RB

Producten  

RB 998

Motie reclameverbod antibiotica?

In navolging van verbod op tabaksreclame en (recentelijke voorstel tot) alcoholreclame, nu een motie verbod voor reclame voor antibiotica in het kader van dierziektebeleid (Kamerstukken II, 2010-11, 29 683, nr. 93).

De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterend, dat de regering een verbod op reclame voor diergenees-middelen overweegt; 
van mening, dat aandoeningen bij dieren, zoals parasitaire infecties, een risico voor de volksgezondheid en een aantasting van het dierenwelzijn kunnen veroorzaken; 
van mening, dat reclame voor overige diergeneesmiddelen een voorlichtende werking kan hebben en kan bijdragen aan het verminderen van risico’s voor de volksgezondheid; 
verzoekt de regering alle vormen van reclame voor antibiotica te verbieden, 
en gaat over tot de orde van de dag. 
Ormel

RB 986

Levertijd iPhone bij T-mobile

CVB 8 juni 2011, Dossiernr. 2011/00039 (T-mobile iPhone)

Reclamerecht. Aanprijzing van iPhone op T-mobile website waarop o.a. staat: "levertijd van 3 tot 4 weken." Klager bestelt iPhone bij T-mobile shop nadat klantenservice heeft bevestigd dat zij ook dezelfde levertijd hebben als online. Echter, levertijd bleek meer dan 8 weken te zijn, acht uiting op website daarom misleidend. Verweerder stelt dat mededeling geen reclame in de zin van NRC. Ook geen sprake van misleiding want bestelling via webshop heeft levertijd 3 tot 4 weken en levertijd T-mobile shop wijkt daarvan af.

Commissie oordeelt dat er sprake van onduidelijke of dubbelzinnige informatie (art. 8.2 aanhef en onder b NRC) want geen onderscheid gemaakt tussen bestelling bij webshop of winkel dus mededeling te absoluut. Strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Grieven: 1. Commissie oordeelt ten onrechte dat er sprake is van reclame, want geen aanprijzing. 2. Ten onrechte geoordeeld dat sprake is van onduidelijke en ondubbelzinnige informatie, klant ziet voor bestelling geldende voorwaarden duidelijk genoemd. 3. Ten onrechte geoordeeld dat uiting misleidend is want als via webshop wordt besteld is sprake van genoemde levertijd.
CVB oordeelt dat uiting onder reikwijdte art. 1 NRC valt want uitnodiging tot aankoop. Grief 1 treft geen doel. Bij bestelling via webshop wordt genoemde levertijd vermeld en duidelijk dat deze niet van toepassing is op andere wijze van bestellen. Ontbreken van uitdrukkelijke mededeling hierover is niet onjuist of misleidend. Ontbreken van mededeling omtrent levertijd bij andere wijzen van bestelling is ook niet onjuist of misleidend. Grief 2 en 3 treffen doel. CVB vernietigt beslissing Commissie en wijst klacht alsnog af.

 

2. Vaststaat dat in de uiting zonder verdere toelichting uitsluitend de levertijd wordt genoemd die van toe­pas­sing is indien men het apparaat via de webshop be­stelt. Het College acht dit juist. Voor de consument die ervoor kiest om het appa­raat via de webshop te bestellen, zal duidelijk zijn dat de genoemde levertijd specifiek voor die wijze van bestellen geldt, derhalve niet van toepassing is bij een andere wijze van bestellen zoals via een winkel. Het ontbreken van een uitdrukkelijke me­dedeling hier­over kan om die reden niet onjuist of misleidend worden geacht. Even­min kan het onjuist of misleidend worden geacht dat de consument niet wordt ge­wezen op het feit dat bij een andere wijze van bestellen een langere levertijd geldt.

Het dient immers als algemeen bekend te worden verondersteld dat de duur van de levertijd per verkoopkanaal kan verschillen. De grieven 2 en 3 treffen op grond van het voorgaande doel.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

 

Regeling: NRC art. 1, art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b

RB 991

Alcoholverbod in Mediawet

Amendement van de leden Van der Staaij/ Voordewind ter vervanging van nr. 10 over het opnemen van een verbod in de Mediawet 2008 op reclame voor alcoholhoudende drank, Kamerstukken II, 2010-11, 32 022, nr. 64.

