RB

Diensten  

RB 773

Is de Green Card duurzaam?

RCC 14 maart 2011, dossiernr: 2011/00014 (Green Card)

Reclamerecht. Bijzondere Milieu Reclamecode. American Express credit card presenteert online "De NIEUWE Green Card", met "Realise the potential" en naast een afbeelding "Haal uit je reis wat je hart je ingeeft" (waarbij hard een groen-blauw gekleurde wereldbol in hartvorm is - klik inzet voor vergroting).

RePay (VISA Greencard): De indruk wordt gewekt dat er een duurzame 'groene' creditcard wordt aangenomen. Link met milieubewustheid wordt gesuggereerd. Al sinds 1969 wordt de groengekleurde betaalkaart, naast andere kleuraanduidingen voor verschillende kredietkaarten, in Nederland gevoerd. In Nederland wordt dmv de aanprijzing "Green Card," de afbeelding van wereld deze kaart opnieuw gepositioneerd. In feite nauwelijk verschil met oude kaart.

Aanduiding "Green" in het palet Red, Silver, Gold en Platinum begrijpelijk en toelaatbaar. Echter door toevoeging "nieuwe", de openingspagina met wereldbol in hartvorm wordt in het algemeen met het milieu geassocieerde duurzaamheid en milieuvriendelijkheid geprezen. Dit volgt ook uit stuk van Spitz Legal (in opvraag): “regarding credit cards the term “Green Card” or “Green Credit Cards” has become common to designate eco-friendly and environmentally conscious credit card sevices.”, waarbij adverteerder kennelijk aansluiting heeft willen zoeken. In werkelijkheid is vernieuwing slechts het loyaliteitsprogramma. 

De combinatie van de uitingen zijn strijdig met art. 2 Milieu Reclame Code (MRC), art. 8.2 aanhef en sub b NRC misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Commissie doet aanbeveling.

Vanouds is de in 1969 in Nederland geïntroduceerde American Express card  groen van kleur. Op zichzelf genomen is het gebruik van de aanduiding van deze card met 'Green Card', ter onderscheiding van de eveneens door American Express aangeboden Red, Silver, Gold en Platinum Card, toelaatbaar. In de klacht wordt dit ook niet ter discussie gesteld.
 
Uit de toevoeging van het woord “nieuwe” aan de aanduiding Green Card in de banner moet worden afgeleid dat de bekende American Express card een vernieuwing heeft ondergaan. Na doorklikken komt de bezoeker terecht op de donkergroen gekleurde landing page van de website van American Express met de tekst “Haal uit je reis wat je hart je ingeeft”. De letters van het groot afgedrukte woord 'hart' zijn lichtgroen van kleur en de 'a' is weergegeven als een groen met blauw gekleurde wereldbol in hartvorm. Door de tekst, het gebruik van de - ook volgens adverteerder blijkens het hiervoor vermelde stuk van Spitz Legal - in het algemeen met het milieu geassocieerde kleur groen en de vormgeving van de landing page wordt de indruk gewekt dat de in de banner aangekondigde vernieuwing van de bekende Green Card van American Express wordt gevormd door aspecten op het gebied van duurzaamheid en milieuvriendelijkheid. Dit wordt bevestigd door de in het stuk van Spitz Legal vermelde constatering dat “regarding crdit cards the term “Green Card” or “Green Credit Cards” has become common to designate eco-friendly and environmentally conscious credit card sevices.”, waarbij adverteerder kennelijk aansluiting heeft willen zoeken. In werkelijkheid blijkt de vernieuwing van de card betrekking te hebben op een vernieuwing van (de puntentelling bij) het loyaliteitsprogramma van American Express.
 
Gelet op het vorenstaande acht de Commissie  de combinatie van de uiting op de banner met de gewraakte uiting op de landing page op de website van American Express in strijd met artikel 2 van de Milieu Reclame Code (MRC), nu de consument door deze combinatie van uitingen misleid kan worden over milieuaspecten van de aangeboden nieuwe Green Card.
 
