RB

Producten  

RB 955

Suzuki Splash al vanaf € 4.912,- misleidend

RCC 7 maart 2011, Dossiernr. 2011/00086 (Suzuki Splash)

Reclamerecht. Uitingen op televisie en internet waarin de Suzuki Splash wordt aangeboden voor 4.912 euro. Klager stelt dat volgens prijslijst de laagste prijs voor deze auto 9.623 euro is. Verweerder stelt dat in uitingen duidelijk wordt gemaakt dat er sprake is van genoemde prijs met daaropvolgend een tweede deelbetaling. Tesamen is dit de gehele koopsom. Verwijst naar eerdere uitspraak Commissie: dergelijke woordkeuze niet misleidend.

Commissie oordeelt dat in televisiereclame en op website niet voldoende duidelijk wordt gemaakt of genoemde prijs totaalprijs of helft van totaalprijs is. Sprake van onduidelijke informatie (art. 8.2 aanhef en onder d NRC) dus in strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

In de bestreden televisiereclame wordt onder meer gezegd:
“De Suzuki Splash is er nu al vanaf € 4.912,-.” (..) Ja, u hoort het goed, de Suzuki Alto al vanaf € 4.912,-. En de tweede helft betaalt u pas over 2 jaar, zonder rente. Kijk op Suzuki.nl”, zonder dat voldoende duidelijk is of genoemd bedrag gelijk is aan de totale voor de auto te betalen prijs dan wel aan de helft van de totaalprijs, die men uiteindelijk
-2 jaar later- zal hebben betaald. Gelet hierop wordt geen duidelijke informatie verstrekt over de prijs als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.2 aanhef en onder d
Soortgelijke uitspraak: RB 736

RB 953

Shell reclame: geen strijd met MRC

RCC 7 maart 2011, Dossiernrs. 2011/00012 en 2011/00012A (Shell)

Reclamerecht. Uitingen in krant van Shell. Klagers vinden beweringen in strijd met art. 3 MRC want winnen van aardolie leidt tot milieuschade, dus geen sprake van duurzamere en schonere wereld.

Commissie oordeelt dat het Shell is toegestaan reclame te maken over haar verbeteringen t.a.v. het milieu en haar belang voor schoner milieu. Niet in strijd met MRC. Niet gebleken dat stellingen onjuist zijn. Wijst klachten af.

 

2011/00012. In de gewraakte advertenties roept Shell op om te “samenwerken voor een schoner milieu” (De Pers), respectievelijk te “bouwen aan een schonere energie-toekomst”.
(...)
Het staat Shell in beginsel vrij om in reclame de aandacht te vestigen op door haar bereikte verbeteringen op het gebied van het milieu en op het belang dat zij hecht aan een schoner milieu. De wijze waarop Shell dat in de onderhavige reclame doet, acht de Commissie niet in strijd met de Milieu Reclame Code. Niet is gebleken dat de stellingen in de uiting onjuist zijn. Ook bevat de uiting geen kwalificaties waarmee in absolute zin verwezen wordt naar een schoon milieu.
2011/00012A. In de gewraakte advertentie roept Shell op om te “samen (te) zorgen voor een schonere energie-toekomst”. In dit kader stelt Shell – kort gezegd – dat aardgas de ‘schoonste fossiele brandstof ter wereld is’ en dat, als het aan Shell ligt, aardgas een belangrijke bijdrage gaat leveren aan onze energietoekomst.

Het staat Shell in beginsel vrij om in reclame de aandacht te vestigen op het belang dat zij hecht aan een schonere energie-toekomst. De wijze waarop Shell dat in de onderhavige reclame doet, acht de Commissie niet in strijd met de Milieu Reclame Code. Uit de reclame-uiting wordt duidelijk dat aardgas (slechts) schoner is dan de andere fossiele brandstoffen, hetgeen, naar ter vergadering is komen vast te staan, niet in geschil is. Ook bevat de uiting geen kwalificaties waarmee in absolute zin verwezen wordt naar een schoon milieu.

