RB

Producten  

RB 1341

Alternatieve Health Check

RCC 23 februari 2012, dossiernr. 2011/01242 (Health Check)

Yu Zu Tang is een centrum voor wellnessbehandelingen. Op haar website biedt zij de TCG Health Check aan. De Yu Zu Tang health check is een alternatieve vorm van adviseren en geen reguliere medische health check. Het gaat dus om een niet-medische, alternatieve wellness-check en om medisch zinloze wellnessbehandelingen.

De gewraakte webpagina noemt de ‘persoonlijke TCG health-check’ waarvoor men bij ‘een van de natuurgeneeskundig therapeuten’ van het centrum terecht kan. Bij deze check wordt kennelijk op basis van een analyse van de voeten en handen en een controle van de acupressuurpunten en ruggenwervel, een “behandeltraject” voorgesteld. De Commissie acht het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat sprake is van een ‘alternatieve’ behandelmethode.

Duidelijk wordt meegedeeld dat sprake is van natuurgeneeskundig therapeuten en niet wordt gesteld of gesuggereerd dat bij de praktijk artsen werkzaam zijn. De gemiddelde consument zal op grond daarvan de aanduiding ‘Health Care’ niet opvatten in die zin dat adverteerder medische zorg in de gebruikelijke zin verleent. Het staat adverteerder vrij om te adverteren met dergelijke – alternatieve – behandelmethoden, ook al kan verschillend worden gedacht over de daarmee te bereiken resultaten.

RB 1336

Geen uitstoot tijdens het rijden

RCC 23 februari 2012, dossiernr. 2012/00051 (Geen uitstoot tijdens het rijden)

Ten onrechte - zo meent klager - wordt in de uiting (YouTube) gesuggereerd dat elektrische auto’s geen uitstoot hebben. De -uit het stopcontact afkomstige- stroom voor het elektrische voertuig wordt opgewekt door kolen- en gascentrales “die uitstoot hebben”. De commissie acht het voldoende duidelijk dat de adverteerder in de uiting op het oog heeft dat er op het moment van het gebruiken van de Renault ZE geen uitstoot optreedt. De vermelding "geen uitstoot tijdens het rijden" zou iets duidelijker in beeld kunnen, maar dit leidt niet tot een ander oordeel. De klacht wordt afgewezen.

Nadat eerst de aandacht is gevestigd op het gebruik van diverse elektrische apparaten en de daarmee gepaard gaande uitstoot, wordt erop gewezen dat er bij de Renault ZE geen sprake is van uitstoot. Daarbij acht de Commissie het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat adverteerder hier het oog heeft op het moment van gebruiken van de Renault ZE. Dit volgt uit de vergelijking met andere elektrische apparaten, bij het gebruik waarvan wel uitstoot optreedt en uit de vermelding in beeld: “Geen uitstoot tijdens het rijden”.
Deze laatste vermelding zou naar het oordeel van de Commissie iets duidelijker in beeld kunnen worden gebracht, maar dat leidt niet tot een ander oordeel.
In de uiting ligt niet de suggestie besloten dat de productie van de voor het elektrische voertuig benodigde stroom geen uitstoot van CO2 mee zou brengen.

RB 1335

E-sigaret (definitief) als geneesmiddel te kwalificeren

Rechtsbank 's-Gravenhage 13 maart 2012, LJN BV8613 (United tobacco Vapor Groep tegen Staat der Nederlanden)

Het aandienings­criterium in geneesmiddelenrecht.

Rechtspraak.nl: De beslissing van de minister om de e-sigaret definitief te kwalificeren als een geneesmiddel is gebaseerd op de Geneesmiddelenwet. De voorzieningenrechter moet thans een voorlopig oordeel geven over de vraag of de begripsomschrijving in de Geneesmiddelenwet die beslissing kan dragen. Bij de beantwoording van die vraag zal de Geneesmiddelenwet waar nodig en mogelijk moeten worden uitgelegd in overeenstemming met de Geneesmiddelenrichtlijn (richtlijnconforme interpretatie). De stelling van de Staat dat de e-sigaret farmacologische eigenschappen heeft die de fysiologische functies van de mens beïnvloeden en daarom alleen al als geneesmiddel moet worden aangemerkt, kan naar voorlopig oordeel niet worden gevolgd. De e-sigaret is er immers niet voor bestemd om dergelijke effecten teweeg te brengen. Door de woorden “bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor” in de wettelijke definitie worden genotmiddelen als alcohol en tabak van de toepassing van de wet uitgesloten. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de e-sigaret. Daarmee is niet gezegd dat nicotinehoudende producten geen geneesmiddelen kunnen zijn.