Naar het oordeel van de Commissie is om deze reden tevens sprake van strijd met artikel 8.2 aanhef en sub b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over aanschaf van de Green Card te nemen dat hij anders niet had genomen, is de combinatie van de bestreden uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf). 

Regeling: MRC art. 2; NRC (nieuw) art. 7 en 8.2 aanhef en sub b.
Eerder hierover: molblog en marketingtribune

RB 770

Aer Lingus - vanaf-prijs

RCC 14 maart 2011, dossiernr: 2011/00053 (Aer Lingus)

Reclamerecht. Bijzondere Reclamecode Reisaanbiedingen. De Januari-aanbieding op www.aerlingus.com was een reis naar Dublin vanaf €34,99 (enkele reis incl. luchthavenbelasting en toeslagen). Tijdens het boeken blijkt de prijs verhoogd te worden met €75,79 voor belasting en toeslagen. Prijs is dus incorrect. Verweer: Genoemde tarieven zijn vanaf-tarieven, onder voorbehoud van beschikbaarheid. Wanneer er geen stoelen meer beschikbaar zijn voor de aanbieding, wordt het tarief hoger. Onderaan de pagina wordt het bedrag van de tax vermeld.

Commissie: gebleken is dat de reis á €34,99 is te boeken. Artikel V sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) bepaalt, dat aanbieders (van reisdiensten) dienen te zorgen voor een redelijke beschikbaarheid van de door hen in reclame-uitingen aangeboden diensten voor de genoemde prijs; dat is ook het geval. Commissie wijst de klacht af. 

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Regeling: Reclamecode Reisaanbiedingen (RR): V sub 1

RB 769

SNS Bank - trampoline springen. Geen strijd met enige bepaling

RCC 14 maart 2011, Dossiernr. 2010/00970 (SNS Bank van familie Kaptan - trampoline)

Reclamerecht. In de tv-commercial is een huis te zien dat te koop staat, in de tuin springen twee kinderen gelijktijdig op een trampoline. Dit is een onveilige situatie. Situatie die mogelijk als onveilig wordt beschouwd brengt naar voorzitters oordeel geen strijd met enige bepaling van NRC; niet in behandeling genomen (NIB); bezwaar...

Bezwaar: tips voor veilig gebruik: niet onder 6 jaar laten springen, slechts één springer met veiligheidsnet. Commissie: enthusiasme van het gezin voor het te koop staande huis wordt gesymboliseerd. Hoewel niet valt uit te sluiten dat het springen op een trampoline tot ongelukjes of blessures leidt, is naar het oordeel van de Commissie geen sprake van strijd met enige bepaling van de NRC, zodat als volgt wordt beslist.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf) 

RB 764

KNMP: impliciete vergelijking met traditionele apothekers

RCC 3 maart 2011, dossiernr. 2011/00072 (KNMP tegen De thuisapotheek) Met dank aan mr. F. Moss, KNMP

Reclamerecht. Uitspraak nav klacht van Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie (KNMP). In nieuwsbrieven en in antwoorden op Frequently Asked Questions (FAQ) komt tot uiting dat er kostenloze bezorging thuis, op het werk of op vakantie in Nederland plaatsvindt door De Thuisapotheek. Impliciete vergelijkende reclame, vind KNMP, waarin adverteerder zich afzet tegen traditionele apothekers (13 sub a en e NRC), met gratis bezorging wil zij zich profileren terwijl alle apothekers gratis bezorgservice hebben. Ook wordt de suggestie gewekt dat bestaande apotheken minder kennis zouden hebben van medicatie voor chronische aandoeningen door de woorden "als geen ander". Strijd met art.7 en 2 NRC met het fatsoen.

Verweer; uitgangspunt bij KNMP is medicijnen ophalen, bezorgen kan vaak binnen een verzorgingsgebied. Slechts gratis binnen dat gebied of gebonden aan voorwaarden. Steekproef laat zien dat serviceniveau van traditionele apotheken niet kan tippen aan de door De Thuisapotheek geboden bezorgservice.

