend dat de Staatslo­te­rij in reclame-uitin­gen de bij haar te winnen prijzen “belastingvrij” noemt. De ge­mid­deld geïnformeerde, om­zich­tige en oplettende con­su­ment zal deze mede­deling al­dus begrijpen, dat men de bij de Staats­loterij te winnen prijzen netto ont­vangt, dat wil zeg­gen zonder dat over die prij­zen be­lasting dient te wor­den ingehouden en afge­dragen. Dit is in overeenstemming met de werkelijkheid zoals de consument die ervaart. Aldus geeft het woord ‘belas­tingvrij’ de consument niet een onjuist beeld van de in de reclame-uitingen genoemde uit te keren prijzen. Voor zover appellant voorts nog stelt dat het woord ‘belastingvrij’ in com­­bi­natie met de naam ‘Staatsloterij’ de in­druk wekt dat de consu­ment bij de Staats­loterij voor­de­liger uit is dan bij andere loterijen, is dit, daargela­ten of de consument deze mede­deling zal betrekken op an­dere loterijen, evenmin onjuist te achten, nu alleen de Staats­loterij de in haar reclame-uitingen gepubliceerde prijzen netto aan de consument uitkeert.
RB 1382

Weet waar de pijn zit

Vz (afwijzing) RCC 11 april 2012, dossiernr. 2012/00228 (Nurofen)

Klager stelt dat in de uiting wordt gesuggereerd dat het geneesmiddel Nurofen precies daar werkt waar de pijn zich zou bevinden. Het geneesmiddel, met de werkzame stof Ibuprofen verlicht de pijn in zijn algemeenheid en "weet" niet waar de pijn  zit.

De Keuringsraad KOAG/KAG heeft laten weten dat de gewraakte uiting ter keuring en toetsing aan de Code voor Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG) is voorgelegd en waarom deze door de Keuringsraad op 2 februari 2012 is voorzien van een KOAG-stempel.

Door de aanmaak van prostaglandinen -die de pijn doen voelen en direct gekoppeld zijn aan de plaats van het trauma en dus daar waar de pijn wordt ervaren- te remmen de pijn gericht wordt verlicht. De gewraakte tekst is derhalve niet misleidend, maar stemt overeen met de farmacologische werking van ibuprofen als prostaglandine remmer.

De voorzitter acht het aannemelijk dat het middel de werking heeft die aan de uiting wordt toegeschreven en wijst de klacht af.

RB 1381

Invoer van tabak

HvJ EU 26 april 2012, zaak C-456/10 (ANET tegen Administración del Estado)

Als randvermelding: Tabak en consumentenbescherming. De nationale regeling die tabakkleinhandelaars verbiedt om tabaksproducten in te voeren is een maatregel van gelijke werking en dus een kwantitatieve beperking. Consumentenbescherming is geen rechtvaardiging  voor de verwezenlijking van de aangevoerde doelstellingen.

Artikel 34 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, die houders van tabaks- en zegelverkooppunten verbiedt tabaksproducten in te voeren uit andere lidstaten.