Reclamerecht. Mediarecht. Vervallen van zinsnede: "tussen 06.00 uur en 21.00 uur" in een aantal artikelen. Kern van amendement:

(...) Een verbod tussen 06.00 uur en 21.00 uur is onvoldoende omdat de doelgroep van jongeren rond de 16 jaar door deze maatregel niet wordt beschermd. Immers, zij zien doorgaans ook na 21:00 uur nog televisieprogramma’s en komen dus nog teveel in aanraking met alcoholreclames. In elk geval is voldoende aangetoond – onder andere door STAP - dat zelfregulering niet werkt. Zelfregulering is een systeem dat in theorie veel voordelen biedt, maar in de praktijk onhaalbaar is. Daarvoor zijn de belangen van de alcoholbranche veel te groot. Daar komt nog bij dat er met een algeheel verbod niet langer meer een onderscheid is tussen reclame voor alcohol en tabak. Ook tabaksreclame is verboden en alles wijst erop dat dit zijn vruchten begint af te werpen!

Zie link / pdf
Mediawet 2008

RB 987

Amstel badjassen bij de Bekerfinale

RCC 9 juni 2011, Dossiernr. 2011/00438 (Amstel)

Reclamerecht. Dragen van rode Amstel badjassen door spelers FC Twente na KNVB bekerfinale. Klager stelt dat art. 28 RVA is overtreden, want sportploeg mag geen reclame voor alcohol voeren. Verweerder stelt dat vieren overwinning geen actieve sportbeoefening is dus RVA niet van toepassing. Badjassen ook geen onderdeel van outfit.

Commissie oordeelt dat nu gehele ploeg deze badjassen aanhad er sprake is van reclame voor alcohol gevoerd op sportploeg. Strijd met art. 28 RVA. Badjassen zijn geen onderdeel outfit maar spelers worden toch als sportploeg aangemerkt. Art. 28 RVA vereist geen "actieve sportbeoefening," alleen in context van door speler gebruikte attributen. Doet aanbeveling.

Naar de Commissie begrijpt uit het verweer waren alle spelers van FC Twente tijdens de huldiging na hun overwinning in de KNVB bekerfinale op 8 mei 2011 gehuld in rode badjassen met de merknaam Amstel. Aldus is naar het oordeel van de Commissie reclame voor alcoholhoudende drank gevoerd op een sportploeg. Dit is in strijd met artikel 28 RVA.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: RVA art. 28

RB 983

"Betreft uw reservering"

RCC 16 mei 2011, Dossiernr. 2011/00320 (Postcode Loterij)

Reclamerecht. Aan klager geadresseerde brief van Postcode Loterij met tekst op envelop: "betreft uw reservering." Klager vindt deze tekst misleidend, heeft geen reservering bij verweerder. Door kleur inkt en envelop niet duidelijk wie afzender was. Ook heeft klager meermaals aangegeven geen prijs te stellen op ontvangen post van verweerder. Verweerder stelt dat zij vrij is in manier van reclame maken en tekst leesbaar is want in 12 puntsletter weergegeven. Hierdoor is envelop voldoende als reclame herkenbaar. Teruggestuurde brieven van klager zijn onbekend bij verweerder.

Commissie oordeelt dat envelop met tekst "betreft uw reservering" verkeerde indruk wekt. Hierdoor niet duidelijk als reclame herkenbaar dus in strijd met art. 11.1 NRC. Ook heeft verweerder niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij is ingegaan op verzoek van klager om geen post meer te ontvangen dus strijd met art. 14 Code CBR. Doet aanbeveling.

Van de tekst: “BETREFT UW RESERVERING” gaat onmiskenbaar de suggestie uit dat de envelop informatie of documenten bevat met betrekking tot een reservering die door de geadresseerde is geplaatst. Eerst na het openen van de envelop blijkt dat deze uitsluitend reclame bevat voor de Nationale Postcode Loterij en in het geheel geen betrekking heeft op een reservering van de ontvanger van deze reclame.

Nu de envelop een verkeerde indruk wekt, acht de Commissie de uiting niet duidelijk als reclame herkenbaar en daardoor in strijd met artikel 11.1 Nederlandse Reclame Code (NRC).