Zo is de Nicorette inhaler (reeds) op grond van het aandienings­criterium wel als geneesmiddel gekwalificeerd. Ter beantwoording resteert dan nog de vraag of een richtlijnconforme interpretatie van de wettelijke definitie tot de kwalificatie van de e-sigaret als geneesmiddel kan leiden. De Staat heeft aangevoerd dat het niet aan de Staat is om wetenschappelijk aan te tonen dat de e-sigaret de farmacologische effecten heeft die het product onder de Geneesmiddelenrichtlijn en de Geneesmiddelenwet doen vallen. Deze opvatting acht de voorzieningenrechter onhoudbaar. Het is immers de minister die heeft beslist om de e-sigaret als geneesmiddel aan te merken. Het is dan ook aan de minister om daarvoor een deugdelijke motivering te geven. In dit geding rust ingevolge artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in beginsel op de Staat de bewijslast van de stellingen waaraan hij rechtsgevolg verbonden wenst te zien. Op grond daarvan is de voorzieningenrechter van oordeel dat de beslissing van de minister om de e-sigaret (definitief) als geneesmiddel aan te merken, in strijd is met de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het motiveringsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Daarmee is de grond aan het (gewijzigde) handhavingsbeleid van de minister komen te ontvallen. Het gevorderde gebod om de invoer van de e-sigaret van buiten de Europese Unie en het verhandelen daarvan in Nederland toe te staan, zal daarom worden toegewezen.

3.4. De Staat stelt zich op het standpunt dat de e-sigaret op grond van het toedieningscriterium als geneesmiddel moet worden aangemerkt. Gebruik van de e-sigaret verlicht of voorkomt immers ontwenningsverschijnselen bij de gebruiker, waardoor die in staat wordt gesteld om zo goed mogelijk met zijn of haar nicotineverslaving om te gaan. Volgens de Staat betreft het een product dat in hoge mate vergelijkbaar is met de Nicorette inhaler, die zowel op grond van het aandieningscriterium als het toedieningscriterium als geneesmiddel is aangemerkt. Tussen partijen is niet in geschil dat de e-sigaret, die als genotmiddel wordt gepresenteerd, niet op basis van het aandieningscriterium als geneesmiddel is te kwalificeren.

3.5. De stelling van de Staat dat de e-sigaret farmacologische eigenschappen heeft die de fysiologische functies van de mens beïnvloeden en daarom alleen al als geneesmiddel moet worden aangemerkt, kan naar voorlopig oordeel niet worden gevolgd. De e-sigaret is er immers niet voor bestemd om dergelijke effecten teweeg te brengen. Door de woorden "bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor" in de wettelijke definitie worden genotmiddelen als alcohol en tabak van de toepassing van de wet uitgesloten. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de e-sigaret. De opvatting van de Staat dat de Tabakswet als een lex specialis ten opzichte van de Geneesmiddelenwet is te beschouwen, strookt niet met de Tabakswet, waarin tabaksproducten niet als een bijzonder soort geneesmiddelen zijn gedefinieerd. Daarmee is niet gezegd dat nicotinehoudende producten geen geneesmiddelen kunnen zijn. Zo is de Nicorette inhaler (reeds) op grond van het aandieningscriterium wel als geneesmiddel gekwalificeerd. Dat de producent van de inhalator ook farmacologische effecten op de fysiologische functies van de gebruiker aan het product toeschrijft is inherent aan de presentatie als geneesmiddel. De producent zou immers zijn eigen glazen ingooien als hij geen farmacologische effecten zou toedichten aan de inhaler.

3.8. Over het vereiste onder (2) hebben partijen zich niet uitgelaten. Voorshands wordt geoordeeld dat een interpretatie waarbij genotmiddelen onder het bereik van de Geneesmiddelenwet worden gebracht die weliswaar ervoor kunnen worden gebruikt om de fysiologische functies van de mens te beïnvloeden, maar daarvoor niet zijn bestemd, in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel.