Commissie: Er is geen vergelijkende reclame, geen impliciete verwijzing naar concurrenten of zodanig dat er sprake is van vergelijkende reclame (art. 13 NRC). Kostenloze bezorging in heel nederland is niet onjuist, dus geen misleiding. "Als geen ander" - in het dagelijks spraakgebruik - wijst naar gespecialiseerde deskundigheid, niet gesteld of gesuggereerd dat de traditionele apotheken geen of minder kennis beschikken. Geen strijd met fatsoen.

2. naar het oordeel van de Commissie dienen de mededelingen van De Thuisapotheek omtrent de bezorging van medicijnen en de daaraan verbonden kosten niet te worden opgevat als vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC. In de reclame-uitingen prijst De Thuisapotheek in algemene zin haar diensten aan. daarbij wordt niet specifiek naar concurrenten of hun diensten verwezen. Evenmin worden die concurrenten impliciet genoemd op zodanige wijze dat sprake is van vergelijkende reclame. Het beroep op artikel 13 moet derhalve worden afgewezen.

3. Ter beoordeling staat vervolgens de vraag of de aanprijzing van de diensten van De Thuisapotheek, waaronder kostenloze bezorging van medicijnen in heel Nederland aan mensen met een chronische aandoening misleidend moet worden geacht. Naar het oordeel van de Commissie is dat niet het geval. De Thuisapotheek heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat gratis bezorging op elk willekeurig adres in Nederland aan alle ingeschreven patiënten plaatsvindt, zodat de mededelingen hieromtrent in de bestreden uitingen niet onjuist zijn.

4. Naar het oordeel van de Commissie moet de mededeling "omdat wij alleen medicijnen verstrekken aan mensen met een chronische aandoening, kennen we als geen ander de medicijnen die daarbij horen én we weten welke bijwerkingen er kunnen zijn" worden beschouwd als een mededeling betreffende de gespecialiseerde deskundigheid van De Thuisapotheek danzij de ervaring die bestaat met medicijnen voor chronisch zieken, en zal de mededeling door de gemiddelde consument ook als zondanig worden opgevat. De zinsnede "als geen ander" heeft in het dagelijks spraakgebruik niet per definitie de betekenis dat men met uitsluiting van anderen iets als enige en/of het beste kan. Met de bestreden mededeling "als geen ander" wordt, mede gelet op de context waarin deze mededeling wordt gedaan, niet gesteld of gesuggereerd dat traditionele apotheken geen of minder kennis bezitten op het gebied van medicatie voor chronisch zieken.

5. Nui in de uitingen naar het oordeel van de Commissie niet de suggestie ligt besloten dat de consument slechter af zou zijn bij de traditionele apotheker dan bij De Thuisapotheek is, mede gelet op hetgeen hiervoor is geoordeeld, van misleiding geen sprake. De Commissie acht de uitingen evenmin strijdig met het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC.

Lees de uitspraak incl. de uitingen hier (pdf), hier (link) en hier (doorzoekbare pdf)

Regeling: NRC (nieuw) art. 2, 7 en 13 (sub a en e)

RB 762

Go Explore Reizen - zonder kostenspecificatie

RCC 10 maart 2011, Dossiernr: 2011/00027 (Go Explore Reizen)

Reclamerecht. Bijzondere Reclamecode Reisaanbiedingen (RR(A)). Op de site www.go-explore.nl wordt uitgenodigt tot aankoop van hotelreis 24 dagen Tanzania, Botswana en Zimbabwe; prijs van reis en vermelding "exclusief: tax" met de volgende uitleg "Tax- luchthavenbelastingen, veiligheidstoeslagen en de brandstoftoeslagen. We kunnen als touroperator helaas geen vaste prijs opnemen omdat regeringen, airlines en luchthavens dagelijks veranderingen doorvoeren. Reken op minimaal 350 pp. Eventuele meerprijs wordt verrekend zo´n 6 weken voor vertrek als de tickets worden geprint.” Klager: "vliegtuigtax en brandstoftoelagen moeten bij de reissom inbegrepen zijn".