Dat op de achterzijde van de envelop voor het geval van onbestelbaarheid de Nationale Postcode Loterij wordt genoemd, leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover deze mededeling al niet over het hoofd wordt gezien, doet deze onvoldoende af aan bovenbedoelde onjuiste indruk.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regelingen: NRC art. 11.1; Code CBR art. 14
Lees eerdere uitspraken over de Postcode Loterij hier: RB 771; RB 739; RB 684; RB 674; RB 673

RB 982

Verkeerd telefonisch ingelicht

RCC 12 mei 2011, Dossiernr. 2011/00322 (Vriendenloterij)

Reclamerecht. Klager is telefonisch benaderd door Vriendenloterij met aanbod voor twee gratis loten. Herhaaldelijk werd gezegd dat uitsluitend ging om deze twee loten en klager nergens aan vast zou zitten. Twee weken later ontving klager brief met mededeling dat hij deelnemer was en betaald nummer moest bellen om op te zeggen. Ook werd later geld afgeschreven zonder machtiging van klager. Verweerder stelt dat klager niet juist is ingelicht. Biedt excuses aan.

Commissie oordeelt dat klager verkeerd is ingelicht en dus sprake van onbehoorlijke en misleidende benadering, strijd met art. 7 lid 2 CTM. Doet aanbeveling.

Naar adverteerder heeft erkend, is klager namens adverteerder verkeerd ingelicht met betrekking tot de voorwaarden van de betreffende actie. Naar klager stelde is hem meegedeeld dat zijn deelnemerschap automatisch zou aflopen, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval was.

Aldus is naar het oordeel van de Commissie sprake van onbehoorlijke en misleidende benadering en derhalve van strijd met artikel 7 lid 2 CTM.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: Code Telemarketing (CTM) art. 7 lid 2
Lees eerdere uitspraken over de Vriendenloterij: RB 973; RB 758

RB 981

Postfilter niet voldoende geraadpleegd

RCC 12 mei 2011, Dossiernr. 2011/00267 (Bankgiroloterij)

Reclamerecht. Klager heeft zich op 14 oktober 2010 ingeschreven bij Postfilter en o.a. categorie Loterijen aangevinkt. Toch ontving hij op 8 januari een uiting van de Bankgiroloterij (BGL). Klager heeft geen reactie van verweerder ontvangen over zijn klacht hierover. Verweerder stelt dat het Postfilter bestand van 13 oktober 2010 heeft gebruikt. N.a.v. klagers brief is deze op 9 januari in het 'recht van verzet' bestand terecht gekomen. Ook is verweerder van mening dat Code Postfilter (in werking getreden op 1 jan 2011) niet moet worden toegepast op deze zaak, i.v.m. overgang naar nieuwe regeling.
Commissie oordeelt dat Code Postfilter van toepassing is omdat mailing verzonden is op 7 januari. Strijd met art. 5.2 en art. 5.3 Code Postfilter want Postfilter voor het laatst geraadpleegd op 13 oktober. Doet aanbeveling.

Op grond van artikel 5.2 van de Code Postfilter dient een adverteerder, voordat hij een adressenbestand met personen wil gebruiken voor het verzenden van Direct Mail, altijd het Post Register te raadplegen. Deze raadpleging dient op grond van artikel 5.3 van de Code Postfilter plaats te vinden binnen een periode van maximaal zes weken voor het feitelijk toesturen van Direct Mail.

Nu adverteerder de bewuste brief op 7 januari 2011 aan klager heeft verzonden, terwijl zij op 13 oktober 2010 voor het laatst het Post Register had geraadpleegd, heeft adverteerder in strijd gehandeld met de genoemde bepalingen.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: Code Postfilter art. 5.2, art. 5.3
Zie eerdere uitspraken over BGL: RB 956; RB 833; RB 791

RB 980

Gratis stroom

RCC 30 mei 2011, Dossiernr. 2011/00401 (E.ON)

Reclamerecht. Verschillende uitingen van E.ON die onderdeel uitmaken van de campagne "E.ON stroomstootje" met de tekst "tot 6 maanden gratis stroom." Klager stelt hierover het volgende: Uit actievoorwaarden op website blijkt dat 6 maanden gratis stroom achteraf wordt verrekend bij jaarnota. Strijd met art. 8.5 jo. bijlage 1 sub 19 NRC. Banner verwijst niet naar actievoorwaarden, dus sprake van onjuiste informatie (art. 8.1 jo. 8.2 NRC). Advertentie in Metro over "speciale Metro lezersaanbieding" is niet alleen speciaal voor die doelgroep dus strijd met art. 8.5 jo. bijlage 1 sub 7 en/of 17 NRC. Klager acht uitingen aldus misleidend en in strijd met art. 7 NRC. Verweerder heeft klacht gemotiveerd weersproken.