Lees de gehele uitspraak 2011/00012 hier (link / pdf)
Lees de gehele uitspraak 2011/00012A hier (link / pdf)
Regeling: MRC art. 3

RB 950

Uiting over Dell verzending binnen 24 uur te absoluut

RCC 13 april 2011, Dossiernr. 2011/00026

Reclamerecht. Uiting op website waarin staat dat bestelde laptop binnen 24 uur verzonden wordt. Klager bestelde de laptop maar deze zou pas 10 dagen later bezorgd worden. Daarom heeft klager bestelling proberen te annuleren, wat niet lukte en klaagt over misleiding van de uiting. Verweerder stelt dat verzending binnen 24 uur aan voorwaarden onderhevig is die op website vermeld staan. Per ongeluk is na annulering bestelling, deze opnieuw ingevoerd en toch bezorgd. Geen sprake van misleiding. Repliek: in uiting wordt geen voorbehoud gemaakt. Dupliek: voorwaarden zijn over het algemeen eenvoudig te raadplegen.

Voorzitter oordeelt dat er sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef onder b NRC), want niet weersproken dat bestelling niet binnen 24 uur is verzonden en geen voorbehoud gemaakt in uiting. Strijd met art. 7 NRC. Bezwaar tegen beslissing voorzitter: adverteerder stelt dat er wel verwezen wordt naar voorwaarden en klager dit ook erkent.

Commissie: uiting is te absoluut nu voorbehoud of verwijzing naar voorwaarden ontbreekt. Bevestigt beslissing voorzitter en doet aanbeveling.

 

Het oordeel van de Commissie

De bij de laptop van het model Inspiron 15 geplaatste mededeling “Verzending binnen 24 uur!” wekt de indruk dat deze laptop binnen 24 uur na bestelling wordt toegezonden. Dit aspect kan doorslaggevend zijn voor de beslissing deze laptop aan te schaffen, zoals ook bij klager het geval was. In de uiting is bij de mededeling “Verzending binnen 24 uur!” geen voorbehoud gemaakt of verwijzing naar van toepassing zijnde voorwaarden opgenomen, hoewel vast is komen te staan dat slechts onder bepaalde omstandigheden verzending binnen 24 uur na orderbevestiging mogelijk is. Naar het oordeel van de Commissie zijn deze elders op de website van adverteerder vermelde (beperkende) voorwaarden zo essentieel, dat de bestreden uiting door het ontbreken van een voorbehoud of verwijzing naar deze voorwaarden te absoluut is.

Gelet op het vorenstaande gaat de bestreden uiting gepaard met onjuiste informatie over een van de voornaamste kenmerken van het aangeboden product als bedoeld onder b van artikel 8.2 NRC, te weten de levering. Voorts is de Commissie van oordeel dat de uiting de gemiddelde consument ertoe kan brengen een besluit over een transactie, te weten de aankoop van de Inspiron 15 laptop, te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden acht de Commissie, overeenkomstig de beslissing van de voorzitter, de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b

RB 948

Gratis proefpakket Açai Slim niet gratis

RCC 10 mei 2011, Dossiernr. 2011/00203 (Açai Slim)

Reclamerecht. Reclame van Açai Slim op website: "gratis proefpakket aanvragen." Klager stelt dat proefpakket niet gratis is, want 2,99 euro verzendkosten en automatisch besteld men kwartaalpakket t.w.v. 16,50 euro. Kwartaalpakket kan binnen 7 dagen worden opgezegd, maar daar wordt bij levering niet op gewezen. Acht uiting misleidend. Verweerder stelt dat men voor aanvragen pakket akkoord dient te gaan met actievoorwaarden.

