RB

Producten  

RB 1644

Migraine genezen of verhelpen wordt niet gesuggereerd

RCC 12 februari 2013, dossiernr. 2012/01144(B) (Advil Liquid Caps 400 tegen migraine)

In de televisiereclame van Advil wordt het volgende gezegd: “Migraine is geen griep. Want migraine is een ondraaglijke hoofdpijn. Daarom is er Advil Liquid Caps 400. Werkt twee keer sneller dan een normale ibuprofen tablet. Advil. Sterker dan pijn”. Volgens klager wordt gesuggereerd dat Advil Liquid Caps 400 migraine doet verhelpen.

Blijkens de samenvatting van de productkenmerken is AdvilLiquid Caps 400 geïndiceerd voor migraine en is in klinisch onderzoek aangetoond “dat ibuprofen 400 mg effectief is voor de verlichting van hoofdpijn bij migraineaanvallen(...)”. 

De bestreden uiting is voorzien van een KOAG-toelatingsnummer. Advil Liquid Caps 400 is een bij het CBG geregistreerd zelfzorggeneesmiddel. De commercial voldoet aan de geldende wet- en regelgeving in het algemeen en aan de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen in het bijzonder.

Het feit dat Advil Liquid Caps 400 in de bestreden uiting wordt aanbevolen bij migraine leidt niet tot het oordeel dat de uiting in strijd is met de NRC. Dat niet iedereen die lijdt aan migraine baat zal vinden bij het onderhavige middel, doet niet aan dit oordeel af. Overigens ligt in de uiting niet de suggestie besloten dat Advil Liquid Caps 400 migraine doet verhelpen of dat migraine daarmee valt te genezen. De Commissie wijst de klacht af.

De Keuringsraad heeft onder meer het volgende meegedeeld.
De bestreden uiting is op 14 mei 2012 voorzien van een KOAG-toelatingsnummer.
Advil Liquid Caps 400 is een bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) geregistreerd zelfzorggeneesmiddel. In de 1B1 tekst is migraine als indicatie vastgelegd.
De commercial voldoet aan de geldende wet- en regelgeving in het algemeen en aan de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen in het bijzonder.

Het oordeel van de Commissie
Voor zover de klacht moet worden opgevat in die zin dat (ten onrechte) de indruk wordt gewekt dat migraine een “hoofdpijntje is, dat met een simpel Advil tabletje valt te genezen”, acht de Commissie de klacht ongegrond, omdat in de uiting wordt gezegd: “Migraine is een ondraaglijke hoofdpijn”.
Voorts stelt de Commissie voorop dat de Keuringsraad KOAG/KAG heeft meegedeeld dat Advil Liquid Caps 400 een bij het CBG geregistreerd zelfzorggeneesmiddel is.
Blijkens de onderdelen 2, respectievelijk 4.1 en 5.1 van de door adverteerder overgelegde “SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN Advil Liquid Caps 400 RVG 28320” ofwel 1-B-1 tekst (de door het CBG goedgekeurde samenvatting van het registratiedossier):
-       bevat dit middel per capsule 400 mg ibuprofen;
-       is één van de “Therapeutische indicaties” van dit middel migraine en
-       is één van de “Farmacodynamische eigenschappen” van het middel dat ibuprofen 400 mg effectief is voor de verlichting van hoofdpijn bij migraineaanvallen.
Gelet op het bovenstaande leidt het feit dat Advil Liquid Caps 400 in de bestreden uiting wordt aanbevolen bij migraine niet tot het oordeel dat de uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code. Dat niet iedereen die lijdt aan migraine baat zal vinden bij het onderhavige middel, doet niet aan dit oordeel af.
Overigens ligt in de uiting niet de suggestie besloten dat Advil Liquid Caps 400 migraine doet verhelpen of dat migraine daarmee valt te genezen.
RB 1643

Cashback bij fabrikant is onjuist, althans dubbelzinnig

RCC 13 februari 2013, dossiernr. 2012/01118 (terug te vorderen bedrag, misco.nl)

Het betreft een reclame op de website www.misco.nl. In de reclame wordt een “Samsung N8010 Galaxy Note” aangeboden voor “€ 327,02 Excl. BTW** / € 395,69 Incl. BTW**”. De asterisken (**) verwijzen naar de volgende tekst, te lezen wanneer men naar beneden scrollt: “Prijs na geld-terug van fabrikant, getoond geld-terugbedrag is incl. BTW (…)”

Naar het oordeel van de Commissie wordt de indruk gewekt dat men het hier genoemde en afgebeelde apparaat kan bestellen voor de in de advertentie genoemde prijs van €395,69,-. Gebleken is echter dat men voor het bewuste apparaat €470,69 dient te betalen en dat men achteraf bij de fabrikant €75,- terug kan vorderen.