Art. IV  RR staat dat aanbieders correcte en duidelijke prijzen moet hanteren; voor aanbieders van vluchten geldt vermelding kostenelementenspecificatie. Een aanzienlijk bedrag (minimaal €350 pp) is niet nader gespecificeerd, strijd met art. IV sub 2 RR. Commissie doet aanbeveling.

In artikel IV sub 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) staat dat aanbieders in hun uitnodigingen tot aankoop gehouden zijn tot het hanteren van correcte en duidelijke prijzen. In sub 2 is vermeld dat voor aanbieders van vluchten eveneens geldt dat gelijktijdig met de vermelding van de inclusiefprijs van de vlucht de kostenelementen waaruit deze prijs is opgebouwd, te weten belastingen, luchthavengelden en andere toeslagen voor veiligheid of brandstof moeten worden gespecificeerd.
 
Adverteerder hanteert een aanzienlijk bedrag van minimaal 350,-- per persoon voor tax- luchthavenbelastingen en veiligheids- en brandstoftoeslagen. Deze kosten zijn niet nader gespecificeerd. Gelet hierop is niet voldaan aan artikel IV sub 2 RR .

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).
Zie de beoordeelde uiting hier (pdf)
Regeling: RR(A) IV. sub 2.

RB 759

Kwantum - vloerbedekking incl. leggen

RCC 10 maart 2011, Dossiernr: 2010/00927 (Kwantum - vloerbedekking leggen)

Reclamerecht. Promotionele actie. Restrictieve werking van de actie. In een TV-commercial (red. klik plaatje voor vergroting; soortgelijke actie) van Kwantum wordt vloerbedekking voor minder dan €4,- per m² inclusief leggen. Klacht: in een vestiging in Groningen was volgens het winkelpersoneel deze actie niet meer geldig, dit terwijl de commercial na het winkelbezoek nog werd uitgezonden. In de commercial werd voor goedkoopste ribtapijt reclame gemaakt (product €1,89/m² en voor het leggen: €2/m²), daarnaast wordt vanaf een bepaald bedrag gratis wordt gelegd. De spot wordt om de week uitgenzonden, in de betreffende week van het bezoek is dat niet het geval geweest.

Commissie; De gemiddelde consument zal de mededeling zo opvatten, dat Kwantum vloerbedekking verkoopt voor minder dan € 4,00 per m2, waarbij het leggen in de prijs is inbegrepen. Dat het slechts gaat om dit ribtapijt en de totale kosten hiervan inclusief leggen lager zijn dan € 4,00, neemt niet weg bij de gemiddelde consument verwarring kan ontstaan over de vraag of de kosten van het leggen reeds in de prijs zijn inbegrepen (“inclusief leggen”) dan wel afzonderlijk in rekening worden gebracht. Onduidelijk informatie over de prijsberekening (art. 8.2 onder d NRC). De uiting is misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Voorop staat dat in de betreffende televisiecommercial wordt gezegd dat Kwantum al vloerbedekking heeft voor minder dan € 4,00 per m2, inclusief leggen. De ge­middelde consument zal deze mededeling zo opvatten, dat Kwantum vloerbedekking verkoopt voor minder dan € 4,00 per m2, waarbij het leggen in de prijs is inbegrepen.

Uit het verweer volgt echter dat geen sprake is van een inclusiefprijs, maar dat de kos­ten van het leggen bij het goedkoopste ribtapijt, waarop de mededeling in de reclame-uiting over de prijs blijkbaar betrekking heeft, afzonderlijk in rekening worden ge­bracht. Het feit dat de totale kosten van de vloerbedekking en het leggen lager zijn dan € 4,00, neemt niet weg dat naar het oordeel van de Commissie op grond van de mededelingen in de televisiecom­mer­cial bij de gemiddelde consument verwarring kan ontstaan over de vraag of de kosten van het leggen reeds in de prijs zijn inbegrepen (“inclusief leg­gen”) dan wel afzonderlijk in rekening worden gebracht.
 