Commissie oordeelt dat de verplichting om een kwartaalpakket af te nemen zo essentieel is dat hierop in de uiting gewezen moet worden, alleen vermelding in actievoorwaarden is niet voldoende. Sprake van verborgen houden van essentiële informatie (art. 8.3 aanhef en onder c NRC) en daarom in strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Naar blijkt uit de bij de klacht overgelegde “Algemene Voorwaarden” houden de “Actie voorwaarden Acai Slim pakket” onder meer in dat men na ontvangst van het proefpakket “het eerste kwartaalpakket” met Acai Slim capsules ontvangt, waarvoor € 16,50 moet worden betaald. Voorts blijkt uit de voorwaarden dat “De bestelling” kan worden geannuleerd tot 7 dagen na de datum waarop het proefpakket is ontvangen, in welk geval alleen verzendkosten in rekening worden gebracht, en het proefpakket mag    worden behouden.

In de bestreden uiting wordt gesteld “Ja, stuur mij een GRATIS proefpakket!” en “PROBEER NU GRATIS!”, zonder dat duidelijk wordt gewezen op het feit dat men, door een proefpakket te bestellen, in beginsel verplicht is om een kwartaalpakket af te nemen. Dit blijkt pas uit de actievoorwaarden. Adverteerder heeft gesteld dat de klant “bij aanmelding” akkoord dient te gaan met de actievoorwaarden, maar de Commissie acht het feit dat in beginsel meer dan een proefpakket dient te worden afgenomen zo essentieel voor het onderhavige aanbod, dat hierop direct had moeten worden gewezen.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.3 aanhef en onder c

RB 947

GSM Topdeal: alleen gratis navigatie bij afsluiten internetbundel

RCC 19 mei 2011, Dossiernr. 2011/00276 (GSM Topdeal)

Reclamerecht. Aanbieding in ANWB Kampioen: gratis Samsung en 2 jaar 50% korting. Klager acht tekst "gratis navigatie" in uiting misleidend, want downloaden daarvan heeft hem veel geld gekost. Verweerder stelt dat klager niet voor internetbundel heeft gekozen en daarom per MB betaald. Als hij internetbundel wel had gehad, dan kon hij gebruik maken van onbeperkt internet en dus ook gratis gebruik van Google Maps navigatie. Verweerder vindt uiting niet misleidend.

Commissie oordeelt dat uiting indruk wekt dat ongeacht welk abonnement men afsluit, gratis navigatie bij telefoon is inbegrepen. Nu gratis navigatie alleen geldt als men internetbundel afsluit, is er sprake van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef en onder b NRC). Oordeelt uiting in strijd met art. 7 NRC en doet aanbeveling.

In de uiting staat, in een kader, geplaatst over een afbeelding van de telefoon, de tekst ‘Gratis navigatie’. Voorts worden prijzen getoond van verschillende soorten abonnementen, met dan wel zonder internetbundel.

Aldus wordt naar het oordeel van de Commissie de indruk gewekt dat, ongeacht het abonnement dat men afsluit, bij de telefoon gratis navigatie is inbegrepen. Gebleken is echter dat de navigatie uitsluitend gratis is indien men bij het abonnement een internetbundel heeft afgesloten.

Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de reclame gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien van de voornaamste kenmerken van het product zoals bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC), te weten de voordelen. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consu­ment door de reclame ge­bracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te ne­men, dat hij anders niet zou hebben genomen. Aldus is sprake van misleidende en daar­door oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b

RB 944

Weer aanprijzing Q10 als middel tegen paradontitis

RCC 11 mei 2011, Dossiernr. 2011/00333 (Co-enzym Q10)

Reclamerecht. Aanprijzing product Co-enzym Q10 op website: goed middel tegen paradontitis. Klager stelt dat uiting misleidend is, want geen geneesmiddel terwijl die suggestie wel wordt gewekt. Ook geen bewijs dat Q10 helpt tegen paradontitis. Verweerder heeft geconstateerd dat informatie op site niet aan eisen Keuringsraad KOAG/KAG voldoet en heeft na ontvangst klacht deze informatie verwijderd.