De Commissie is van oordeel dat de reclame gepaard gaat met onjuiste, althans dubbelzinnige informatie over de prijs. De gemiddelde consument kan ertoe gebracht worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk. De mededeling onderin de website leidt niet tot een ander oordeel. Hiermee is niet in één oogopslag duidelijk wat de werkelijk te betalen prijs is voor het apparaat.

De beslissing van de Commissie
Naast een afbeelding en genoemde specificaties van de Samsung Galaxy Note wordt de prijs € 327,02 Excl BTW / € 395,69 Incl. BTW genoemd. Direct hieronder staat, naast een knop met “MEER INFO” een knop met de tekst “BESTELLEN”.
 
Aldus wordt naar het oordeel van de Commissie de indruk gewekt dat men het hier genoemde en afgebeelde apparaat kan bestellen voor de in de advertentie genoemde prijs van € 395,69,-. Gebleken is echter dat men voor het bewuste apparaat € 470,69 dient te betalen en dat men achteraf bij de fabrikant € 75,- terug kan vorderen.
 
Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de reclame gepaard gaat met onjuiste, althans dubbelzinnige informatie over de prijs als bedoeld in artikel 8.2 onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Het is immers niet mogelijk om het betreffende product voor de genoemde prijs te bestellen. Voorts is de Commissie van oor­deel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De mededeling onderin de website leidt niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten of deze mededeling voldoende duidelijk leesbaar is, is hiermee niet in één oogopslag duidelijk wat de werkelijk te betalen prijs is voor het apparaat.
RB 1638

Wijn als licht verteerbaar aanduiden is gezondheidsclaim

HvJ EU 6 september 2012, zaak C-544/10 (Deutsches Weintor eG tegen Land Rheinland-Pfalz) - press release no 112/12

Het persbericht kopt: Wine may not be promoted as being ‘easily digestible’. Such a description, indicating reduced acidity levels, constitutes a health claim that is prohibited in relation to alcoholic beverages.

In steekwoorden: Prejudiciële verwijzing. Harmonisatie van wetgevingen. Volksgezondheid. Informatie en consumentenbescherming. Etikettering en presentatie van levensmiddelen. Begrippen ‚voedings‑’ en ‚gezondheidsclaims’. Verordening (EG) nr. 1924/2006. Omschrijving van wijn als ‚licht verteerbaar’. Vermelding van verlaagde zuurgraad – Dranken met alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent – Verbod op gezondheidsclaims – Handvest van grondrechten van Europese Unie. Artikel 15, lid 1 – Vrijheid van beroepsuitoefening. Artikel 16 Vrijheid van ondernemerschap. Verenigbaarheid.

Het hof van justitie verklaart voor recht:

1) Artikel 4, lid 3, eerste alinea, van verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings‑ en gezondheidsclaims voor levensmiddelen, zoals laatstelijk gewijzigd bij verordening (EU) nr. 116/2010 van de Commissie van 9 februari 2010, moet aldus worden uitgelegd dat de term „gezondheidsclaim” ook geldt voor een omschrijving als „licht verteerbaar” met de vermelding van het verlaagde gehalte aan door een groot aantal consumenten als nadelig ervaren stoffen.

2)      Het bij verordening nr. 1924/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 116/2010, aan wijnproducenten of ‑handelaren zonder uitzondering opgelegde verbod om een claim als aan de orde in het hoofdgeding te gebruiken, ook wanneer deze claim op zich juist is, is verenigbaar met artikel 6, lid 1, eerste alinea, VEU.