Blijkens het voorgaande is geen duidelijke informatie verstrekt over de prijs en de wijze waarop de prijs wordt berekend als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consu­ment hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf) 

Regeling: NRC (nieuw) art. 7, art. 8.2 onder d.

RB 742

Jetair "Sexy" "Vrouwen en auto’s eh!" (BE)

Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (JEP) 18 februari 2011, beslissing 3108 (Jetair vakantiecheckers).

Buitenland. België. reclamerecht. In het reclameconcept van Jetair zijn twee kinderen Marie (v) en Louis (m) de Jetair vakantiecheckers. In één van de radiocommercials checken zij de kindvriendelijkheid van een hotel. Louis roept op de vraag wat hij van de waterglijbaan vindt: “toppie”, en op de vraag wat hij van de animatrice vindt grappend: “sexy”. In de tweede commercial checken dezelfde kinderen of ze klaar zijn voor een autovakantie in Frankrijk. Marie laat de versnellingsbak kraken waarop Louis roept: “Vrouwen en auto’s eh!”.

Klager meent dat kinderen woorden als “sexy” niet in de mond gelegd mogen worden. De tweede commercial heeft een gebrek aan ethiek door de seksistische opmerking. Adverteerder voert aan dat het gaat om herkenbare situaties die op een kinderlijk-grappige manier worden gebracht. De JEP, de Belgische evenknie van de Reclame Code Commissie, oordeelt dat de reclame niet in strijd is met de Belgische reclameregels. Zij spreekt wel een zogenaamd advies van voorbehoud uit. JEP ziet aanleiding om de radiocommercials aan te passen zodat deze minder stereotyperend worden. JEP laat het al dan niet opvolgen van dit advies verder aan de adverteerder, het reclamebureau en de media. Het is niet de bedoeling van JEP om aan censuur te doen of een bepaalde smaak of waarden voorop te stellen. JEP kan een dergelijk advies uitspreken op basis van artikel 2 van het Juryreglement. 

Overwegingen JEP:

De Jury heeft vastgesteld dat de campagne gebaseerd is op stereotypen. Men legt de kinderen uitspraken in de mond die ze gehoord hebben van volwassenen en die zij herhalen.

De Jury is van mening dat deze uitspraken (‘sexy’ en ‘vrouwen en auto’s eh!’) niet de bedoeling hebben om te denigreren, maar zij is van oordeel dat deze spots niettemin stereotypen banaliseren die men niet moet verankeren bij kinderen.

Gelet op wat voorafgaat, heeft de Jury gemeend een advies van voorbehoud te moeten formuleren overeenkomstig artikel 2 van haar reglement en doet een beroep op de verantwoordelijkheid van de adverteerder.

Er is geen beroep ingesteld. Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Regelingen: JEP Juryreglement

RB 747

Conclusie AG HvJ EU: "vanaf"-prijs misleidende omissie?

Conclusie A-G Mengozzi HvJ EU 3 februari 2011, in zaak C-122/10, Konsumentombudsmannen KO tegen Ving Sverige AB (prejudiciële vragen marknadsdomstolen, Zweden)

Reclamerecht. Oneerlijke handelspraktijken. Prejudiciële vragen n.a.v. een Zweedse vliegvakantieadvertentie. De Zweedse ombudsman was van mening dat de geplaatste advertentie een commerciële boodschap was in de vorm van een uitnodiging tot aankoop, die een misleidende omissie bevatte, omdat er slechts een “vanaf”-prijs was vermeld en informatie over de voornaamste kenmerken van het aangeboden product ontbrak of tekortschoot.