Commissie: 1. Korting wordt maandelijks in voorschot opgenomen en bij de jaarnota definitief vastgesteld a.d.h.v. daadwerkelijk verbruik. Klacht treft in zoverre geen doel. 2. Sprake van onduidelijke informatie (art. 8.2 aanhef NRC) omdat actie niet kan worden aangeduid met "gratis" leveren van stroom doordat de wijze van verrekenen dit niet rechtvaardigt. Strijd met art. 7 NRC. 3. Klacht over actie voor Metro lezers treft geen doel, geen strijd met art. 8.5 bijlage 1 punt 7 of 17 want uiting valt niet onder deze punten. 4. Geen aanleiding om uitspraak onder aandacht van breed publiek te brengen (art. 17 lid 1 onder h jo. art. 18 lid 4 Reglement betreffende RCC en CVB). Commissie oordeelt dat uitingen in strijd zijn met art. 7 NRC en doet aanbeveling. Wijst voor het overige klacht af.

 

2.
Klaagster maakt voorts bezwaar tegen het gebruik van de woorden “tot 6 maanden gratis stroom” in de genoemde uitingen, in verband met de informatievoorziening over de actie. De Commissie vat dit bezwaar aldus op, dat be­doelde woor­den volgens klaagster een onjuist althans onvolledig beeld geven van de inhoud van de actie. In verband daarmee zal de Commissie de uitingen toetsen aan de meer alge­mene mis­leidingsbepalingen van de artikelen 7 en 8 van deze Code.

Naar het oordeel van de Commissie zal de consument bij de mededeling dat hij een aantal maanden gratis stroom kan krijgen, denken aan een actie waarbij hij gedurende enige tijd in het geheel geen vergoeding voor de verbruikte stroom verschuldigd is. De onderhavige actie wijkt hiervan af. Weliswaar ontvangt de consument elke maand enige korting op het verschuldigde termijnbedrag, maar deze korting kan uitsluitend indien zij over een bepaalde periode wordt opgeteld tot een som leiden die gelijk is aan een maand stroom. Het op deze wijze verrekenen van een korting op de elektriciteitskosten gevolgd door een jaarlijkse vaststelling van de daadwerkelijk te betalen kosten, kan naar het oordeel van de Commissie niet worden aangeduid met het “gratis” le­ve­ren van stroom, zoals in de reclame-uitingen wordt gedaan en zoals dit begrip door de gemiddelde consument zal worden opgevat. Het ge­bruik van het woord “gra­tis” voor een der­gelijke wijze van verrekenen geeft een verkeerd beeld van de actie. De consument zal immers niet ver­wach­­ten dat in werkelijkheid sprake is van een kortingsactie, verspreid over een langere periode en in de vorm van een korting op het termijnbedrag, waarvan de hoogte achteraf definitief wordt vastgesteld.

Aldus wordt naar het oordeel van de Commissie in de uitingen zoals genoemd onder I t/m IV geen duidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door de reclame-uitingen ertoe gebracht kan worden een besluit over een trans­ac­tie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regelingen: NRC art. 7, art. 8.1, art. 8.2 aanhef, art. 8.5 bijlage 1 sub 7, sub 17, sub 19; Reglement betreffende RCC en CVB art. 17 lid 1 onder h, art. 18 lid 4
Lees eerdere uitspraak over E.ON: RB 849

RB 979

Hoe schoner je wordt, hoe groter je beloning

CVB 8 juni 2011, Dossiernr. 2011/00235 (Toyota)

Reclamerecht. Uiting op radio en website over actie met gratis accessoires voor CO2 besparing. Klager stelt dat uitingen indruk wekken gratis accessoires te geven voor elke bespaarde gram CO2 uitstoot. Echter, waarde accessoires is beperkt tot maximum van 1500 euro. Verweerder stelt dat uitingen niet suggereren dat er ongelimiteerd accessoires worden verstrekt. Voorwaarden actie zijn duidelijk en volledig.