Vragen:
1)    Vereist een gezondheidsclaim in de zin van artikel 4, lid 3, eerste volzin, juncto artikel 2, lid 2, punt 5, of van artikel 10, lid 3, van verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen1, zoals nadien gewijzigd bij verordening (EU) nr. 116/2010 van de Commissie van 9 februari 20102, een heilzaam nutritioneel of fysiologisch effect dat een duurzame verbetering van de lichamelijke conditie beoogt, of volstaat ook een voorbijgaand effect dat zich in het bijzonder beperkt tot de duur van de consumptie en de vertering van het levensmiddel?

2)    Wanneer reeds de bewering van een voorbijgaand effect een gezondheidsclaim kan inhouden:
Is het dan voldoende voor de vooronderstelling dat een dergelijke werking verband houdt met de afwezigheid of de verlaagde hoeveelheid van een stof in de zin van artikel 5, lid 1, sub a, juncto punt 15 van de considerans, wanneer met de claim enkel wordt beweerd dat een van dit soort levensmiddelen in het algemeen uitgaand en vaak als nadelig ervaren effect in het concrete geval gering is?

3)    Bij bevestigende beantwoording van de tweede vraag:
Is het verenigbaar met artikel 6, lid 1, eerste alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie in de versie van 13 december 20073 juncto artikel 15, lid 1 (vrijheid van beroep) en artikel 16 (vrijheid van ondernemerschap) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de versie van 12 december 2007 (PB C 303, blz. 1) om een producent of een handelaar van wijn zonder uitzondering te verbieden reclame te maken met een gezondheidsclaim als die waar het in deze zaak om gaat, voor zover deze claim juist is?

RB 1630

Hoofdprijs te winnen door boek te bestellen

CvB 19 februari 2013, dossiernr. 2012/00811 (Kans op hoofdprijs)

Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en wijst de klacht alsnog af.

Om mee te mogen dingen naar de, in de geadresseerde mailing, genoemde hoofdprijs van € 100.000,-, dient men een retourformulier terug te sturen. Dat men door middel van dit formulier tevens een boek bestelt, wordt pas achterop de brief vermeld. In hoofdletters wordt meegedeeld dat de ontvanger van de brief is uitgekozen voor deelname aan de hoofdprijs. Klager stelt: “Voordat je het weet zit je dus ergens aan vast.” De Commissie acht de reclame-uiting, in de beslissing van 12 november 2012, misleidend en daarmee oneerlijk.

De vraag of de Commissie de uiting terecht misleidend heeft geacht, is aan de orde. In verband daarmee dient te worden beoordeeld of voor de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument voldoende duidelijk uit de uiting blijkt dat inzending van het deelnamebewijs met betrekking tot de in de uiting bedoelde promotionele kansspelen tevens impliceert dat men het boek “Voeding die baat, voeding die schaadt” bestelt.

Met betrekking tot de begeleidende brief constateert het College dat op de voorzijde van deze brief uitdrukkelijk en ook uitsluitend de aandacht wordt gevestigd op de mogelijkheid een “hoofdprijs” van € 100.000,- te winnen. Het College acht het aannemelijk dat de gecombineerde promotionele kansspelen de meeste aandacht van de consument zullen trekken. Anderzijds kan niet worden voorbijgegaan aan het feit dat op de achterzijde van de begeleidende brief uitdrukkelijk staat dat de promotionele actie verband houdt met het boek “Voeding die baat, voeding die schaadt”. De inhoud van het boek wordt uitvoerig toegelicht in de opvallende flyer. De uiting dient op grond van informatie in de flyer en de overige inhoud van de uiting tevens als een uitnodiging tot aankoop van dit boek te worden aangemerkt. Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en wijst de klacht alsnog af.

Al deze genoemde aspecten tegen elkaar afwegend, oordeelt het College dat uit het geheel van de uiting voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk blijkt dat inzending van het deelnamebewijs meebrengt dat men tevens bedoeld boek bestelt. Het College komt derhalve tot een ander oordeel dan de Commissie. Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en wijst de klacht alsnog af.
RB 1625

Op de posters deugt de verhouding met kleiner lettertype niet

Vzr. Rechtbank Den Haag 30 januari 2013, LJN BZ1486 (Lebara tegen Vectone Mobile)

Reclamerecht. Maatman. Misleidende en ongeoorloofd misleidende reclame ter zake van internationale pre-paid mobiele telefoniediensten. Rectificatie.

Lebara en Vectone zijn telecommunicatiebedrijven. Zij bieden pre-paid mobiele telefoniediensten aan, waarbij hun doelgroep bestaat uit consumenten die veelvuldig internationale telefoongesprekken voeren.