De prejudiciële vragen betreffen o.a. de begrippen “uitnodiging tot aankoop” en “kenmerken van het product”, alsook de Vermelding van een “vanaf”-prijs  en de ereiste van informatie over het geadverteerde product en de prijs ervan om de consument in staat te stellen een aankoop te doen. De AG ziet in zijn conclusie vooral een taak voor de nationale rechter:

64. Gezien alle voorgaande overwegingen stel ik het Hof voor om op de door de marknadsdomstolen gestelde prejudiciële vragen te antwoorden als volgt:

1) Artikel 2, sub i, van de (…) richtlijn oneerlijke handelspraktijken, verzet zich er niet tegen dat in een commerciële boodschap naar het product wordt verwezen in woord of beeld; een dergelijke verwijzing kan voldoende zijn voor de vervulling van de voorwaarde ten aanzien van de kenmerken van een product. Deze bepaling verzet zich in beginsel evenmin tegen het gebruik van een gemeenschappelijke omschrijving van het product, voor zover uit de commerciële boodschap redelijkerwijs kan worden afgeleid dat er verschillende varianten van het product bestaan. Het is echter aan de verwijzende rechter om per geval te beoordelen, rekening houdend met het betrokken product en het gebruikte medium, of een redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument in staat is om het product te identificeren op basis van de gemeenschappelijke presentatie en omschrijving in de commerciële boodschap.

2) Het is tevens aan de verwijzende rechter om na te gaan of de vermelding van een „vanaf”-prijs enerzijds passend is voor het gebruikte medium, en anderzijds voor de consument volstaat om, nadat hij het betrokken product heeft geïdentificeerd, te kunnen begrijpen dat het beschreven of weergegeven product tegen die prijs kan worden gekocht.

3) De in artikel 2, sub i, van richtlijn 2005/29/EG met de woorden „en de consument aldus in staat stelt een aankoop te doen” omschreven voorwaarde kan niet zo worden uitgelegd dat van een uitnodiging tot aankoop slechts sprake is wanneer de commerciële boodschap een daadwerkelijke mogelijkheid tot koop inhoudt of wanneer deze boodschap in de buurt van een verkooppunt is aangeplakt. De genoemde zinsnede moet integendeel worden uitgelegd als een algemeen criterium om te kunnen vaststellen of de consument objectief gezien over voldoende informatie over het product, de prijs en de verkoper beschikt om de aankoop te kunnen doen.

Mocht het Hof echter beslissen dat een commerciële boodschap slechts als een uitnodiging tot aankoop kan worden beschouwd indien zij een daadwerkelijke mogelijkheid tot aankoop biedt, dan kan de vermelding van een telefoonnummer of een website als daadwerkelijke aankoopmogelijkheid worden aangemerkt, waarbij het aan de verwijzende rechter is na te gaan of daadwerkelijk tot aankoop kan worden overgegaan door genoemd telefoonnummer te bellen of genoemde website te raadplegen.

4) Atikel 7, lid 4, sub a, van richtlijn 2005/29 moet aldus worden uitgelegd dat een uitnodiging tot aankoop kan volstaan met slechts enkele van de voornaamste kenmerken van het betrokken product te vermelden. De andere voornaamste kenmerken kunnen buiten het voor de uitnodiging tot aankoop gebruikte medium om worden aangegeven, wanneer hun vermelding in de uitnodiging zelf hetzij niet nodig (gelet op de context of het betrokken product) hetzij niet mogelijk is (gelet op het gebruikte medium) en de handelaar voor nadere informatie zijn website of een ander vergelijkbaar medium verwijst, mits deze website of dit medium de consument daadwerkelijk in staat stelt toegang te krijgen tot de aanvullende informatie over de voornaamste kenmerken. Het is aan de verwijzende rechter om al deze punten te beoordelen en na te gaan of de ontbrekende vermelding van enkele van de voornaamste kenmerken in de uitnodiging tot aankoop de consument in ieder geval niet heeft belet een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen.