3.9. Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de beslissing van de minister om de e-sigaret (definitief) als geneesmiddel aan te merken, in strijd is met de wet en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het motiveringsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. Daarmee is de grond aan het (gewijzigde) handhavingsbeleid van de minister komen te ontvallen. Het gevorderde gebod om de invoer van de e-sigaret van buiten de Europese Unie en het verhandelen daarvan in Nederland toe te staan, zal daarom worden toegewezen, op de wijze zoals in het dictum is bepaald.

RB 1331

Gevoelens van angst voor bijwerkingen

RCC 22 februari 2012, dossiernr. 2011/01208 (Remark groep Appeleren aan gevoelens van angst voor bijwerkingen geneesmiddelen; misleiding)

In een serie uitingen over geneesmiddelen is onder andere opgenomen: onder A. “Grijp niet direct naar een geneesmiddel als je ergens last van hebt. Ga niet direct iets slikken bij elk ongemak. Zeker als je probleem redelijk aan de buitenkant van je lichaam zit. Dan is het logischer en efficiënter een middel te gebruiken dat ter plekke zijn werk doet. Dat is minder belastend voor je lichaam. Zo voorkom je nare bijwerkingen. En het levert vaak betere resultaten.” Klager meent dat de tekst appelleert aan angstgevoelens, ex artikel 6 NRC, dat er sprake is van agressieve reclame en dat er op een denigrerend wijze gesproken wordt over geneesmiddelen. Tot slot zijn de I SAY-producten slechts hulpmiddelen, die niet door het CBG worden beoordeeld en de mededeling "vaak betere resultaten" is daarom misleidend ex artikel 8 NRC. In een uitgebreid oordeel worden de klachten voor het overgrote deel gegrond verklaard en een aanbeveling gedaan.


1. Tussen partijen is niet in geschil dat de producten waarop de bestreden uitingen betrekking hebben medische hulpmiddelen zijn in de zin van artikel 1 van de Wet op de medische hulpmiddelen (WMH). In reactie op de klacht is namens adverteerder aangevoerd dat de
i say producten een CE-markering met nummeraanduiding hebben. Het is de Commissie bekend dat een dergelijke CE-markering krachtens artikel 7 van het Besluit medische hulpmiddelen (BMH)  wordt  afgegeven door een aangewezen instantie die heeft geverifieerd of sprake is van conformiteit van het betreffende product met de essentiële eisen die op het product van toepassing zijn. Nu door Bayer echter niet wordt betwist dat de i say producten een CE-markering hebben, maar - kort samengevat - wordt gesteld dat de uitingen misleidend zijn en appelleren aan gevoelens van angst, kan de verleende CE-markering in de verdere beoordeling buiten beschouwing blijven.
 
2. Met betrekking tot het beroep van Bayer op artikel 6 NRC overweegt de Commissie het volgende.
Met de tekst “Grijp niet direct naar een geneesmiddel als je ergens last van hebt. Ga niet direct iets slikken bij elk ongemak. Zeker als je probleem redelijk aan de buitenkant van je lichaam zit. Dan is het logischer en efficiënter een middel te gebruiken dat ter plekke zijn werk doet. Dat is minder belastend voor je lichaam. Zo voorkom je nare bijwerkingen. En het levert vaak betere resultaten.” wordt naar het oordeel van de Commissie ingespeeld op gevoelens van angst voor “nare bijwerkingen” van geneesmiddelen. Hiervoor bestaat geen aanleiding. Daarom acht de Commissie de hiervoor aangehaalde tekst op de verpakkingen en de website in strijd met artikel 6 NRC, waarin is bepaald dat reclame zonder te rechtvaardigen redenen niet mag appelleren aan gevoelens van angst.
 
3. Naar het oordeel van de Commissie is tevens sprake van misleidende reclame. Van de naam “i say bye-bye..” in combinatie met het noemen van een kwaal gaat de suggestie uit dat de kwaal waarvoor het product bestemd is geheel weggaat. In de onder A t/m C aangehaalde uitingen wordt gesteld dat het gebruik van de i say producten logischer en efficiënter is dan het gebruik van geneesmiddelen, de i say producten minder belastend zijn voor het lichaam en de resultaten vaak beter zijn dan bij geneesmiddelen. Voorts wordt geclaimd dat de i say producten geen bijwerkingen kennen en “volkomen veilig” zijn. Nu deze stellingen door Bayer gemotiveerd zijn aangevochten, ligt het op de weg van adverteerder de juistheid ervan aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de Commissie is adverteerder daarin niet geslaagd. Ten aanzien van deze kwalificaties is immers geen inhoudelijk verweer gevoerd.
 