Vectone vergelijkt op haar 'vergelijkingswebpagina' en posters de door haar label "Delight Mobile" gehanteerde tarieven met die van andere aanbieders, waaronder Lebara, Lyca en Ortel. In haar reclame-uitingen stelt Vectone onder andere dat zij "De beste prepaid aanbieding van Nederland" en/of "één van de laagste internationale tarieven van Nederland" aanbiedt. Voor de beslissing op die vorderingen zijn enkel van belang de laatste reclame-uitingen van Vectone. Daarvan uitgaande kunnen de 'oude' reclame-uitingen van Vectone toewijzing van de vorderingen van Lebara niet rechtvaardigen.

Vectone wordt niet gevolgd in haar stelling dat in de onderhavige kwestie niet de 'gemiddelde' consument als toetsingsmaatstaf mag worden gehanteerd, maar dat enkel rekening moet worden gehouden met de specifieke doelgroep, namelijk consumenten die veelvuldig internationale telefoongesprekken voeren en die veel ervaring heeft met internationaal bellen, bekend is met alle marketingstrategieën van de aanbieders en aan een half woord genoeg heeft en zich dus niet laat misleiden door het weglaten van een bepaald element.

Vectone wordt niet gevolgd voor zover zij stelt niet gehouden te zijn om het starttarief te vermelden. Lebara wordt niet gevolgd in de stelling dat de gehanteerde afrekenmethode vermeld dient te worden, omdat alle aanbieders dezelfde afrekenmethode van (naar bovenvafgeronde) hele minuten hanteren.

Weliswaar is gebruikelijk en tot op zekere hoogte ook toelaatbaar dat voor de tekst van een disclaimer een kleiner lettertype wordt gebruikt dan voor de (wervende) hoofdtekst, maar op de posters deugt de verhouding in dat opzicht niet. Niet kan worden uitgesloten dat derden, die ooit in het bezit zijn gesteld van posters en waarover geen controle meer uitgeoefend kan worden, verouderde ('rondzwervende') posters niet verwijderen. Aangenomen moet worden dat ook andere aanbieders, waaronder Lebara, daarmee worden geconfronteerd.

De toegewezen vorderingen impliceren immers dat Vectone gehouden is alle reclamematerialen die daarmee in strijd zijn te (laten) verwijderen, voor zover dat redelijkerwijs binnen haar bereik ligt (zie onder 3.21). Plaatsing van een rectificatie acht de voorzieningenrechter in de gegeven omstandigheden proportioneel, mede waar de vordering van Lebara niet verder strekt dan plaatsing op de homepage van Vectone gedurende veertien dagen.

Starttarief (i)
3.11. Vectone kan niet worden gevolgd voor zover zij stelt dat zij op grond van het bepaalde in artikel 194a lid 2 onder c BW niet gehouden was om het starttarief te vermelden omdat die bepaling toestaat dat slechts "een of meer wezenlijke, relevante, controleerbare en representatieve kenmerken" met elkaar worden vergeleken. Onder 'kenmerken' moeten worden verstaan aspecten als kwaliteit en prijs, welk laatste voorbeeld ook uitdrukkelijk wordt aangehaald in de onderhavige bepaling. Daaronder kunnen niet worden begrepen onderdelen die medebepalend zijn voor het betreffende kenmerk. Zoals hiervoor - onder 3.4 - al overwogen moeten de vergeleken gegevens, (in casu: de gesprekskosten) juist en volledig worden vermeld, opdat de consument een goede afweging kan maken alvorens hij zijn keus bepaalt.


Afrekenmethode (ii)

3.14. Lebara kan daarin echter niet worden gevolgd. Zowel Vectone als de 'vergeleken' aanbieders hanteren dezelfde afrekenmethode, in die zin dat zij de beltijd (naar boven) afronden naar hele minuten. Voorts geeft Vectone op de door haar verspreide posters duidelijk aan dat daarop de tarieven per minuut staan vermeld. Verder is van belang dat Vectone op de zitting heeft gesteld dat die methode ('afrekenen per minuut') standaard is in de hier aan de orde zijnde markt; volgens haar rekent iedere aanbieder van prepaid mobiele telefoondiensten voor internationaal bellen af per minuut. (...) Kortom, het maakt niet uit of de methode wel of niet wordt aangegeven.