Commissie oordeelt dat het aangeprezen product onder de Warenwet valt. Sprake van verboden medische claim (art. 20 lid 2 onder a Warenwet). Ook wordt het zodanig aangeprezen dat het onder art. 1 onder b Geneesmiddelenwet valt en is het verbod art. 84 Geneesmiddelenwet overtreden. Leidt tot strijd met art. 2 NRC. Nu verweerder werking Q10 t.a.v. paradontitis niet aannemelijk heeft gemaakt is er sprake van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef en onder b NRC). Daarom strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

1) Op het in de bestreden uiting aangeprezen product Co-enzym Q10 van Elvitaal, dat in de vorm van capsules in de handel wordt gebracht en om die reden kan worden aangemerkt als een voor orale nuttiging door de mens bestemd middel, is de Warenwet van toepassing. Ingevolge artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet is het verboden eet- en drinkwaar aan te prijzen met gebruikmaking van vermeldingen of voorstellingen, die aan de waar eigenschappen toeschrijven inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziek­te van de mens, of die toespelingen maken op zodanige eigenschappen. De mededeling “Co-enzym Q10 is onder meer een goed middel tegen paradontitis: bloedend of ontstoken tandvlees” dient naar het oordeel van de Commissie te worden opgevat als een verboden medische claim in de zin van artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet. De uiting is daarom in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

2) Voorts is de Commissie van oordeel dat het product Co-enzym Q10 van Elvitaal op zodanige wijze wordt aanbevolen, dat het dient te worden aangemerkt als een geneesmiddel in de zin van artikel 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Op grond van artikel 84 van de Geneesmiddelenwet is het verboden om reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Niet is gesteld of gebleken dat ten aanzien van Co-enzym Q10 van Elvitaal een dergelijke vergunning is verleend. Ook om deze reden is de uiting in strijd met artikel 2 NRC.

3) Op klagers stelling dat er geen bewijs is voor een heilzame werking van Q10 bij parodontitis, heeft adverteerder niet aannemelijk gemaakt dat het product Co-enzym Q10 van Elvitaal  wel de in de uiting daaraan toegeschreven heilzame werking ten aanzien van parodontitis heeft. Dit impliceert dat de uiting onjuiste informatie bevat over de van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC, welke resultaten als een van de voornaamste kenmerken van het product moeten worden beschouwd. Om die reden is de uiting tevens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regelingen: NRC art. 2, art. 7, art. 8.2 aanhef en onder b; Warenwet art. 20 lid 2 onder a; Geneesmiddelenwet art. 1 onder b, art. 84
Soortgelijke uitspraken: RB 896; RB 919

RB 943

Nestlé Groeie Start reclame voldoet aan zuigelingenvoeding richtlijn

RCC 10 mei 2011, Dossiernr. 2011/00165 (Nestlé)

Reclamerecht. Televisiereclame voor Nestlé Groeie Start met L.Comfortis. Klaagster stelt dat het lijkt alsof reclame voor jonge baby's bedoeld is en dat mededeling over borstvoeding beter dan kunstvoeding bijna onleesbaar is en kort in beeld. Lijkt volgens klaagster in strijd met WHO regels. Verweerder stelt dat verbod reclame voor jonge baby's niet volgt uit WHO regels maar uit art. 14 Richtlijn 2006/141/EG. Baby's in uiting zijn ouder dan 6 maanden, onderbouwd met e-mail reclamebureau. Uiting over borstvoeding is volgens verweerder 6 seconden in beeld.

Commissie oordeelt dat verbod uit art. 14 Richtlijn niet is overtreden omdat in uiting meerdere malen wordt gesproken over opvolgmelk. Geen reden om aan mededeling verweerder over leeftijd baby's te twijfelen. In uiting duidt geen mededeling in het bijzonder op baby's jonger dan 6 maanden. Geen wettelijke verplichting uiting over borstvoeding te vermelden bij opvolgmelk, dus klacht ongegrond. Wijst klacht af.