Commissie oordeelt dat uitingen indruk wekken dat er relatie bestaat tussen omvang CO2 besparing en waarde accessoires. Er wordt geen voorbehoud gemaakt t.a.v. maximale waarde. Mededeling "Hoe schoner je wordt, hoe groter je beloning" te absoluut, daarom sprake van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC). Strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Grieven: geen sprake van onjuiste informatie. Er wordt niet gesuggereerd dat er een één op één verhouding is tussen besparing CO2 uitstoot en waarde accessoires en ook niet dat er sprake is van ongelimiteerde hoeveelheid accessoires. Op grond van berekening kan consument afgewogen beslissing nemen, daarom valt niet in te zien waarom uiting leidt tot besluit tot transactie welke consument anders niet zou hebben genomen.

CVB: Er wordt directe koppeling gelegd tussen bespaarde CO2 uitstoot en waarde accessoires. Nadere informatie omtrent limiet ontbreekt. Alleen duidelijk na berekening op website. Geen sprake van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef NRC) maar van te laat verstrekken essentiële informatie (art. 8.3 aanhef en onder c NRC). Maximum waarde accessoires diende in uitingen verstrekt te worden. Strijd met art. 7 NRC. Bevestigt beslissing Commissie met wijziging van de gronden.

 

2. Anders dan de Commissie is het College van oordeel dat het feit dat L&P in de gewraakte uitingen geen maximumbedrag voor de gratis accessoires noemt, niet tot het oordeel kan leiden dat sprake is van onjuiste informatie als bedoeld in arti­kel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Wel is het College op grond van het voor­gaande van oordeel dat L&P in de onderhavige reclame-uitingen te laat es­sen­tiële infor­matie verstrekt die de gemid­delde consu­ment nodig heeft om een geïn­for­meerd be­sluit over een transactie te nemen, dit zoals bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Het feit dat men tot een bepaald maximum gratis ac­ces­soires ontvangt als­mede de hoogte daarvan, kunnen immers het besluit van de con­sument tot een trans­actie beïnvloeden. Naar het oordeel van het Col­lege had L&P deze informatie daarom reeds in de gewraakte uitingen dienen te verstrek­ken. Al­dus komt het College, zij het op andere gronden dan de Com­mis­sie, tot het oor­deel dat de uitingen mislei­dend en daardoor oneerlijk zijn in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.2 aanhef, art. 8.3 aanhef en onder c
Zie ook eerdere uitspraak over Toyota: RB 958

RB 976

Weer zaak bij RCC over Q10

RCC 18 mei 2011, Dossiernr. 2011/00330 (Q10)

Reclamerecht. Uiting op website over het product Kwaliteitsmerk Q10 50mg & Kokosolie. Klager stelt dat uiting misleidend is omdat er geen wetenschappelijk bewijst is voor werking Q10 bij paradontitis. Verboden om voedingssupplementen aan te merken als medicijnen. Ingespeeld op angst bij consumenten. Verweerder overlegt twee onderzoeken als bewijs werking Q10 bij paradontitis. Gebruik Q10 is onschuldig en verbetert conditie tandvlees. Keuringsraad KOAG/KAG stelt dat er sprake is van strijd met art. 10 en art. 6 CAG en art. 84 Geneesmiddelenwet.

Commissie gaat ervan uit dat klager van mening is dat art. 20 lid 2 onder a Warenwet van toepassing is. Geen sprake van dergelijke wijze van aanprijzing. Ook geen sprake van onjuiste en misleidende informatie over genezende werking omdat deze werking niet aan product wordt toegeschreven in uiting. Ook geen sprake van appelleren aan gevoelens van angst (art. 6 NRC). Wijst klacht af.

2) Van een dergelijke verboden wijze van aanprijzen is in de onderhavige reclame-uiting naar het oordeel van de Commissie geen sprake. De uiting bevat weliswaar, in het kader van achtergrondinformatie over Q10, verwijzingen naar “onderzoek naar het effect van voedingssupplementen met Q10 op parodontose” en “studies die erop lijken erop te wijzen dat de verspreiding van de ziekte vertraagd en zelfs geheel gestopt kan worden door het co-enzym Q10“, maar in de uiting wordt niet gesteld dat het product Kwaliteitsmerk Q10 50mg & Kokosolie deze werking heeft ten aanzien van parodontitis. Derhalve bevat de bestreden uiting geen verboden medische claim als bedoeld in artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regelingen: CAG art. 6, art 10; Geneesmiddelenwet art. 84; Warenwet art. 20 lid 2 onder a; NRC art. 6
Lees eerdere soortgelijke uitspraken over Q10 hier: RB 944; RB 919; RB 896