Bruto-nettotariefstructuur van Lebara (iii)

3.19. Met betrekking tot de disclaimer op de - meest recente - 'vergelijkende' posters van Vectone (producties 22, 23 en 24 van Lebara), moet worden geconcludeerd dat, behoudens voor wat betreft de asterisk, niet is voldaan aan voormelde eis. Weliswaar is gebruikelijk en tot op zekere hoogte ook toelaatbaar dat voor de tekst van een disclaimer een kleiner lettertype wordt gebruikt dan voor de (wervende) hoofdtekst, maar op de posters deugt de verhouding in dat opzicht niet. Voor de disclaimer is een dermate klein lettertype gebruikt, dat de tekst ervan wegvalt in het geheel van de overige, wel in het oog springende, mededelingen op de posters en als gevolg daarvan niet wordt opgemerkt door de gemiddelde consument. Daarmee zijn de posters misleidend en ongeoorloofd vergelijkend. De disclaimers dienen minimaal te worden opgesteld met een lettertype als thans wordt gebruikt voor de direct boven de disclaimers opgenomen mededeling.


Verouderde posters (iv)

3.21. Lebara verwijt Vectone dat deze er een gewoonte van maakt dat zij - kort na het verspreiden van nieuwe posters - haar tarieven wijzigt/verhoogt, waarna zij die (verouderde) posters, waarop dus foutieve tarieven staan vermeld, bewust laat hangen. Vectone heeft een en ander gemotiveerd besteden, zodat - mede gelet op het beperkte karakter van een procedure als de onderhavige - van de juistheid van die stelling van Lebara niet kan worden uitgegaan. Daarvoor is nader onderzoek nodig, waarvoor in een kort geding geen plaats is. Overigens kan Vectone niet in alle gevallen worden verweten dat verouderde posters blijven hangen. Niet kan worden uitgesloten immers dat derden, die ooit in het bezit zijn gesteld van posters van Vectone en waarover Vectone geen controle kan uitoefenen, verouderde ('rondzwervende') posters niet verwijderen. Aangenomen moet worden dat ook andere aanbieders, waaronder Lebara, daarmee worden geconfronteerd.

RB 1623

Naadloze internetdekking in andere landen

RCC 31 januari 2013, dossiernr. 2012/01078 (droam naadloze dekking)

Naadloze dekking van internet. Garantie. Dekking in andere landen afhankelijk van gekozen carrier.

Het betreft een uiting op https://www.droam.nl/dekking. Daarin staat onder het kopje: “Dekking van Droam1000” onder meer: “Droam1000 garandeert naadloze dekking in de onderstaande landen”. Omdat naadloze dekking wordt gegarandeerd, huurde klaagster een Droam ten behoeve van internet tijdens haar reis naar Engeland. Daar bleek het apparaat geen internet te leveren, behalve hoog op een berg.

Verweer: “Naadloos” moet in dit geval, en zo wordt het door iedereen begrepen, worden gelezen als werkend van land tot land, zonder instellingen of sims te moeten wijzigen. Dat is ook waarin het product zich onderscheidt van wat iedereen zelf kan, namelijk voor elk van de bewuste landen een aparte sim “regelen”. Bovendien is iedereen afhankelijk van de dekking van de gekozen carrier. Verweerder werkt in ieder land met meer carriers, om de dekking te optimaliseren. In geen enkele uiting garandeert verweerder bruikbaarheid of dekking op elke vierkante meter of in ieder gebouw. 

Naar het oordeel van de Commissie kan door de volzin “Droam1000 garandeert naadloze dekking in de onderstaande landen” bij de gemiddelde consument gemakkelijk de indruk ontstaan dat Droam1000 in de betreffende landen overal dekking biedt. Die indruk is onjuist omdat, zoals bij verweer meegedeeld, een mobiel netwerk nooit overal dekking biedt en men afhankelijk is van de dekking van de gekozen carrier.

Volgens verweerder wordt met “naadloze dekking” bedoeld dat Droam1000 werkt “van land tot land, zonder instellingen of sims te moeten wijzigen”. Nu deze betekenis van “naadloze dekking” niet uit de uiting valt op te maken, acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1622

Email is een uiting van de redactie

RCC 31 januari 2013, dossiernr. 2012/01079-I (Nutricia op wij.nl)

Email is een uiting van de redactie en geen ontoelaatbare reclame voor volledige zuigelingenvoeding.