5) Voor de vervulling van de informatieverplichting ten aanzien van de prijs in de zin van artikel 7, lid 4, sub c, van richtlijn 2005/29 is de vermelding van een „vanaf”-prijs slechts voldoende wanneer vermelding van de berekeningswijze van de eindprijs of van eventuele extra kosten en wie deze betaalt, hetzij niet noodzakelijk is (gelet op de context of het betrokken product) hetzij niet mogelijk (gelet op het gebruikte medium) en de handelaar voor nadere informatie naar zijn website of naar een ander vergelijkbaar medium verwijst, mits deze website of dit medium de consument daadwerkelijk in staat stelt om toegang te krijgen tot deze informatie. Het is aan de verwijzende rechter al deze punten te beoordelen en na te gaan of het ontbreken van de vermelding in de uitnodiging tot aankoop van de berekeningswijze van de eindprijs of van eventuele extra kosten en wie deze betaalt, de consument in ieder geval niet heeft belet een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen.

Lees de conclusie hier.

Regelingen: Richtlijnen 2005/29/EG97/7/EG, 98/27/EG, 2002/65/EG en Verordening (EG) nr. 2006/2004

RB 745

DAS Rechtsbijstand "Ermelo"


Grotere kaart weergeven

CVB 22 maart 2011, Dossiernr: 2010/00852 (DAS Rechtsbijstand Ermelo)

In een radiocommercial hoort men een conflictbespreking tussen Hans met een klant in Ermelo (Zuid-Afrika, red. zie inzet de twee Ermelo's) over transportkosten die niet waren vermeld in de Algemene voorwaarden. "Algemene voorwaarden die ondernemers hanteren hebben nog weleens zwakke plekken" zegt de voice-over. Klacht: DAS verleent geen rechtsbijstand igv conflict met buitenlandse klant, zo heeft klager ervaren. Commissie oordeelt dat omdat de suggestie wordt gewekt dat conflicten met buitenlandse afnemers onder de dekking vallen, wat niet zo is. Misleidend op de voornaamste kenmerken, strijd met art. 8.2 aanhef en onder a NRC, misleidend en daarom oneerlijk ex art. 7.

In beroep stelt DAS dat ook die gevallen onder bepaalde omstandigheden onder de dekking van Das Rechts­partner vallen. Dat daarbij, zoals bij verzekeringen gebruikelijk, diverse voor­waar­den en uitsluitingen gelden, maakt de reclame-uiting niet onjuist of mis­leidend gelet op de zeer algemene strekking daarvan. De grieven treffen derhalve doel. Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en wijst de klacht alsnog af.

2. (...) Wel wekt de commercial de indruk dat ook bij dergelijke geschillen een beroep kan worden gedaan op DAS Rechtspartner. DAS heeft in beroep onweersproken ge­steld dat ook die gevallen onder bepaalde omstandigheden onder de dekking van DAS Rechts­partner vallen. Dat daarbij, zoals bij verzekeringen gebruikelijk, diverse voor­waar­den en uitsluitingen gelden, maakt de reclame-uiting niet onjuist of mis­leidend gelet op de zeer algemene strekking daarvan. De grieven treffen derhalve doel.

Lees de uitspraak hier(link) en hier(pdf).

Regeling: NRC art. 7 en art. 8.2 aanhef en onder c (door vernietiging niet toegepast).

RB 741

Autokruispunt.be "Je vrouw was toch ook geen maagd meer tijdens je eerste huwelijksnacht?" (BE)

JEP Jury in hoger beroep 10 februari 2011, beslissing 3098 (Autokruispunt.be “Je vrouw was toch ook geen maagd meer tijdens je eerste huwelijksnacht?”) Met dank aan Anne Voerman, Boekx Advocaten voor de nabeschouwing.