Ad 1. Tussen partijen staat vast dat geen reclame mag worden gemaakt voor volledige zuigelingenvoeding voor baby’s jonger dan 6 maanden. Naar adverteerder onweersproken heeft meegedeeld, volgt dit verbod niet uit “de WHO regels”, maar uit artikel 14 van de Europese Richtlijn over zuigelingenvoeding, richtlijn 2006/141/EG, welke regelgeving is geïmplementeerd in de “Warenwetregeling Zuigelingenvoeding 2007”.
In artikel 14 van voornoemde richtlijn staat onder meer:
“Voor volledige zuigelingenvoeding mag slechts reclame worden gemaakt in gespecialiseerde publicaties op het gebied van babyverzorging en in wetenschappelijke publicaties”
en
in artikel 2 van voornoemde Warenwetregeling staat onder meer:
“Het (…) verhandelen van:
a.    volledige zuigelingenvoeding
(…)
geschiedt met inachtneming van de artikelen (…) tot en met 14, van richtlijn 2006/141/EG”. 

Naar het oordeel van de Commissie wordt bovenbedoeld verbod in dit geval niet overtreden, omdat in de uiting meermalen wordt gesproken over “opvolgmelk”. Hierdoor is voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat de uiting een aanprijzing inhoudt van “opvolgmelk” en niet van volledige zuigelingenvoeding.

Ad 2. Ingevolge artikel 13 lid 4 van richtlijn 2006/141/EG dient de etikettering van volledige zuigelingenvoeding onder meer de volgende vermelding te bevatten:
“a) een verklaring dat borstvoeding te verkiezen is”. Ingevolge artikel 13 lid 8 sub b van de richtlijn geldt deze eis ook voor “de reclame”. Een dergelijke verplichting is niet in de richtlijn opgenomen voor opvolgmelk, ofwel, zoals in de richtlijn aangeduid, “opvolgzuigelingenvoeding”.
Adverteerder heeft meegedeeld dat zij heeft besloten om bovenbedoelde verklaring ook toe te voegen aan haar communicatie over opvolgmelk, zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat. Naar adverteerder stelt, is aan het begin van de bestreden televisiereclame 6 seconden in beeld:
“borstvoeding is de meest geschikte voeding voor zuigelingen”.
Naar het oordeel van de Commissie kan men van mening verschillen over de leesbaarheid van deze mededeling, maar dat leidt, nu niet is gebleken van een (wettelijke) verplichting tot zodanige vermelding, niet tot het oordeel dat de klacht, dat wat dit betreft “de WHO regels” worden overtreden, gegrond is.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regeling: Richtlijn Zuigelingenvoeding (2006/141/EG) art. 13 lid 4, art. 14

RB 942

Olvarit peutermenu - toelaatbare overdrijving

RCC 11 mei 2011, Dossiernrs. 2011/00236 en 2011/00236A (Olvarit peutermaaltijd)

Reclamerecht. Televisiecommercial over Olvarit peutermenu. Daarin zie je peuters die hun bordje groenten niet opeten en wordt gezegd dat 79% van de peuters te weinig groente binnen krijgt. Klager 1 stelt dat er niet wordt gerefereerd aan wetenschappelijk onderzoek en dat er sprake is van overdrijving waardoor ouders schuldgevoel wordt aangepraat. Klager 2 stelt dat er sprake is van onjuiste weergave werkelijkheid omdat losse groenten worden afgezet tegen samengestelde maaltijd. Verweerder stelt dat uiting gebaseerd is op onderzoeksrapport RIVM, geen bedoeling om schuldgevoel te creëren, alleen groenten tegenover Olvarit afzetten is om boodschap duidelijk te maken, niet om te impliceren peuters alleen groenten voor te zetten.

Commissie oordeelt dat verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat percentage is gebaseerd op rapport RIVM, dit onderdeel van klacht 1 treft daarom geen doel. Ook is de grens van het toelaatbare niet overschreden als het gaat over aanpraten schuldgevoel. Wijst klacht 1 af. Commissie oordeelt over klacht 2 als volgt: sprake van duidelijke en herkenbare overdrijving dus toelaatbaar, wijst klacht 2 ook af.