Het betreft een op 7 november 2012 aan klaagster verzonden e-mail afkomstig van “WIJ.nl Baby Info (...)” met de aanhef: “Borstvoeding afbouwen, ben jij er aan toe?”. Daarin staat onder het kopje “Van borst naar fles” een foto van een baby die de fles krijgt en de tekst: "“Vind je het welletjes met de borstvoeding? Omdat het niet goed lukt…of omdat je na al die maanden je lichaam terug wilt? Lees de tips om af te bouwen. Bij flesvoeding krijg je te maken met de keuze van de melk (gewoon of hypoallergeen), soort speen en de beste manier om de voeding te bereiden. Zo bouw je af”.

Klaagster stoort zich aan het volgende:
- de toon van het bericht; alsof de geadresseerde er wel aan toe zou moeten zijn om te stoppen met borstvoeding;
- de foto van een jonge baby die de fles krijgt;
- de reclames van Nutricia op wij.nl, naast de adviezen over het afbouwen van borstvoeding en
- het feit dat ook moeders in klaagsters omgeving met een baby jonger dan 6 maanden de onderhavige nieuwsbrief per mail hebben gekregen.

Naar het oordeel van de Commissie betreft de e-mail, daaronder begrepen de foto van  een baby jonger dan 6 maanden die de fles krijgt, een uiting van de redactie van verweerder sub 2, die niet kan worden aangemerkt als (ontoelaatbare) reclame voor volledige zuigelingenvoeding. De Commissie overweegt daartoe het volgende.

1. In de e-mail wordt het gebruik van volledige zuigelingenvoeding niet met zoveel woorden aangeprezen.
2. Dat één van de pagina’s op de website wij.nl, waarnaar de in de e-mail opgenomen link “Lees de tips om af te bouwen” leidt, een reclame voor Olvarit zou bevatten, en/of dat - naar is komen vast te staan - die pagina een banner van Nutricia bevat, eindigend met de tekst “vraag onze voedingskundige”), betekent niet dat aldus reclame voor volledige zuigelingenvoeding wordt gemaakt. De banner, die volgens verweerder sub 1 verwijst naar de website “Nutriciavoorjou.nl”, toont afwisselend verschillende afbeeldingen en de bijbehorende respectievelijke beginteksten: “Hoe help ik Floris de nacht doorslapen”, “Eet en drinkt mijn Jelle wel genoeg?” en “Wij, de voedingskundigen van Nutricia zijn er voor jou!”. Specifieke Nutricia producten worden in de banner niet genoemd.
Voor zover de banner als een indirecte aanprijzing van Nutricia producten kan worden aangemerkt, en men deze banner ziet in het kader van de e-mail van de redactie van verweerder sub 2, betreffende onder meer tips om borstvoeding af te bouwen, kan weliswaar een verband worden gelegd tussen het afbouwen van borstvoeding en volledige zuigelingenvoeding van Nutricia, maar dit enkele verband betekent nog niet dat door (één van beide) verweerders volledige zuigelingenvoeding wordt aangeprezen.
(...)
De Commissie wijst de klacht af.
RB 1617

Laagste prijsgarantie, een wassen neus

RCC 8 februari 2013, dossiernr. 2013/00018 (Laagste prijsgarrantie BelCompany)

Betreft de mededeling op de website www.belcompany.nl zijnde 'Wij bieden in onze winkels de laagste prijsgarantie voor alle mobiele telefoons en tablets.' Klager acht de laagste prijsgarantie een wassen neus. Het bedrag ad € 849 dat klager op 28 september 2012 voor de iPhone5 heeft betaald bij BelCompany, blijkt € 90 hoger te zijn dan de door Apple (vóór de btw-verhoging) gehanteerde adviesprijs.

Als erkent is komen vast te staan dat de bestreden uiting pas eind september 2012 van internet is verwijderd. Het feit dat de niet meer gehanteerde laagsteprijsgarantie nog via de website zichtbaar was, moet voor rekening van adverteerder komen. De Commissie acht de uiting misleidend. Ten overvloede overweegt de Commissie dat zij de bestreden uiting, indien de aangeboden garantie nog wel gold, eveneens misleidend zou achten. Er is sprake van het te laat verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen.