Gelet op het vorenstaande gaan de uitingen gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van de i say producten als bedoeld in artikel 8.2. aanhef en onder b NRC. Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uitingen ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
4. Van agressieve reclame in de zin van artikel 14 lid 1 NRC is sprake als reclame door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk beperkt of kan beperken. Blijkens de toelichting bij artikel 14 NRC wordt onder ongepaste beïnvloeding verstaan het uitbuiten van een machtspositie ten aanzien van de consument om pressie uit te oefenen op een wijze die het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen, aanzienlijk beperkt. Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van de Commissie in het onderhavige geval niet voor, zodat de klacht dat sprake is van agressieve en om die reden oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 NRC wordt afgewezen.

 

RB 1330

Motie Alcoholbeleid - STAP

Motie lid Voordewind c.s. om STAP niet uit de begroting te schrappen, Kamerstukken II, 2011-2012, 27 565, nr. 116.

constaterende, dat het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid (STAP) vanaf 2013 het onderzoeksbudget van het ministerie van VWS verliest;

overwegende, dat STAP inmiddels tien jaar onderzoeken uitvoert naar onder meer de marketingactiviteiten van de alcoholindustrie, de horeca en de supermarkten en het functioneren van het verbod op alcoholreclame tussen 06.00 uur en 21.00 uur;

van mening, dat STAP vanwege haar kennis, haar onafhankelijke positie en actieve communicatiebeleid een wenselijk tegenwicht vormt tegen de sterke positie van de alcoholproducenten, de horeca, de supermarkten en de reclame-industrie, en daarmee ook de monitoringsplicht uit de Audiovisual Media Services Directive (AVMSD) vervult;

verzoekt de regering terug te komen op het besluit om STAP uit de begroting te schrappen, zodat de deskundigheid van STAP over het monitoren van alcoholmarketing en zelfregulering niet verloren gaat en hierover op korte termijn met STAP in overleg te gaan,

 

RB 1325

Noot bij Prescan

Noot bij Reclame Code Commissie (College van Beroep) 7 november 2011, nr. 2011/00727 (Prescan/Vereniging tegen de Kwakzalverij), IER februari 2012, afl. 1, p. 96 - 101.

Bijdrage ingezonden door Ebba Hoogenraad, Hoogenraad & Haak . Zie eerder RB 1196.

Reclame-uiting in de krant NRC over de Total Body Scan van Prescan misleiding. Beoordeling aard van het bewijs, geen peer-review bewijs noodzakelijk. Mededeling "Danzij total Body Scan weet ik dat ik gezond ben" te absoluut. Maatstaf voor beoordeling consument? Het NRC-publiek geen aanleiding voro uitgangspunt van méér dan gemiddelde geïnformeerde omzichtige en oplettende consument, want uiting richt zich op algemeen publiek. Uiting appelleert niet zonder te rechtvaardigen reden aan gevoelens van angst (art. 6 NRC).

RB 1323

Stoppen met roken niet meer vergoed

Vz (toewijzing) RCC 5 december 2011, dossiernr. 2011/01067 (stoppen-met-rokenorganisatie)

Prostop hanteert een uiting die misleidend is, aldus klager. Zonder feitelijke grondslag wordt gesuggereerd dat de dreiging groot is dat stoppen met roken volgend jaar niet meer vanuit het collectieve basiszorgpakket wordt vergoed. Klager stelt dat de meeste vormen van gedragsbegeleiding ook in 2012 onderdeel van het basiszorgpakket blijven en dat uitsluitend ondersteunende medicijnen in 2012 niet langer vergoed worden. De voorzitter wijst de klacht toe op basis van 8.2 NRC, onduidelijke informatie en daardoor oneerlijk ex 7 NRC.

De uiting spreekt over, o.a. “Het lijkt erop dat de vergoeding voor hulp bij stoppen met roken met ingang van 2012 weer wordt geschrapt.” en “Op dit moment wordt begeleiding bij het stoppen met roken vergoed door iedere zorgverzekeraar, ongeacht uw maatschappij of polis. Daarom is het verstandig om op tijd een afspraak te maken en gebruik te maken van deze regeling voordat de zorgverzekeraars deze ondersteuning in 2012 niet meer dekken.”