2011/00236. Tegenover de niet onderbouwde ‘inschatting’ van klager dat het in de commercial genoemde percentage peuters dat te weinig groenten binnen krijgt niet juist is, heeft adverteerder naar het oordeel van de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat het genoemde percentage van 79% is gebaseerd op onderzoeksresultaten van het RIVM.
Dit onderdeel van de klacht treft daarom geen doel.
2011/00236A. In de commercial wordt meegedeeld dat uit onderzoek is gebleken dat 79% van de peuters te weinig groenten binnen krijgt. Deze boodschap wordt geïllustreerd met beelden van peuters die met de op hun bord liggende groenten spelen en deze niet opeten. Het tonen van enkel groenten op een bord is geen weergave van een werkelijke maaltijd zoals deze aan peuters zal worden voorgezet. Naar het oordeel van de Commissie maakt dit de uiting echter niet misleidend, nu de beelden een voor de consument duidelijke en herkenbare overdrijving bevatten om het onderwerp van de uiting -het eten van groenten door peuters- te benadrukken. Een dergelijke duidelijke en herkenbare overdrijving wordt toelaatbaar geacht.

Lees de gehele uitspraak 2011/00236 hier (link en pdf)
Lees de gehele uitspraak 2011/00236A hier (link en pdf )

RB 933

Overtreding Woningwet alleen op betrekking op vervanging lamellen

Raad van State 18 mei 2011, LJN BQ4936 (Dagelijks bestuur stadsdeel centrum tegen sigarenmagazijn)

Reclamerecht. Sigarenmagazijn heeft o.a. rolluik vernieuwd en reclame aangebracht op zijpenanten van het pand. Stadsdeel heeft het magazijn opgedragen deze incl. gehele rolluikbak te verwijderen. De rechtbank heeft het het sigarenmagazijn in het gelijk gesteld op bovengenoemde punten en het stadsdeel gaat hiertegen in beroep.

Raad van State: Rechtbank heeft terecht overwogen dat de overtreding van art. 40 lid 1 aanhef en onder a Woningwet alleen betrekking heeft op vervanging lamellen en niet op gehele rolluik, nu het omhulsel al was aangebracht door eerdere huurder. Het betoog omtrent de reclame op de zijpenanten slaagt. De rechtbank heeft ten onrechte het beroep op het gelijkheidsbeginsel beoordeeld. Deze grond was niet in het beroepschrift aan de orde gesteld en daarom hoefde het stadsdeel er geen rekening mee te houden dat het behandeld zou worden bij de rechtbank. Verklaart hoger beroep gegrond, vernietigt uitspraak rechtbank op het punt van de reclame op zijpenanten, bevestigt de uitspraak voor het overige voor zover aangevallen.

2.4.1. De overtreding waar de last op ziet betreft het bouwen zonder bouwvergunning, als bedoeld in artikel 40, eerste lid, aanhef onder a, van de Woningwet. Vast staat dat het vervangen van de lamellen door [sigarenmagazijn] aangemerkt dient te worden als bouwen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet en daarvoor een bouwvergunning is vereist. Het dagelijks bestuur was dan ook bevoegd om ten aanzien van [sigarenmagazijn] handhavend op te treden tegen de vervangen lamellen. Het dagelijks bestuur wordt niet gevolgd in zijn betoog dat, nu de rolluikbak en de lamellen tezamen als één bouwwerk dienen te worden beschouwd en dat voor het vervangen van de lamellen werkzaamheden aan de rolluikbak met de daarin bevestigde ophang- en oprolconstructie hebben plaatsgevonden, het ook bevoegd was om ten aanzien van [sigarenmagazijn] handhavend op te treden tegen de aan de voorgevel aangebrachte rolluikbak. De rolluikbak is niet aangebracht door [sigarenmagazijn] en het aanbrengen daarvan kan dan ook niet als een door hem begane overtreding worden aangemerkt. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat de overtreding van artikel 40, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet door [sigarenmagazijn] slechts betrekking heeft op de vervanging van de lamellen.
(...)
2.6.1. Dit betoog slaagt. De rechtbank heeft ten onrechte het beroep op het gelijkheidsbeginsel, dat [sigarenmagazijn] in strijd met de goede procesorde eerst ter zitting bij de rechtbank heeft gedaan, beoordeeld. Deze grond is niet in het beroepschrift aan de orde gesteld. Het dagelijks bestuur behoefde er niet op bedacht te zijn dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel, dat eerder in de bezwaarprocedure wel onderdeel van het geding uitmaakte maar in het beroepschrift niet, ter zitting bij de rechtbank opnieuw en verder uitgebreid met nieuwe gevallen aan de orde zou worden gesteld. Daarbij valt ook niet in te zien dat [sigarenmagazijn] de door hem ter zitting aangedragen gevallen niet eerder naar voren heeft kunnen brengen, zodat het dagelijks bestuur daarop naar behoren had kunnen reageren.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)