Naar het oordeel van de Commissie betreft deze voorwaarde essentiële informatie waarover de consument tijdig moet worden geïnformeerd teneinde te voorkomen dat bij hem onjuiste verwachtingen worden gewekt en hij als gevolg daarvan een besluit over een transactie kan nemen dat hij niet zou hebben genomen indien deze essentiële informatie tijdig aan hem zou zijn verstrekt. De algemene verwijzing “Vraag de medewerkers in de winkels naar de voorwaarden” die in een van de door klager overgelegde uitingen is opgenomen, betekent niet dat de gemiddelde consument in die uiting tijdig is gewezen op het bestaan van genoemde belangrijke voorwaarde om aanspraak te kunnen maken op de laagsteprijsgarantie.

RB 1612

BGH over Zitatwahrheit van wetenschappelijk kennis voor Insuline-reclame

BGH 6 februari 2013, I ZR 62/11 (Basisinsulin mit Gewichtsvorteil) , persbericht nr. 22/2013 - uitspraak opvraagbaar

The Gift of LifeUit 't (Duits vertaald) persbericht: Partijen zijn distributeurs van medicijnen voor de behandeling van diabetes Mellitus. Het medicijn van eiser bevat de werkzame stof Insulineglargine, het medicijn van gedaagde heeft als bestanddeel de werkzame stof Insulinedetemir. Volgens eiser heeft gedaagde in een reclame folder een reclame-uiting geplaatst waarin zij stellen dat hun geneesmiddel, met mede de werkzame stof van eiser, tot een lagere gewichtstoename kan leiden. Een deel van de klacht richt zich op de specifieke studie waarop de reclameboodschap steunt. Eiser is van mening dat de studieresultaten waarop de gedaagde zich beroept onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn.

Het Landgericht Berlijn heeft de klacht afgewezen. In hoger beroep bij het Bundesgerichtshof is de zaak deels afgewezen en voor het overige terugverwezen.

Het Bundesgerichtshof oordeelt dat de reclame in zekere mate misleidend is. De onderliggende studieresultaten zouden alleen zinvol zijn indien zij uitgevoerd zouden worden volgens de regels en principes van wetenschappelijk onderzoek en evaluatie. Op het gebied van gezondheidsgerelateerde reclame is de reclame alleen toegestaan als het voldoet aan een gedegen wetenschappelijke onderbouwing. Van misleiding is echter sprake wanneer de eiser stelt en bewijst dat nieuw wetenschappelijk bewijs beschikbaar is die de wetenschappelijk gronden welke de uiting ondersteunen tegenspreken.

Der Bundesgerichtshof hat angenommen, dass insoweit eine Irreführung unter dem Gesichtspunkt des Verstoßes gegen den Grundsatz der "Zitatwahrheit" in Betracht kommt. Danach sind Studienergebnisse, die in der Werbung oder im Prozess als Beleg einer gesundheitsbezogenen Aussage angeführt werden, grundsätzlich nur dann hinreichend aussagekräftig, wenn sie nach den anerkannten Regeln und Grundsätzen wissenschaftlicher Forschung durchgeführt und ausgewertet wurden. Dafür ist im Regelfall erforderlich, dass eine randomisierte, placebokontrollierte Doppelblindstudie mit einer adäquaten statistischen Auswertung vorliegt, die durch die Veröffentlichung in den Diskussionsprozess der Fachwelt einbezogen worden ist. Ob auch - wie im Streitfall - nachträglich anhand vorliegender Studiendaten im Rahmen einer sogenannten Subgruppenanalyse oder im Wege der Zusammenfassung mehrerer wissenschaftlichen Untersuchungen (Metaanalyse) erstellten Studien eine Werbeaussage tragen können, hängt von den Umständen des Einzelfalls ab. Dabei kommt es für die Frage der Irreführung neben der Einhaltung der für diese Studien geltenden wissenschaftlichen Regeln vor allem darauf an, ob der Verkehr in der Werbung hinreichend deutlich auf die Besonderheiten der Art, Durchführung oder Auswertung dieser Studie und gegebenenfalls die in der Studie selbst gemachten Einschränkungen im Hinblick auf die Validität und Bedeutung der gefundenen Ergebnisse hingewiesen und ihm damit die nur eingeschränkte wissenschaftliche Aussagekraft der Studie vor Augen geführt wird. Solche aufklärenden Hinweise enthält die beanstandete Werbung nicht, obwohl die in Bezug genommene Studie Anlass dazu gegeben hat.