De Voorzitter:

Aldus wordt naar het oordeel van de voorzitter in de reclame-uiting gesuggereerd dat vanuit de regering het voornemen is om met ingang van 2012 de vergoedingsregeling in verband met hulp bij stoppen met roken in zijn geheel te schrappen. Klager heeft echter gemotiveerd aangevoerd dat dit voornemen slechts geldt voor bepaalde onderdelen van de hulp bij het stoppen met roken. Adverteerder heeft klagers stelling niet, althans onvoldoende weersproken.

Gelet op het voorgaande is de in de uiting gewekte suggestie niet dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt en is de voorzitter van oordeel dat adverteerder onjuiste dan wel onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit te nemen over een transactie, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1324

Kamervragen: Convenant Overgewicht

Antwoord kamervragen over het ontduiken van afspraken in het Convenant Overgewicht, Aanhangsel Handelingen II, nr. 1 667

De meest interessante citaten uit de beantwoording van Kamervragen over de ontduiking van het Convenant Overgewicht:

Vraag 1: Bent u op de hoogte van het feit dat de regels van het Convenant Overwicht ten aanzien van reclame voor snoep worden overtreden? Wat is uw mening?

Antwoord: 1 Nee. Het Convenant Overgewicht is niet meer actueel; eind 2009 is dit beëindigd. Op basis van draagvlak van betrokken partijen en met steun van de Kamer is ingezet op een nieuw convenant: het Convenant Gezond Gewicht (TK 31 899, nr. 15). Het thema voedingsmiddelenreclame gericht op kinderen maakt hier geen onderdeel van uit.

Vraag 2:Vindt u dat het sponsoren door Haribo van het populaire programma The Voice Kids past binnen de afspraken van het Convenant?

 

(...) De afspraken waar u vermoedelijk op doelt zijn opgenomen in de RvV, waarin een verbod op voedingsmiddelenreclame gericht op kinderen tot 7 jaar is opgenomen. Volgens de gegevens uit het bereikonderzoek blijkt dat “The
Voice Kids” zich niet richt op kinderen onder de 7 jaar. Het kijkerspubliek van het “The Voice Kids” bestaat voor 85% uit kijkers ouder dan 12 jaar (bron: RTL 4).

(...) Dit kabinet zet in op een integrale aanpak op het gebied van gezond gewicht, zoals vermeld in de Landelijke nota Gezondheidsbeleid, waarbij de jeugd wordt ondersteund door programma’s zoals Mediawijsheid bij het ontwikkelen van weerbaarheid tegen de prikkels en verleidingen die nu eenmaal onderdeel uitmaken van onze leefwereld. Reclame is daar onderdeel van.

Vraag 5: Kunt u de Kamer zo snel mogelijk een lijst sturen van fabrikanten en reclameuitingen voor snoep in het afgelopen jaar, en hier ook een lijst aan toevoegen van snoep in de vorm van populaire figuurtjes voor kinderen, of waarbij deze figuurtjes op de verpakking staan afgebeeld?

Nee, in het kader van zelfregulering zie ik het niet als mijn taak dit soort lijsten samen te stellen en te verspreiden.

Vraag 6: Wat is uw mening over de uitspraak van Vereniging voor de Bakkerij- en Zoetwarenindustrie (VBZ)-directeur Baas dat reclame voor programma's die op een later tijdstip worden uitgezonden maar wel populair zijn bij kinderen niet onder de Convenantafspraken vallen omdat kinderen dan “in bed horen te liggen”?

Antwoord 6: Deze uitspraak komt niet overeen met de gehanteerde criteria. In artikel 8 van de RvV wordt aangegeven wanneer een programma gericht is op kinderen. Dit wordt niet beoordeeld op basis van tijdstip, zoals wordt gesuggereerd, maar op basis van bereikcijfers. De FNLI hanteert een vergelijkbaar criterium voor de oproep om terughoudend te zijn met reclame gericht op kinderen tussen de 7 en 12 jaar.