RB 938

Evenwichtig kwantitatief wervings- en reclamebeleid

Holland Casino: naleving overheidsbeleid, Kamerstukken II 2010/11, 32 636, nr. 4.

37. Heeft het kabinet inmiddels gereageerd op de in 2010 aangescherpte Gedrags- en reclamecode kansspelen? Zo ja, wat was zijn reactie?

Ik ben nog met het Nederlands Kansspel Platform in overleg over de aanscherping van de Gedrags- en reclamecode kansspelen. Ik zal de Kamer hierover binnenkort nader informeren.

38. Zijn er in de huidige regelgeving beperkingen opgenomen voor de hoeveelheid reclame die kansspelaanbieders mogen maken? Zo ja, welke? Zo niet, waarom is dit niet het geval? Staat er regelgeving op stapel met daarin beperkingen voor de hoeveelheid reclame die gemaakt mag worden?

De Gedrags- en reclamecode kansspelen bevat een aantal kwalitatieve bepalingen maar geen bepalingen die beperkingen opleggen ten aanzien van de hoeveelheid reclame die kansspelaanbieders mogen maken.

39 t/m 41. Waarom oefent het ministerie van Veiligheid en Justitie geen preventief toezicht uit op reclame-uitingen van Holland Casino en andere kansspelaanbieders? Is preventief toezicht niet effectiever om een evenwichtig wervings- en reclamebeleid te garanderen? Wat is de reden dat er geen preventief toezicht wordt uitgeoefend op de Gedrags- en reclamecode door het ministerie van Veiligheid en Justitie? Waarom wordt er vooral achteraf een terughoudend marketingbeleid door Holland Casino toegepast? Is het kabinet van plan om het marketingbeleid vooraf te laten monitoren en toetsen?

Bij de regulering van wervings- en reclameactiviteiten van de landelijke vergunninghouders is indertijd bewust gekozen voor het instrument van zelfregulering. Zelfregulering leidt tot vermindering van de regeldruk, vergroot het draagvlak bij de betrokkenen organisaties en draagt bij aan de bereidheid tot naleving van de regels. Een systeem van preventief toezicht op reclame-uitingen is niet goed verenigbaar met dat uitgangspunt en leidt bovendien tot aanzienlijke administratieve lasten voor de kansspelvergunninghouders. De toenmalige minister van Justitie heeft in zijn brief van 27 juli 200912, over de evaluatie van de Gedrags- en reclamecode kansspelen, aangegeven vooralsnog te willen vasthouden aan het instrument van zelfregulering. In elk geval voor de nabije toekomst deelt het kabinet dit voornemen. De eventuele toetreding van nieuwe vergunninghouders tot de kansspelmarkt, zoals aangekondigd in de brief van 19 maart 2011, zal tot een nadere invulling leiden van het wervings- en reclamebeleid.

Lees gehele lijst met vragen en antwoorden hier (link)
Gedrags- en reclamecode kansspelen