Dagegen ist die ohne konkreten Bezug zu der Studie aufgestellte Behauptung eines Gewichtsvorteils im Streitfall rechtlich nicht zu beanstanden, weil sich ein solcher Vorteil - genauer: eine geringere Gewichtszunahme - nach den rechtsfehlerfreien Feststellungen des Kammergerichts im Streitfall aus der arzneimittelrechtlichen Zulassung und der Fachinformation entnehmen lässt. Zwar gilt für Angaben mit fachlichen Aussagen auf dem Gebiet der gesundheitsbezogenen Werbung nach dem im Heilmittelwerberecht maßgebenden Strengeprinzip generell, dass die Werbung nur zulässig ist, wenn sie gesicherter wissenschaftlicher Erkenntnis entspricht. Grundsätzlich kann sich aber - so der Bundesgerichtshof - ein Werbender zum wissenschaftlichen Nachweis der Richtigkeit seiner Werbebehauptung auf den Inhalt der Zulassung und der Fachinformation berufen, weil diese Unterlagen Gegenstand der Überprüfung durch die Zulassungsbehörde sind. Eine Irreführung kommt aber dann in Betracht, wenn der Kläger darlegt und erforderlichenfalls beweist, dass neuere, erst nach dem Zulassungszeitpunkt bekanntgewordene oder der Zulassungsbehörde bei der Zulassungsentscheidung sonst nicht zugängliche wissenschaftliche Erkenntnisse vorliegen, die gegen die wissenschaftliche Tragfähigkeit der durch die Zulassung belegten Aussagen sprechen. Da die Klägerin nichts zu solchen Erkenntnissen vorgetragen hatte, war die Klageabweisung insofern zu Recht erfolgt.

RB 1610

Antwoorden kamervragen over misleidende reclame voor kansspelen

Antwoord op vragen van het lid Mei Li Vos over misleidende reclame voor kansspelen, Aanhangsel Handelingen II, 2012/13, nr. 1140.

3 en 4. Voldoet de reclame-uiting van de Vriendenloterij en de daarbij behorende kraskaart aan de bepalingen uit het derde lid van artikel 4a  en voldoet de genoemde reclame-uiting aan de bepalingen uit het lid 4 van artikel 4a, in het bijzonder dat reclame misleidend wordt geacht als de indruk wordt gewekt dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen of als de indruk wordt gewekt dat de consument door het verrichten van een bepaalde handeling een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen terwijl daarop slechts een kans bestaat?

De Wet op de kansspelen (Wok) vereist dat wervings- en reclameactiviteiten van kansspelaanbieders op zorgvuldige en evenwichtige wijze worden vormgegeven. De kansspelautoriteit (ksa) houdt toezicht op de naleving van de Wok. Desgevraagd laat de kansspelautoriteit mij weten geen mededeling te doen over individuele zaken, behalve wanneer bijvoorbeeld sprake is van een openbaar sanctiebesluit. De ksa heeft mij daarnaast laten weten voornemens te zijn met alle vergunninghouders in gesprek te gaan over de wijze van reclame-uitingen in het licht van artikel 4a van de Wok.

7. Deelt u de mening dat, aangezien het vijfde lid van artikel 4a slechts de mogelijkheid en niet de plicht tot nadere uitwerking van de wettelijke regels ten aanzien van gokreclame biedt, het uitblijven van die uitwerking de handhaving van de wet niet in de weg mag staan? Zo nee, waarom niet? Wanneer treedt het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in werking?

Ik deel de mening dat wetgeving te allen tijde gehandhaafd dient te worden. Het Ontwerpbesluit Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is ter advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State gezonden. De beoogde datum van inwerkingtreding van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is 1 juli 2013. Gezien de bijzondere risico’s die aan kansspelen zijn verbonden acht ik het van groot belang dat moet worden voorkomen dat met wervings- en reclame activiteiten de algemene deelneming aan kansspelen wordt gestimuleerd of, in het bijzonder, dat wordt aangezet tot onmatige deelneming.