RB 1314

Eenmalig per bericht

RCC 13 februari 2012, dossiernr. 2011/01184 (Cartracks)

In beide uitingen is te lezen: “Eenmalig € 1,50 per bericht” en “Maximaal 3 berichten. € 1,50 per bericht”. In de uiting op internet staat bovendien: “DIT IS GEEN ABONNEMENT” en “Dit is GEEN abonnementsdienst” en in de televisiereclame: “Eenmalige dienst”.

Klager meent dat met deze aanduiding de dienst eenmalig €1,50 kost, maar bij drie berichten kost deze €4,50. Verweer: als er minder informatie beschikbaar is over een auto worden minder dan 3 berichten verzonden.

Naar het oordeel van de Commissie blijkt aldus uit elk van de uitingen in haar geheel voldoende duidelijk dat de aangeboden sms-dienst inhoudt dat men maximaal 3 berichten kan ontvangen, waarbij één bericht € 1,50 kost. De klacht wordt afgewezen.

RB 1313

Reacties klanten is medische claim

RCC 1 november 2011, dossiernr. 2011/00908 (Keuringsraad tegen Drogisterij.net)

Met samenvatting van Eva Rog-den Ouden, Hoogenraad & Haak.

De Keuringsraad heeft bij de Reclame Code Commissie een aantal klachten ingediend tegen de webwinkel Drogisterij.net. Volgens de Keuringsraad zetten de prijsaanbiedingen en de afprijzing van geneesmiddelen op deze website de consument aan tot het kopen van meer geneesmiddelen dan nodig. Dit zou in strijd zijn met artikel 31 in combinatie met artikel 7 van de Code voor Publieksreclame voor Geneesmiddelen (PCG). Ook zou Drogisterij.net in strijd handelen met artikel 84 lid 3 Geneesmiddelenwet (Gmw). Dit artikel verbiedt reclame die het rationele gebruik van een geneesmiddel niet bevordert wegens het ontbreken van een objectieve voorstelling van zaken. De Commissie acht zich niet bevoegd te toetsen aan de CPG nu deze geen deel uitmaak van de NRC. Dit is overigens per 1 januari 2012 wél mogelijk, want dat is de CPG wel onderdeel van de Nederlandse Reclame Code. Volgens de Commissie kan verder het afprijzen van geneesmiddelen niet op zichzelf worden aangemerkt als een inbreuk op artikel 84 lid 3 Gmw. De klacht wordt op dit onderdeel afgewezen.

De Keuringsdienst vindt het misleidend om gezondheidsproducten – die geen geneesmiddelen zijn, zoals Pharma Nord Bio-Glucosamine - onder de ‘tab’ geneesmiddelen aan te bieden en ten onrechte een Register van Geneesmiddelen (GVR) nummer te vermelden. Dit geeft de consument onjuiste informatie en is ook in strijd met artikel 84 Gmw. Deze gezondheidsproducten worden immers aangeprezen als geneesmiddel zonder dat daarvoor een handelsvergunning is verleend. De Commissie is het hiermee eens.

Ook bevatten de aanprijzingen van de verschillende gezondheidsproducten volgens de Keuringsraad verboden medische claims. Dit is in strijd met artikel 20 lid 2 (a) Warenwet. Bijvoorbeeld: Lucovitaal Cranberry X-tra Forte Capsules 50%: voorkomt blaasontsteking. Ook de reacties die door consumenten bij de producten worden geplaatst bevatten medische claims. Drogisterij.net zegt toe alle productomschrijvingen na te lopen en medische claims van consumenten weg te halen. Ook is volgens haar de website zo aangepast dat bij de gezondheidsproducten inmiddels geen reacties meer kunnen worden geschreven. Dit laatste is niet het geval. De Commissie volgt ook hier de Keuringsraad. De aangehaalde aanprijzingen en reacties zijn volgens de Commissie verboden claims (artikel 20 lid 2 (a) Warenwet) dus Drogisterij.net handelt in strijd met de wet. Omdat de adverteerder ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangeprezen producten die werking hebben die daaraan in de uiting wordt toegeschreven, bevat de website ook onjuiste informatie (artikel 8.2 aanhef en (b) NRC). Nu is geoordeeld dat sprake is van publieksreclame voor geneesmiddelen en de toelatingsstempel van de Keuringsraad KOAG/KAG ontbreekt, handelt Drogisterij.net ook in strijd met de Bijzondere Reclame Code onder (a). Werk aan de (web)winkel dus…

 

Eva Rog – den Ouden