Het betreft een advertentie voor tweedehands auto’s. Op de foto is een model in zwarte lingerie afgebeeld met daarbij de slogan: “Je vrouw was toch ook geen maagd meer tijdens je eerste huwelijksnacht?” (red. klik plaatje voor vergroting). Klager meent dat de reclame vernederend is voor de vrouw omdat zij wordt gelijkgesteld met een gebruiksvoorwerp. Adverteerde heeft daar tegenin gebracht dat de afbeelding en tekst van de advertentie een metafoor zijn. Iedereen kan even gelukkig zijn met een partner die al eerdere relaties achter de rug heeft. Zo zit het ook met tweedehands auto’s. In eerste aanleg kreeg de adverteerde de deksel op de neus. De adverteerder liet het er niet bij zitten en ging in hoger beroep.

De Belgische Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame (JEP) oordeelde in hoger beroep wederom dat de reclame-uiting onfatsoenlijk en vrouwonvriendelijk is. Daarom is de reclame in strijd met artikelen 1, 2 en 4 Code van de Internationale Kamer van Koophandel en punt 2 en 4 Regels inzake de afbeelding van de mens. JEP in hoger beroep verzoekt de adverteerder de advertentie niet meer te verspreiden. 

Aangezien de adverteerder niet heeft aangegeven de uitspraak van JEP na te leven, heeft JEP aan de media een verzoek gestuurd de reclame niet meer te plaatsen op basis van artikel 10 van het Juryreglement.

Lees voor een NL-BE vergelijkende nabeschouwing verder...

De afbeelding en de tekst zijn duidelijk suggestief (seksuele relaties worden vergeleken met het gebruik van een wagen) en herleiden de vrouw tot een gebruiksvoorwerp.

De Jury merkt op dat er geen enkele reden is om de vrouw op dergelijke wijze af te beelden in een reclame voor tweedehandsvoertuigen.

Dergelijke instrumentalisering van de vrouw voor commerciële doeleinden is aanstootgevend en van aard om stereotypen die indruisen tegen de evolutie in de maatschappij te bestendigen en de maatschappelijke waardigheid van de vrouw aan te tasten, hetgeen strijdig is met de artikelen 1,2 en 4 van de code van de Internationale Kamer van Koophandel en de punten 2 en 4 van de JEP regels inzake de afbeelding van de mens.

De Jury in hoger beroep vestigt er tevens de aandacht op dat de Jury in eerste aanleg verwezen heeft naar een Jurybeslissing in een gelijkaardig dossier en er dus consistentie is in de rechtspraak van de JEP terzake.
De Jury in hoger beroep verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de Jury in eerste aanleg, zijnde een beslissing tot stopzetting van deze reclame.

Lees de uitspraak hier (link) en hier (pdf).

Regeling: 
Code van de Internationale Kamer van Koophandel art. 1, 2 en 4
Regels inzake de afbeelding van de mens punt 2 en 4
Juryreglement art. 10

Nabeschouwing: Wat wel en niet in strijd is met de goede zeden is geen gemeengoed. De Belgische goede zeden lijken wat kuiser dan de Nederlandse. Dat de RCC zich minder stoort aan erotiek in reclame blijkt bijvoorbeeld uit zijn uitspraak in over een pittige campagne van het lingeriemerk Sapph. Volgens RCC overschreed de foto met een vrouw in lingerie met een uitdagende, erotisch geladen pose niet de grenzen van het toelaatbare. Lees het eerdere bericht hier en het dossier van de RCC hier

Ook oordeelde de Reclamecodecommissie in november 2010 dat de Shameless campagne van Suit Supply niet in strijd is met de goede zeden. Lees het eerdere bericht hier. JEP oordeelde over precies dezelfde campagne anders in haar uitspraak van 13 januari 2011. Vier foto’s uit de campagne Suit Supply konden volgens JEP niet door de beugel. De vrouw werd daarop teveel als lustobject of als onderdanig aan de man afgebeeld. JEP oordeelde dat de reclame-uitingen: “stereotypen bestendigen die indruisen tegen de evolutie van de maatschappij en de waardigheid van de vrouw aantasten”. Lees de uitspraak van JEP hier.

De huidige campagne van banensite Autojobs.nl zou in België daarom wel eens minder gewaardeerd kunnen worden: